Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Iesu
(1640)–Adriaen Poirters– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |||||
Ga naar margenoot+MIjnen winckel staet hier open,
Offer iemandt iet wou kopen,
Offer een Doctoren brief
Hier quam soecken sijn gherief.
VVant al wat dees Heeren schrijuen,
Moet ick hier gheduerigh vrijuen,
En ick stamp heel uren lanck
Dickwils maer om eenen dranck.
| |||||
[pagina 263]
| |||||
Qualijck heefter iemandt quaelen,
Of hy komt mijn droghen haelen:
VVie mijn apoteeck bekijckt,
Vindt terstondt dat hem ghelijckt.
VVant ghy siet, ick hebb' met hopen
Kruyden, saluen en siropen,
VVortels, poeyers, specery,
Twintigh doosen op een ry.
En dan heb ick mijn conseruen,
Qualijck doense diese deruen;
Hier haelt een benauwde borst
Goey tisanen voor den dorst:
Besuar-steen, soo sy hem heeten,
Die doet het fenijn uytsweeten,
En triakel, mithridaet,
Somma, troost voor alle quaet.
Kortsen, teeringh, water-suchten,
Moeten door haer krachten vluchten;
Iae ick drijf de sieckten af,
Schoon ghy hadt een voet in't graf.
Doch al kan ick 'tlichaem heelen,
Dickwils sou het hert noch queelen,
Datmen gheenen winckel vondt
Daermen sielen maeckt ghesondt.
Dan, Godt lof, daer zijn Doctoren,
Die eerst onsen pols gaen sporen,
En nae dat de quaelen zijn
Schicken sy hun medecijn.
Heeft Loiola niet ghenesen
Die een ander had verwesen?
Soo dan hebdy pijn oft wee,
Brenght hier uwen Recipe.
|
|