Korte en zakelijke beschrijvinge van de Colonie van Zuriname
(1763)–Thomas Pistorius– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
VIII. Hoofdstuk.
| |
[pagina 83]
| |
De Swaart-Vis heeft zyn naam bekomen, van weegensGa naar margenoot+ een lange platte priem, die aan zyn kakebeen uitsteekt, en de breedte van eenen grooten Dolk heeft, en drie, vier a vyf voeten lang is, aan weerszyde met scherpe tanden bezet; het hoofd is plat en onaanzienlyk; omtrent de oogen zyn twee gaaten, waar door zy het ingezwolgen water wederom uitblaazen. In plaats van Schubben zyn zy met een graauwe huit overdekt, en de staart is niet veel meer dan een vin, die zy buiten deeze nog zes hebben. De Arent-Vis bevat eene lengte van meer dan agta ne-Ga naar margenoot+gen voeten, zyn geheele postuur is wonderbaarlyk; de oogen, die van de kleinste niet zyn, staan omtrent drie voet van malkanderen; zyn wyde bek is gansch niet fraai, en zyn staart die dun en lang is, verdiend ook geen roem. De Zee-Koeijen, hoewel mede een Zee-Gedrogt, is eg-Ga naar margenoot+ter zeer goed om te eeten, men kan het vleesch inzouten en lange tyd goed bewaaren. Dit Dier heeft zyn naam verkreegen ter oorzaake van zyn kop, die wel naa die van een Koeij gelykent; hoe ouder dat dit Dier word hoe groter; men heeft 'er zelfs gezien die wel twintig voeten lang en agt voeten dik waren: hun huid is bruin en met hair begroeit. De Werktuigen daar zy zig in 't water mede voortstuwen, bestaan alleen in twee kleine zwakke voeten, ieder van vier teenen. Zyne Jongen, die elke dragt in twee bestaan, komen ter waereld gelyk die van de Land-Koeijen, ontfangen ook op dezelfde wyze hun voedzel, tot zoo lange, dat ze zelfs in staat zyn hun kost, dat in kruit bestaat, en aan de Rotzen en op Banken groeit, te kunnen bekomen. De Graauwe Munnik, is een Vis die meer dan zes voetGa naar margenoot+ lang word, doch hoe kleinder hoe aangenamer van smaak, men kan hem zeer wel by de Kabeljauw vergelyken. De Zee-Schildpadden zyn ovaalrond van boven en platGa naar margenoot+ van onderen, met vier platte pooten: dezelve komen in de maanden Maart, April en Mey, aan het Zeestrand by de Zand-Duinen op de Wal, maaken aldaar kuilen, waar- | |
[pagina 84]
| |
in zy hunne Eijeren leggen, en dan wederom met het zand toedekken, om door de Warmte van de Zon uitgebroeit te worden. Wanneer de Jongen uitgebroeit zyn, en na de Zee toekruipen willen, worden een groot gedeelte van dezelve door de Roof-Vogels en Zee-Haaijen verslonden; zoo zulks niet geschiedde, zou de Zee van deeze schepzels krielen, aangezien de wyfjes Schildpadden ieder meer dan 7 a 800 Eijeren teffens leggen, gelyk ik by ondervindinge zelfs, meer dan eens, met dezelve te tellen, ontdekt heb. Men vangt de oude wanneer zy op het land komen om Eijeren te leggen; hun vleesch, wel gebraden en toegemaakt zynde, is kort, lekker en aangenaam, en word voor een delicates gehouden. Ga naar margenoot+De Schildpad, die men, om dat zyne platte pooten, kop en geheele lyf, gelyk de Caret, donkerbruin gemarmeld is, de Carette Schildpad noemt, is langer van Schulp als de voorgemelde. Volgens myn geheugen weet ik niet, dat 'er ooit meer dan een, zoo lange als ik op deeze Kust geweest ben, dat wel 60 Jaar is, gevangen is, die ik ook naauwkeurig bezigtigt heb: dit geschiede door een Indiaan genaamt Schibeley, in de maand Maart van 't Jaar 1755. by het afzetten van een Kreek; ik liet dezelve door den Indiaan op een Wagen na de Stad brengen, om ze aan den Gouverneur, den Heer Pieter Albert