Korte en zakelijke beschrijvinge van de Colonie van Zuriname
(1763)–Thomas Pistorius– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Art. I.HEt eerste en voornaamste daar men voor te zorgenGa naar margenoot+ heeft, is, dat men altoos de Plantagie, na maate de veelheid der monden, rykelyk voorzien moet van het nodige voedzel, en wel inzonderheid van Teyer, Banannen, Cassave, &c. Dit is niet alleen de behoudenisse van de Plantagie, maar strekt teffens tot groot voordeel van dezelve; aangezien, wanneer men geen gebrek van Spyze heeft, en het Arbeids-volk en Slaven hun behoorlyk voedzel erlangen, men ook met regt van dezelve eischen kan eene vlytige arbeid; daar men anders, in tegendeel, niets als groot verdriet en moeilykheid te wagten heeft, waar door niet zelden de Plantagie, zoo al niet geruïneerd, ten minste groot nadeel word toegebragt. | |
Art. II.Niet minder strekt tot welzyn van de Plantagie, en totGa naar margenoot+ handhavinge van de goede ruste, dat men in 't regeeren van Slaven geen blykbaare verkiezinge maakt, met den een | |
[pagina 90]
| |
boven den anderen te trekken of te begunstigen; of met den onnozelen te onderdrukken, en haar daar door den moed te beneemen: wil men egter den een of den anderen, wegens zyne getrouwheid, vlyt en naarstigheid, eenigzins beloonen, om hem daar door in zyn loffelyk gedrag te meer aan te moedigen, men draage zorge dat zulks geschiede, zonder dat het van de andere gemerkt word, om alle jaloesie en de daar uit spruitende twist en groote moeilykheid voor te komen. | |
Art. III.Ga naar margenoot+Het kwaad doen diend men al zoo min ongestraft, als het goed doen onbeloond te laaten; doch hier in moet men minder streng, dan genadig te werk gaan, en de straf niet boven de schuld verzwaaren, nog de tuchtiging in den eersten toorn verrigten; liever, na maate het de omstandigheden dulden, en den inborst van den schuldigen, of goed, of kwaad is, pardon verleenen; waar door men vaak bespeurd heeft, dat 'er meer ten goede is uitgewerkt, dan door de oeffeninge van straffe. Echter dient men ook vooral zorg te dragen, dat de Zwarte Officiers de hand boven het hoofd gehouden, en zy in haar Caracter gemaintineerd worden; op dat haar de kwaadaartige niet overbluffen, nog haar gezag min achten; waar door niets anders als veragteringe in den arbeid, tot groot nadeel van den Planter, kan voortspruiten. | |
Art. IV.Ga naar margenoot+Niet alleen vordert het de Christelyke Liefde-, maar ook de Burgerlyke Zeede-Wet, zelfs onze vyanden, in nood en ziekte by te staan, en, zoo veel ons vermogen eenigzins toelaat, de nodige verkwikkingen en ondersteuninge | |
[pagina 91]
| |
toe te brengen; hoe veel te meer is men daar toe verpligt aan hen, die, door hunnen dienst en arbeid, onze inkomsten en vermogens tragten te vermeerderen: des is 't de pligt van hun, die de directie over de Slaven is toevertrouwt, deeze elendelingen, wanneer zy ziek, of buiten staat zyn van eenige dienstbaarheid meer te kunnen verrigten, hen met een liefderyk harte te ondersteunen, opte passen, en van het nodige zoo tot verkwikkinge, als herstellinge van de gezondheid te bezorgen; ten minste dit is zeeker, dat in de Slaven, die op deeze vriendelyke wyze, dus van haare Meesters behandelt worden, een groote genegenheid ontstaan moet, om, by herstellinge, het zelve met hunne trouw, iever en naarstigheid, dankbaarlyk te beantwoorden. Al het welke ook plaats vind in een meer genegene behandelinge, als mishandelinge van hunne Kinderen. | |
