Korte en zakelijke beschrijvinge van de Colonie van Zuriname
(1763)–Thomas Pistorius– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV Hoofdstuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het wel waarneemen van den regten Snytyd, en eindelyk de jong- of oudheid van de Rieten, te meenigvuldiger en zuiverder is. De Bladeren, die aan dit Riet groeijen, zyn lang en smal, en van weerszyden met kleine spitze Tandjes voorzien; in 't midden, van 't een tot het ander einde, loopt een Steeltje of Ribbetje, dat het Blad als in tweën deelt. Het Riet zelfs is, doch onregelmatig, bezet met dikke Leden of Knoesten, doch hoe minder en dunder dezelve zyn, hoe beter 't is voor 't Zap, dat in 't Riet is opgesloten. De gemeene lengte van 't Riet is doorgaans van zeven tot agt voeten, en de dikte van tien tot 15 linien; hoewel 'er ook wel langer en dikker gevonden worden, die egter daarom niet te beter zyn. Ga naar margenoot+De bekwaamste Aarde, om met voordeel het Riet te teelen, moet sponsieus, ligt, diep en zoo geschikt zyn, dat 'er het water niet kan op blyven staan, maar afloopt, en dat door de Zon, van deszelfs opgang tot zyn ondergang, bescheenen word. Al te vette en vaste Aarde brengt wel lange en dikke Rieten te voorschyn, doch zelden worden dezelve ter deege ryp; bovendien bestaat het Zap meer uit Water dan Zuiker. Is de Aarde niet diep, zoo dat de Wortel geen ruimte heeft om ongehindert voort te schieten, dan heeft men ook niet anders dan klein en knoestig Riet te wagten, dat ras verdort. Al te veel Regen levert wel overvloet van goede Zuiker, maar maakt de zuivering daar van zeer moeilyk. Wanneer het Land al te laag legt, zoo dat de grond met zoute of salpeterachtige Vogten betrokken is, dan heeft men wel lange, dikke en zwaare Rieten te wagten, doch men zal de Zuiker, onaangezien alle aangewende moeite, nooit regt wit nog helder en klaar maken kunnen. Het Riet dat geplant word op hooge Bergen, en overschaduwt is van de Boomen, word mede wel lang en dik, doch is altyd waterachtig en groen. De nieuwe Landeryen, allereerst tot de plantige geschikt, en van alle Boomen gezuivert, brengen wel schoone en met veel Zap gevulde Rieten voort, maar 't zelve is raauw, vet, en zeer weinig gezuikert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Aarde moet, alvorens men aan het planten gaat,Ga naar margenoot+ voorzigtig gezuivert worden; men moet alle Ranken en Wortelen, die men in 't bewerken van dezelve vind, niet slegts afsnyden, maar geheel en al uitroeijen, op dat de Wortel van het Riet, door een nieuwe aangroei van de zelve, niet verstikt, nog in zyn wasdom belemmert word. Wanneer de grond dus gezuivert en ter deege gespit is,Ga naar margenoot+ verdeelt men dezelve in Vierkanten van 80, 90 of 100 schreeden, en spant een koorde langs het geheele terrein; daar na maakt men met de punt van een stok een spoor, langs de koorde heen, om des te beter een regte lyn te behouden. Hoe bekwamer nu de Aarde is, hoe verder men de eene ry van de andere planten kan; men laat alsdan, ten minste eene tusschenruimte van drie a drie en een halve voet; doch wanneer de Aarde mager en dor is, zoo dat men om de twee Jaaren eene nieuwe plantinge doen moet, behoeft men slegts een spatie van twee voeten tusschen beide te laten. Dat de Plantinge, wanneer dezelve op deeze wyze gedirigeerd word, in 't eerst, eer men daar aan gewend is, wel wat meer tyd vereischt, dan wanneer dezelve in 't wild en buiten ordre geschied, willen wy niet tegenspreken; maar wanneer men zig daar toe eens gewend heeft, zal 't weinig meer tyd vereischen; boven dien wint men de weinig meer verzuimde tyd ras wederom in, met het onkruid uit te wieden, en het Riet van 't ongedierte en bygewassen te zuiveren, aangezien men zulks te gemakkelyker ontdekken en rooijeren kan; boven dien kan den Eigenaar en Opzigter des te beter het werken der Slaven gaade slaan, en ontdekken wanneer deeze den luiaart speelen. De bekwaamste Tyd tot de Plantinge, is de kleine Re-Ga naar margenoot+gentyd, zynde de Aarde alsdan vogtig en