van der Meer, te vertoonen, gelyk ook zyne Excellentie dezelve bezigtigt en behouden heeft. Ga naar margenoot+De Queerman is lang en rond, kort van kop en van smaak als de Salm. Ga naar margenoot+De Pylsteert is een lompe Vis, zyn smaak is byna als Bot. Ga naar margenoot+De Zee-Oudwyfjes, hebben de lengte van zes duim, zyn platbollig. Ga naar margenoot+De Padde-Vis is vergiftig en van gedaante als de Schol, doch gansch onzienlyk; zyn huid is zwart besprikkelt en met lelyke vlakken beklad. Ga naar margenoot+Daar is nog een ander zoort, die men de Vergiftigde Vis | |
[pagina 85]
| |
noemt, deeze heeft de lengte van zeven a agt duim; van gedaante is hy bolagtig-plat en met swarte dwarsstreepen over de huid; wanneer hy op het land komt, zwelt hy op als een kloot, die men voort kan rollen. Een ander zoort van Vis of Dier, waar van ik de naamGa naar margenoot+ niet weet, is 'er, dat tusschen water en wind dryft: wanneer men het zelve op de huid aanraakt, is 't als of men op een kool vuur tast. Voorts hebben wy hier ook Bot van een voet lang, metGa naar margenoot+ fyne schobben; Schelvis van tweederleie zoort met witte en graauwe Schobben. Snoeken, byna als die in Holland, doch eelder van smaak. De Tamovata is een kleine Vis, maar heeft eene onge-Ga naar margenoot+meene groote kop; op zyn rug heeft hy harde schobben, en in zyn bek, behalven scharpe tanden, twee spitze steek priemen. Kreeften zyn hier mede in overvloed en in zoorten, waarGa naar margenoot+ van de grootste zyn, die men Homars noemt; van deeze één, kan men een groote Schootel vullen; haar vleesch is smakelyk en aangenaam; maar juist niet te gezond. De andere zoorten zyn byna met die in Europa gelyk. Aan Krabben mankeert het hier ook niet; dezelve be-Ga naar margenoot+staan mede in zoorten: de grootste zyn geheel wit, haar vleesch is smakelyk en aangenaam. De zoort die daar aan volgt, noemt men de Beschilderde Krabben, van wegens de schoone en levendige couleuren, waar mede ze als gemarmeld en beschilderd zyn. De derdezoort, dat de kleinste is, zyn rood met zwarte vlakken, en mede aangenaam van vleesch. Dus verre de Zee en Strand Vis en andere SchepzelenGa naar margenoot+ afgehandeld hebbende, zullen wy verder gaan bezien wat 'er zig in de Rivieren en Kreeken voor Zoet-Water-Vis opdoet, en de voornaamste daar van aantekenen. Voor eerst komt in aanmerking de Krokodil, of zoo alsGa naar margenoot+ dezelve hier genoemt word, Kayman: dit Dier heeft, ge- | |
[pagina 86]
| |
lyk de Hagedis, vier pooten en een lange staart; de huid is van de kop tot aan de sta art robbelagtig en schulpswys; zyn smoel is lang en met groote tanden bezet; zy bewoonen meest het water, hoewel ze zig ook veeltyds op het land begeeven. De kleinste zyn ten minste drie a vier voet lang, en de grootste van zes tot negen voet. Dit gedierte verslind niet alleen de Vissen, maar ook Eend- en andere Water-Vogels, zelfs ontzien de grootsten van haar niet, om de menschen aan te randen. Ga naar margenoot+De Leguwane, zyn mede een zoort van Krokodillen, zy komen wegens haar couleur en maakzel de Hagedissen naby; doch haar lengte bereikt met de staart wel 3 voet. Zy hebben van de kop, die wat korter is als die van de Krokodillen, tot aan de schouder een zoort van Kam, en onder den hals twee lelletjes: Zy leggen haare Eijeren, die in meer als dertig bestaan, in 't zand, om dewelke slegts een dun vlies zit, en tot het gebruik zeer goed zyn, en broeijen ze ook aldaar uit. Haare couleur is groenachtig graauw. Ga naar margenoot+De