Art. V.In tyd, 't zy van openbaare en algemeene, of van ee-Ga naar margenoot+ne alleen aan één Plantagie bepaalde en byzondere vreugde-bedryf, wagte men zig wel, aan geen Slaven, vooral niet aan de zulke die met een kwaaden dronk behebt zyn, direct of indirect eenige de minste ordre te geeven, aangezien dezelve, buiten en behalve dat ze doorgaans een on verstandig volk zyn, inzonderheid in zulk een tyd, zoo veel verkeerdheden en baldadigheden bedryven, dat men wel naauwkeurig heeft toe te zien, dezelve door een zagt lyntje, aan de paalen hunner verpligtinge te verbinden, zoo men anders zelfs geen oorzaak zyn wil, van veel moeilykheid, twist, oneenigheid, ja zelfs moord en doodslag, dat niet zelden het ruïn van de geheele Plantagie heeft na zig gesleept; des dient men, in deeze omstandigheid zeer voorzigtig te werk te gaan, en liever de Officiers en Bestierders van dezelve, als mede de verstandig- | |
[pagina 92]
| |
ste onder hen, door kleine presentjes of beloften van bevordering, voor die tyd van den drank af te houden, om des te beeter in staat te zyn, de meenigte, met een goed voorbeeld voor te gaan en in den toom te houden. | |
Art. VI.Ga naar margenoot+Om 's Meesters voordeel te behartigen, is 't ook de pligt van hen, die daar toe gesteld zyn, trouwhartiglyk zorg te dragen, dat de Slaven die zig door houwen; stooten of kappen bezeerd hebben, zorgvuldig verbonden en geneezen worden. Niet minder hen die de Been-Ziekten hebben, welke veroorzaakt word, door levendige Wormen die door de Toonen in de Voeten kruipen, waar door de Slaven Malinkers worden, en buiten staat geraken, om hun werk naa behooren te verrigten; (eene Ziekte in Europa onbekend;) door eene, des kundige hand, de Worm daar uit te laten haalen, en aan de Slaven vergunnen dat ze eenigen tyd met haare voeten in Lemmetjes-Water, waarin zout gedaan is, zitten mogen, dat eene spoedige herstellinge te weege brengt. Immers zal ieder een met my toestemmen, zoo hy niet de onredelykheid zelve is, dat men met geen reede, van een geblesseerde of verminkte, het zelve werk als van een gezonden eischen kan; dus dient men vooral zorg te dragen, dat door eene spoedige te hulpkominge, in beide bovengenoemde gevallen, 's Planters Intrest niet benadeeld word. | |
Art. VII.Ga naar margenoot+Den Zwarte Officier, wiens post het is, op den arbeid der Slaven te letten, moet, zal hy aan zyn pligt voldoen, naauwkeurig acht geeven op den arbeid der Slaven; de luie en vuile, die na geen woorden luisteren willen, | |
[pagina 93]
| |
door gestrenger middelen, tot een vlytiger arbeid aanzetten; en vooral niet dulden, dat dezelve zig, uit luiheid, zelfs verwaarlozen, en in haar vuil en drek verstinken, waar uit telkens Ziektens ontstaan, die niet anders, als tot groot nadeel van de Planters strekken. | |