week, waar door de Planten te eerder Wortelen schieten. Men dient vooral de regte Planttyd wel in acht te neemen, aangezien aan dezelve, ter voortbrenginge van goede of slegte Zuiker, veel gelegen legt en afhangt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wanneer de Aarde nu dus, gelyk wy gezegt hebben, tot de Plantinge geprepareert, en de tyd daar is; zoo plaatst men twee Negers, Negerinnen, of van elks een, by elk spoor, tegen elkander over: Men geeft haar een zeekere maat, om de tusschenruimte af te perken, die zy tusschen elk spoor, dat omtrent vyftien a twintig duimen lang, vier a vyf duimen breed en zeven a agt duimen diep zyn moet, te maken hebben. Deeze Negers of Negerinnen, worden verzelt van eenige jonge of zwakke Perzonen, die onbekwaam zyn tot zwaren arbeid; deeze werpen in elke groef of spoor twee stukken Riet, ruim vyftien duimen lang. Naa deeze volgen wederom andere Negers, die voorzien zyn van Spaden, om het ingeworpene Riet in ordre te schikken, op zulk eene wyze, dat het zelve met zyn boven-einde omtrent drie duimen boven de Aarde uitsteekt; waar na zy de groeve met de Aarde, die daar uitgenomen was, wederom aanvullen. Hoe meerder leden of kwasten de gepoote stukken Riet hebben, hoe meer men hopen kan, dat ze zullen uitspruiten; want ieder van dezelve schiet een Spruit met haare Wortel. Ga naar margenoot+Naauwlyks zes dagen na de Plantinge, ziet men de jonge Spruitjes opkomen; en wanneer de Aarde, Plant en Tyd goed geweest zyn, zoo zullen dezelve ook ras Bladeren en Lootjes voortbrengen; doch alsdan is het ook de tyd, dat men het Onkruid, de schadelyke Bygewassen en Ongedierte, te keer gaat, zorgvuldig uitwiede en vernietige, aangezien anders de vettigheid van de Aarde, door het eene verzwolgen, en het Riet door het andere beschadigd word: zulks moet men ten minste, wanneer het Riet nog jong is, twee a driemaal hervatten, na dat de nood zulks vereischt. Na verloop van vyf maanden, steld men wederom de Negers, ten dien einde, te werk; zoo als men op de Plaat No. 3. Letter A. zien kan: waar na men het zelve, tot zyne volkome rypheid, in rust laat. Ga naar margenoot+Het Riet heeft volkomen een Jaar werk eer het zyne volle rypheid verkregen heeft, en alsdan is het nog de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pligt van een voorzigtig Eigenaar of Opziender der Plantagie, zoo hy zyn eige intrest of die van zyn Meester wel behartigen wil; dat hy, alvorens het zelve word afgesne den, wel naauwkeurig toeziet, of alles wel ter deege ryp is, zonder eens deszelfs ouderdom, of iets anders in aanmerking te nemen. Wanneer het Riet nu ryp en in slaat is, om gesneedenGa naar margenoot+ te kunnen worden, dan plaatst men de Negers en Negerinnen, ieder op eene zekere distantie, langs het geheele Riet-Veld, om gelyker hand, de eene niet dieper als de andere, de snydinge te beginnen; waar van wy in de ter zyde staande Plaat, lett. B. eene af beeldinge gemaakt hebben. De Rieten worden, na dat ze alvoorens met het Snoeimes, van hunne Hoofden of Topeinden berooft zyn, gelyks voet afgesneden, maar men zie wel toe, dat de Stam met het Snymes niet beschadigt worde. Na maate het Riet nu lang is, word het zelve wederom in 2 of 3 stukken gesneden, zoo dat de langste stukken niet boven de 4 voet meten kunnen. Het Riet dus verkleint zynde, zo zyn 'er wederom eenige andere Negers, die het zelve agter zig op een hoop werpen; eensdeels op dat 'er niets van onder de Bladeren of Hoofden verlooren gaat, en anderendeels, op dat de geene die ze tot bosjes binden, des te gemakkelyker en spoediger, hun werk verrigten kunnen; waar toe gemeeniglyk jonge Negers, Negerinnen, of andere Perzoonen, die de sterkste niet zyn, gebruikt worden. De Bosjes nu gemaakt en wel ter deege met den afval van het Riet, vastgebonden zynde, brengt men dezelve na de Pont of Schuit, om ze daar mede na de Molen te voeren. Alle welke beezigheden den Lezer in de Aftekening daar van, terstond in de Plaat, by Letter B. en C., beschouwen kan. Eene aanmerking moeten wy hier nog byvoegen, die