Sabegaal, is mede een zoort van Krokodil, heeft de lengte van de Leguwane, maar is graauw van huit. Deeze beide Dieren, hoewel zy zig het meest op 't land ophouden, kunnen egter in 't water wonderbaarlyk duikelen; zy worden beide zoo wel van Blanken, als Indianen en Slaven gegeeten. Ga naar margenoot+De Spikkel-Katten zyn een zoort van Vis doch zonder schobben, van twee tot drie voeten lang, met een platte kop en breede bek; haar huit is met zwarte streepen en vlakken versiert; het vleesch is geelachtig, zeer kostelyk en aangenaam om te eeten. Ga naar margenoot+De Heymaar, gelykent zeer wel na de Salm; zy hebben graauwe schobben, en groote tanden in haar bek, byna gelyk een Hond; haare lengte is mede van twee tot drie voet. De Kop van deeze Vis, als mede die van de even voorgaande, zyn zeer aangenaam en kostelyk, in een Pe- | |
[pagina 87]
| |
perpot gekookt; de Vis kan men stooven, bakken, braden, en kooken. De Zoetwater-Schelvissen, bestaan even als de Zee-Ga naar margenoot+Schelvissen, in tweederlei zoort, dezelve zynzeer aangenaam. De Praprarie is zonder schobben en plat van kop, maarGa naar margenoot+ delicaat van smaak. De Pakiëra heeft mede geen schobben; de kop is als dieGa naar margenoot+ van de Spikkel-Kat, hun huit geel gestreept, en de lengte van een tot anderhalve voet. De Passiesie heeft ook al geen schobben, maar langeGa naar margenoot+ baarden aan den bek, de huid is wit. De Kawerie is ook schobbeloos, maar praalt met eenGa naar margenoot+ lange baart. De Jakje mede als boven; en de smaak als de Paling.Ga naar margenoot+ De Zonne-Vissen hebben haar naam van wegens haareGa naar margenoot+ blinkende schobben; zyn doorgaans anderhalf voet lang; en van gedaante gelyk de Baars; de smaak is delicaat, maar de Vis schaars te bekomen; zy onthouden zig aan het boveneinde van de Cottica. De Pakoessie is wat platter van gedaante, maar weerga-Ga naar margenoot+loos van smaak. De Jammes-Vis heeft de groote van agt tot twaalf duim,Ga naar margenoot+ en gelykent zeer wel na de Zonne-Vis, zoo van gedaante als smaak. De Mattoeway hebben aan hun staart als een kleine Zon;Ga naar margenoot+ voor het overige zyn ze de Baars en Voorn gelyk. De Batagger is zeer wel gelykende na de Heymaar,Ga naar margenoot+ maar veel kleinder. De Warappers onthouden zig in groote meenigte in deGa naar margenoot+ Swampen. De Pireyn is een platte roof-vis met schobben en bloed-Ga naar margenoot+roode oogen, tien twaalf a veertien duim lang, en zes a zeven breed; zyn bek is vol tanden, waarmede hy de Eendvogelen de geheele pooten af byt. De Slang-Vis is breed, plat en lang, spits toelopendeGa naar margenoot+ | |
[pagina 88]
| |
aan de staart; hebbende fyne schobben gelyk de Bot, zyne lengte meet wel twee voet. Ga naar margenoot+De Kwikwie onthouden zig in meenigte aan de topeindens van Kreeken en Swampen, zyn drie vier a vyf duim lang; hun schobben zyn fyn en zitten gelyk een Harnas rontom haar lyf. Deeze Vis is zeer vet en delicaat van smaak. De Beef-Aal, onthoud zig boven in de Rivier Zu-Ga naar margenoot+riname by de Steenrotzen; hun gedaante is als de grootste zoort in Europa: men vist dezelve met een Hoek of Hengel; doch wanneer men ze uit het water ophaalt, of, op de wal zynde, aanraakt, krygt men door zyn gansche lyf eene tintelinge, even als met de Electrisiteit. Voorts zyn hier mede allerhande zoorten van Aalen of Paling, gelyk als in Europa; als ook verscheide andere zoorten van Vissen, waar van wy, kortheids halve, geen beschryvinge doen zullen. |
|