Art. VIII.Na rato het getal der Slaven, en het andere noodige arbeidsvolk, moet men altoos bezorgen, de veelheid enGa naar margenoot+ verscheidenheid der Medicynen; als mede de Zalven, Balzemen, en wat verder van noden zyn mag, om de Zieken te herstellen, en de gewonden te geneezen: aangezien, wanneer men zulks verzuimt, en eerst de Medicamenten, Zalven enz. van elders moet gaan haalen, 't niet zelden gebeurt, dat daar door de Ziekte te veel in het bloed geraakt, of de Wonden verouderen, waar door de herstelling bezwaarlyk gemaakt, en de geneezinge vertraagt word. | |
Art. IX.Ook zal men dienen zorg te dragen dat de Slaven voor-Ga naar margenoot+zien zyn, van goede, digte, warme en bekwaame Huizen, op datze niet door koude en ongemakken, komen ziek te worden, en buiten staat geraken, hun's Meesters Intrest, door hunne arbeid, te bevorderen. | |
Art. X.Hoe nodig het is, dat de Plantagien altoos wel voor-Ga naar margenoot+zien zyn van Paarden, Hoorn-Vee, Verkens, Schaapen, Kabrieten, enz. zullen die best weeten, die zig vaak de schaarsheid daarvan beklagen. Des is 't de pligt, van hen die zulks is toevertrouwt, behoorlyk en | |
[pagina 94]
| |
zoo veel als 't hem moogelyk is, naauwkeurig toe te zien, dat dit noodzakelyke Vee, door ziekte en ongemakken niet verwaarloosd wordt; dat 'er een goede kweek van dezelve word aangelegt en onderhouden, en 'er de ruimte van voor handen is; om 'er eensdeels ter verrigtinge van het noodige werk geen gebrek aan te hebben, en om anderendeels niet genoodzaakt te zyn, altoos gezouten vlees, dat op den duur naadeelig voor de gezondheid is, te nuttigen. | |
Art. XI.Ga naar margenoot+Het spreekwoord zegt niet te vergeefs: 's Meesters Oog maakt het Paard vet. Die 't volgende zig te nutte maakt, zal 'er de waarheid van ondervinden. Die dan 't Oppergezag op de Plantagien hebben, zullen 't my, vertrouw ik niet kwalyk duiden, dat ik hen zegge, datze, gelyk een Uurwerk, wel in eene gestadige beweeginge behoorden te zyn, willen ze alles in eene behoorlyke order verrigt, en hunne schade, zoo veel als mogelyk is, vermyd hebben. Des moeten zy gestadig omzien na de Gebouwen of dezelve ook, van wegens hunne Ouderdom, of door Weer of Wind, of van de Houtluizen beschadigd zyn; of 'er ook Cingels of Pannen op de Huizen mankeeren, en by bevindinge van ongestaltens, ten eerste de noodige Reparatie te werk te stellen, op dat door geen vertraginge daar van, de kosten des te zwaarder worden. Vervolgens moet hun Oog gaan over de Sluizen, kleine en groote Vaartuigen, deeze moeten altoos zuiver en schoon gehouden worden, op dat ze door den drek niet scheilyk aan het rotten geraken, en ten minsten om de zes maanden worden geschilderd, terwyl de Wormen dezelve anders, binnen korten tyd onbruikbaar maken. Dus zyn 'er ontelbaare groote en kleine zaken, waar over geduurig het oog diend gehouden te wor- | |
[pagina 95]
| |
den, zoo men zyne eigen Intrest waardeerd, en zig voor groote schade meiden wil. 't Zou al te wydlopig zyn, indien wy hier alles te berde bragten; die door ondervindinge heeft geleerd, zal het boven ter neergestelde Spreekwoord waar bevonden hebben, en wel erkennen willen, dat het best is die de Koê aangaat, dat die ze zelf by de Hoorens vat. | |
Art. XII.Wy zullen ons thans niet ophouden, met eenige In-Ga naar margenoot+structien, rakende het bereiden en bekwaammaken der Gronden tot de Plantinge, nog aangaande de Plantinge zelf, voor te schryven, alzoo wy zulks in het IV. Hoofdstuk meenen gedaan te hebben; waar na toe wy den Leezer verzenden. | |