wy oordeelen van zeer veel nut te zyn, te weeten, dat men de voorzigtigheid gebruike, van geen meer Riet te laaten snyden, dan men in 24 uuren gebruiken kan, aangezien, wanneer dezelve langer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongemalen leggen blyven, dezelve alsdan ligtelyk aan het gesten geraken en zuur worden. Ga naar margenoot+Dus verre van het Planten en Snyden van het Zuiker-Riet gesproken hebbende, zullen wy ook iets zeggen van de Zuiker-Molens en derzelver Kookhuizen. Wat de Molens aangaat, men heeft daar van tweederlei zoort, als, eenige die door het Water, en andere die door Paarden of Ossen worden omgedreven. Wat de Molens aangaat die door Paarden en Ossen gedreven worden, tusschen deze en de gemeene Ros-Molens is weinig onderscheid. Het gestel van een Water-Molen en deszelfs binnewerk, kan men in de hier ter zyde staande Plaat No. 4., by letter A. zien. Dezelve bestaan in 't gemeen uit drie zwaare houte Asschen of Rollen met yzere Banden beslagen, en van onderen en boven met yzere Pennen, op dewelke dezelve rond draijen, in een onder en boven Balk, die mede met yzer beslagen zyn, waar van de onderste wederom op Kruisbalken rust. De Asschen worden door een Kamrad rond gedreeven, en dit door het Bonkelrat, het welk zynen draai bekoomt door de Spil, waar aan het Scheprad vast zit, dat door de Vloed rond gedreeven wordt. Ga naar margenoot+Het Zuiker-Riet, het geene men voornemens is uit te perssen, word gestadig door de Slaven, tusschen de Rollen of Asschen gestooken, en zodanig verpletterd, dat het Zap uit dezelve gedreven word, en in een daar onderstaande Bak loopt, van waar het wederom, door middel van een Goot, word gevoerd in de grootste kopere Ketels, die ter zyde in het Kookhuis op Ovens gemetzelt staan. Zoo ras men nu aan het parssen gaat, dienen de Ovens ook gestookt te worden, aangezien het uitgeperste Zap, geen enkele dag, zonder zuur te worden, kan overblyven. Wanneer nu de Zuiker in de eerste grootste Ketel met een middelmatig Vuur gekookt, en van zyne onzuiverheid, dat of aan het Vee tot voedzel gegeven, of weggeworpen word, gereinigd is; zoo doet men het lopen in een tweede Ketel, en laat het aldaar met een sterker Vuur, hel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der kooken en op nieuws schuimen; om nu de schuim te beeter te doen opkoomen, druipt men in dezelve wat Loog, die gemaakt word van Water, Kalk en Aluin. Uit deeze Ketel word het wederom overgebragt in een derde, die wat kleinder is; alwaar het zelve op nieuws gekookt en geschuimt word, welke schuim gedestineert is voor de Slaven, die van dezelve, met vermenginge van wat Water, de aangename Sterke Drank, Garappa, maken. In deeze Ketel word het Zap onder het kooken sterk geroert, tot dat het de vereiftens heeft om in de Vormen gedaan te worden. Den Meester-Knegt laat gedurende het koken in de laatste Ketel eenige druppels Olyf-Olie in het Zuiker-Zap loopen, of hy doet 'er een klontje Boter in, om het overlopen van het Zap daar mede te beletten. Wanneer nu het Zuiker-Zap op boven verhaalde manier van al zyn vuiligheid gezuiverd, en tot een dikke Zieroop gekookt is, word het zelve met een Lepel, die omtrent de gedaante heeft als een half getoomde Hoed, en 8 a 9 duimen breed en 6 a 7 duimen diep is, uit de Ketel geschept en in Aarde Vormen gegooten, die van boven rond, doch van onderen spits toelopen, waar in kleine gaaten zyn, waar door de Zuiker zig van zyne overige vuiligheid, geheel en al ontlast. Uit deze Vormen word de Zuiker, wanneer ze hard geworden is, geschut, aan stukken geklopt, eenigen tyd in de Zon gedroogt, en alsdan in Vaten gepakt, en naar Holland gezonden. Wat de Kookhuizen aanbelangt, deselve hebben meestGa naar margenoot+ al, van buiten de gedaante, gelyk 'er een op de Plaat No. 4. by letter B. staat afgebeeld. Van binnen zyn dezelve gelyk Vloers, zonder eenig middelschot of verdieping, zoo dat men van benede, aanstonds het Dak zien kan. De meeste zyn met 13 a 14 of meer Ketels en Ovens voorzien. Voorts bespeurt men in dezelve