Ydelheyt des werelts
(1645)–Adriaen Poirters– Auteursrechtvrij
[pagina 122]
| |
[pagina 123]
| |
KOmt Philothea gheestigh Kindt,
Hier is wat dat u leven diendt;
Hier is een cort, een nut bescheydt,
Een lesse voor de Ydelheydt;
Hier is den Spieghel voor de Jeught,
Hier is den Leyds-man tot de Deught.
Ghy siet hier dees Colomme staen,
Met Roeyen, en met Gheessels aen,
En dwers een Riet daer op ghestelt,
Dat haelt het Cruys op met gheweldt:
En als dit onder wordt ghedruckt,
Dan wordt het riet oock neer gheruckt.
En midden op het draye-ghetouw
Daer loopt de Wereldt wildt en rouw,
De Liefde heef-se onder-handt,
En draeyt-se af van alle kant;
Al watter op oneffen staet,
Al watter buyten Chreven gaet,
Al watter is te bont, en grof,
Oft in't faitsoen, oft inde stof,
Al wat-men uyt een Loterij,
Oft uyt de Fransche Kremerij,
Al wat-men haelden uyt Parijs,
Godt gheve voor wat gheldt, oft prijs:
Waer mé-men à la Mode gaet,
En M'Iffrouw mé te proncken staet;
Dit wordt hier t'samen af-ghesnoeyt,
En watter was te wildt ghegroeyt:
Soo dat-men hier niet meer en acht
Dat eerstmael was den meesten pracht.
O Philothea gheestigh Kindt,
Siet eens hoe dat u Godt bemindt?
En wat hy voor u heeft ghedaen,
En soudt ghy dan noch wereldtsch gaen?
| |
[pagina 124]
| |
Neen, neen, leght af den sijden rock,
En bindt eens in de ydel lock,
Als ghy soo siet hier uwen Heer,
Dan is't gheen tijdt van proncken meer.
|
|