Art. XIII.Die door ondervindinge geleerd heeft, zal, vertrouwGa naar margenoot+ ik, niet ongenegen zyn, met my toe te stemmen, dat het van de uitterste noodzakelykheid is, dat men nooit, al had men honderd Veld-Slaven, dezelve in het werk verdeeld; dat is, dat men dezelve in onderscheidene ploegen afzondert; de eene ploeg zend ter verrigtinge van 't eene, de andere ter bevorderinge van het andere werk; aangezien, wanneer men dus zyn magt splist, zelden of nooit gedaan werk krygt, maar men springt alsdan, om zoo te spreeken, van den Os op den Ezel, en overal blyft het eene of 't andere ten halve steeken, en veeltyds word daar door 't geene van de grootste aangelegenheid is, verzuimd. Eenigzins kan men afzonderinge maken, te weeten, wanneer het Land moet gedelft en het Hout in de Bosschen gekapt worden; het welk een werk is, meer gepast | |
[pagina 96]
| |
voor de grove Mans schonken, dan voor de teêre leeden der Vrouwen; in dit geval zend men alleen tot verrigtinge van deeze Expeditie de Mannen uit, en men laat intusschen de Wyven iets anders doen, dat min lastiger voor haar zwak gestel is. Uitgenomen nu in deeze gevallen, zal men zig wel bevinden, wanneer men de gansche troep, Mannen en Wyven, ter verrigtinge van één éénig werk, te gelyker hand uitzend, en 'er niet eerder van afneemt, tot dat het zelve geheel en al is afgedaan. Hier by komt nog, dat men nooit eenig werk moet uitstellen; dat van daag geschieden kan, moet men niet verschuiven op morgen; want, die altyd meend vroeg genoeg te komen, komt vaak te laat. | |
Art. XIV.Ga naar margenoot+Goed Gereedschap is half werk, zegt het Spreekwoord, en waarlyk de ondervindinge bewaarheid zulks te meermalen: Des zal een Planter of Directeur, wil hy goed en spoedig werk van zyn volk verwagten, vooral dienen zorg te dragen, dat hy de Slaven en Slavinnen van goed Gereedschap voorziet. De Slaven van goede Bylen, Kapmessen, Houwers, Schoppen, enz; en de Slavinnen van goede Houw- en Kap-messen enz. Over alle welke Gereedschappen, men om de zes maanden de monsteringe moet passeeren; het onbruikbaare af keuren en met nieuwe verwisselen; by welke geleegenheid men teffens occasie heeft, de Slaven en Slavinnen naauwkeurig te bezigtigen; die het verdienen pryzen en aanmoedigen, en de ongezeggelyke, luie en slordige, bestraffen en drygen. Ook moet men naauwkeurig gaade slaan de yzere Potten van de Slaven; de gebrekkelyke wegneemen en voor nieuwe verruilen; zy gewennen zig anders te veel aan gebraade spyze, waar uit veeltyds ziek- | |
[pagina 97]
| |
tens ontstaan, dat men van gekookte of gestoofde spyze zoo zeer niet te wagten heeft. | |
Art. XV.Wil men geen oorzaak tot moeilykheid en muiteryenGa naar margenoot+ geeven, zoo is 't ten hoogsten nodig, dat men ten minsten tweemaal in 't Jaar, uitdeelinge doet aan de Slaven, van de noodige behoeftens, als van Linnen, Hoeden, Buffels, Tabak, Pypen, Messen, Macreel, Bakeljauw, Vishoeken, alle maanden Zout, en voorts zoo als een ieder oordeeld dat zy nodig mogten hebben, of goedvinden. | |