niet veel anders als de Gereedschappen tot de Zuiker-Rafinaderye behoorende. Dus hebben wy kortelyk voorgesteld het Planten, Wieden, Snyden en Maalen van het Zuiker-Riet; mitsgaders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het kooken en bereiden van de Zuiker; de gedaante van de Molens en Kookhuizen: wy denken dat een opmerkzaame Europiaan, uit het een en ander nog al nuttige Instructien, tot zyne onderregtinge, zal kunnen trekken, ten minste 't was ons oogmerk; waarom wy te liever de gansche handelwyze, die vereischt word ter verkryginge van goede Zuiker, van de grond af aan tot derzelver volkomenheid toe, wat wytlopiger hebben willen beschryven. Wy zullen hier nog, alvoorens wy dit Hoofdstuk sluiten, het een en ander byvoegen, dat mede tot het zelve oogmerk geschikt is, die 'er aan gelegen legt, kan 'er tot zyn genoegen gebruik van maaken. Den Leezer heeft ons in 't voorgaande meer dan eens hooren spreeken van het prepareeren der Schuim tot een zekere Drank; wy hebben des niet ondienstig geacht, de manier hoe zulks geschied, hier by te voegen. Ga naar margenoot+De Schuim, te weeten, die van de derde en volgende Keetels geschept word, aangezien die van de twee eerste, gelyk wy gezegt hebben, voor de Beesten gedisponeerd is, word uit de Ketels gedaan in een afloopende goot, die van daar reikt tot aan de Bak daar toe in 't Distileer- of Dramhuis geschikt; wanneer deeze Bak vol is, word het Vogt uit dezelve wederom in ander Vaatwerk verdeelt, dat toegedekt zynde, begint te werken en te gesten; na verloop van 8 a 9 dagen, wanneer het aan het stilstaan raakt, neemt men den Draf, die 'er zig boven op gezet heeft, af, en men giet het gezuiverde Vogt, dat Lekker genaamt word, in een Disteleer-Ketel, die vast gemetzeld staat in 't voornoemde Dramhuis; alhier word het zelve op nieuws gekookt en geschuimt; wanneer het nu ter deege gezuivert is, zet men de Helm op de Ketel, waar onder men een zagt vuur houd, wiens pyp zig in een Tinne Slang ontlast, die in een vat vol water staat; van daar druipt de Spiritus in een Pul, tot zoo lange, dat 'er de kragt geheel en al uit is; zulks doet men vervolgens met alle Ketels, tot dat men 30 a 40 Pullen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vol heeft, 't geene men Loowyn noemt. Deeze Pullen met Loowyn stort men wederom uit in de Disteleer-Ketel, en haalt het zelve nog eens over, waar door het zeer goede Dram word, die de Hollandsche Matroozen Kelduivel, doch de Fransche Rataria noemen. Het zal, na onze gedachten, mede niet onaangenaam zynGa naar margenoot+ voor den Leezer, dat wy kortelyk alhier ter neder stellen de zwaare kosten, die 'er tot een Plantagie vereischt worden, die 2 a 300 Oxhoofden Zuiker uitlevert. Voor eerst zullen wy aantoonen, wat voor Volk men doorgaans tot zyn lasten heeft. Dezelve bestaan in de volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer wy nu eens rekenen, dat 80 van dezelve maar komen te staan op 400 guldens ieder, dan bedraagen ze t'zaamen de Somme van 32000 guldens. De Water-Molen met zyn toebehooren, benevens de Kopere Ketels met hun ab- en dependentie, zullen ten minsten bedragen, de Somme van 45 a 50,000 guldens. Doch wanneer het een Beeste-Molen is, zal het vry duurder uitkomen, aangezien men de Sterfte daar van jaarlyks met geen 3000 guldens kan goed maaken. Hier is nu nog buiten het Planters en Dienaars Huis, en verdere nodige Gebouwen; als Lootzen, Magazynen, Koornhuizen, Negerhuizen, Keendras-Loozen, Keuken- en Veehuizen, kleine en groote Ponten, Tentbooten en andere Vaartuigen, en wat dies meer is; waar by nog komt de dagelyksche kosten en schade, die mede jaarlyks nog al een goede Som bedragen: zoo dat het een en ander by elkanderen gesteld zynde, meer dan 100,000 guldens belopen zal. Ga naar margenoot+Met meer dan tienmaal minder omslag en kosten, kweekt men de Koffy-Boonen, waar van wy nog met een woort spreeken zullen. De Koffy-planten moeten op zyn minst drie a vier Jaaren oud zyn, eer men van dezelve Vrugten te wagten heeft; in die tusschentyd draagt