Art. XVI.Wy oordeelen het niet minder van aangelegenheidGa naar margenoot+ te zyn, vooral voor een Nieuweling, die zulks nog door ondervindinge niet bekend is, te mogen weeten, hoe veel Slaven 'er wel vereischt worden, ter bewerkinge van een zeekere quantiteit Land. Om de zulken hier in ten dienste te zyn, zullen wy dezelve, in dit Artikel, eene handleidinge geeven. Wanneer men nu 100 Akkers Riet- en 20 Akkers Kost-Grond heeft, zoo zyn daar toe van noden 35 a 40 goede Veld-Slaven, behalven de Officier, Kuipers en Timmer-Neegers, die gezamentlyk in staat zyn, het zelve in goede ordre te onderhouden: dus kan men, na maate de Akkers meerder of minder zyn, ook de Slaven vermeerderen of verminderen. Zoo gaat men ook te werk met de Koffy-Gronden; by voorbeeld: wanneer men 30,000 Koffy-Boomen heeft, die 50 a 60 Akkers beslaan, en mede 20 Akkers Kost-Grond, dan heeft men daar toe van nooden 40 Slaven, behalven de bovengemelde Officier, Kuipers en Timmer-Neegers; doch buiten de Pluk-tyd kan men het wel met 30 Neegers stellen. | |
[pagina 98]
| |
XVII.Ga naar margenoot+Wil men nu handelen gelyk Christenen betaamt, en onze Conscientie en gemoed van kloppinge en beschuldiginge bevryden; dan zal het de Christelyke Liefdepligt vorderen, dat wy de Slaven, die ook Menschen zyn, en met ons het zelve Opperweezen tot hunnen Schepper hebben, ofschoon 't Hem nog niet behaagt heeft, gelyk ons, met het zalige Euangelie-Ligt te beschynen, te behandelen als Menschen, en niet meer opleggen als zy dragen kunnen, nog hunne kragten en tydsgelegenheid toelaaten. Dus kan men van een aankomende zwakke en schraale Neeger of Neegerin zoo veel werk niet vorderen, als van een sterk robust Kaerel; des moet men in dit stuk vooral eenig onderscheid maken, en de reden plaats geeven, of men zal 't zig te laat beklagen Het zelve moet men ook in acht neemen omtrent de zwangere Vrouwen, en die Slaven en Slavinnen, die met eenige ongemakken behebt zyn. | |
XVIII.Ga naar margenoot+Den Boog, zegt men, kan niet altyd gespannen zyn. Dus moet men ook de Slaven, ten minsten een reis of vier in 't jaar, een vroolyken dag vergunnen, waarop zy zig, op haar manier, onderling met Trommelen, Fluiten, Danzen en springen vrolyk maken, waar toe men dan aan hen eenige buitengemeene Spys en Drank uitdeeld; doch onder zwaare dreigementen, dat zy zig voor rusie en oneenigheid wagten moeten. Ook is 't zeer dienstig, dat men aan deze arme schepzels, in den zwaaren Regentyd, dagelyks wat Dram te drinken geeve, om haare Lighaamen te verwarmen en te verfrisschen; zulks geeft men hen om de twee of drie dagen, met Stoopen of Pullen, naar maate dat hun getal groot is. | |
[pagina 99]
| |
Indien nu alle de voorgaande Artikelen, door een be-Ga naar margenoot+kwaam, neerstig en vigeland Directeur, wel in acht genomen worden, ben ik verzeekert, dat hy 'er zig wel by bevinden, ongemeene roem door behaalen, en zyn Patroon en zig zelfs grootelyks mede bevoordeelen zal. Hy kan zig verzeekeren, dat ze ter neêr gesteld zyn door een oud ervaren Planter, die meer dan 40 Jaaren, in eigene Perzoon, zoo wel de regeeringe van Slaven, bewerkinge der Gronden, als het Planten, en wat 'er verder meer toe behoord, heeft bygewoond en ondervonden, en die nooit zyn voordeel meerder zag bevorderd, als, na dat hy deeze Instructien zig zelf ten regel hadde voorgesteld, en aan deszelfs inhoud op het naauwkeurigste heeft tragten te voldoen. Dus twyffelt hy ook niet, of zy, die hem daar in getrouwelyk navolgen, zullen ook, zoo wel als hy, hier in bereiken een voorspoedig
EINDE. |
|