men voor al zorge, dat de grond ter deege schoon gewied en de Planten van alle Bygewassen en vuiligheid ontdaan worden. Als de Vrugten nu aankomen, worden dezelve tweemaal in 't jaar ryp en rood; wanneer men ze afplukt en de roode Bast in een Breek-Molen kneust; dan legt men ze een nagt om te weeken, en 's morgens op Drogeryen van Steen gemetzelt, alwaar men ze laat leggen tot dat ze wind-droog zyn; hier van daan doet men ze in Schuif-Bakken, om ze de volle droogte te doen erlangen: dus gedroogd zynde, worden ze na de Zolders gebragt, en aldaar opgeleid tot de volle oogst is ingezameld, daar wel drie maanden meê heen loopen. Als nu de volle pluk, op voorzeide manier, is ingeoogst, doet men ze andermaal in de Schuif-Bakken, en laat ze nog twee a drie da- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen droogen; wel droog zynde, stampt men dezelve in een groot vierkant stuk hout, in het welke ten dien einde gaaten zyn uitgehold, om den witten Bast los te maaken, die in de Wai-Molen word weggewaait, alwaar men ze ook vervolgens zuivert van de gebrooke en zwarte Boontjes; dit verrigt zynde, droogt men ze nog een dag of twee in de Schuif-Bakken, en na nog eens gewaaid te zyn, doet men ze in Zakken of Vaten om te verzenden. Dus ziet men, dat de behandeling hier van, en de omslag vam Gereedschap en Gebouwen, met het prepareeren van de Zuiker vergeleeken, oneindig veel verscheelt, aangezien men slegts tot de bewerkinge der Koffy-Boonen van noden heest een goede Loots van zeventig a tachentig Voeten, twee Zolders, eenige Schuif-Bakken op Rollen en een goede Droogerye. Ten laatsten zullen wy nog tot slot van dit HoofdstukGa naar margenoot+ hier by voegen het voornaamste Timmerhout, dat in de Hout-Zageryen gezaagt en tot het gebruik bekwaam gemaakt word; maar vooraf erinneren, dat men geen Boomen, hoe genaamt, in de Bosschen of op andere plaatzen moet vellen, dan met de afgaande Quartier-Maan, om dat het Hout anders zeer genegen is tot scheuren en splyten. De voornaamste zoort van het Timmerhout is dan Bolletrie-Hout, dat zeer hard en duurzaam is, en het meest gebruikt word tot de opstal der gebouwen. De Lokus-Boom, die kostbaar en heel zwaar is, gebruikt men gemeenlyk tot Rolders en Bruggen voor Beeste-Molens en Water-werken; ook zaagt meri 'er Planken van, daar men Kasten en Kabinetten van maakt; waar toe het Letterhout niet minder van dienst is; doch het zelve is mede kostbaar, en moet van verre gelegene Bergen gehaalt worden, Kanawatepie-Hout, evenaard het voornoemde; is bruinachtig, doch zonder Letters; maar heeft een reuk, als het vers gekapt word, gelyk Nagelen: cens in het jaar, met de aankomst van den droogen tyd, verandert deeze Boom van Blade- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren, doch krygt aanstonds nieuwe uitbottinge, en de kroon is ras bezet met een purpere Bloem, naar welkers afvallinge, donker-groene Bladeren uitschieten. Van de Ceeder-Boomen, die van ongemeene lengte en dikte zyn, zaagt men Planken, die gebruikt worden tot Deuren, Schotten en Lystwerk, binnens huis, als mede tot Booten en Vaartuigen, waar toe het zeer goed is. Het Kopie-Hout, tot Planken gezaagt, dient tot beslag van de Gebouwen. De Purperhard-Boom is van dezelve hoedanigheid en geaardheid als de Kanawatepie. De Groenhard-Boom, evenaard byna deeze beide, uitgenomen dat hy tweemaal 's jaars, by het komen en afgaan van den droogen tyd, verblaad, en alsdan een geele of Oranje Kroon vertoond, dat zeer sierlyk staat onder de groene Boomen, gelyk de twee andere met hunne purpere kruinen mede doen. Op deeze Boom groeit een zeeker Stof als Zwavel, dat zeer ligt van dezelve afstuift, en in het branden de eige hoedanigheid heeft; wanneer men van dit Stof heeft aan de handen gekreegen, en dezelve in 't water steekt, worden ze Vermiljoen-rood; een stuk hout van deezen Boom aangestoken, brand als een Flambouw. Voorts beezigt men het tot timmeren. Bylhout, Kwarie, Kraphout, Pentrie, Matagnie, Wassiewassie, Pakassie, Tapoerpae, Salsie-Fras-Boomen, dat dezelve reuk en couleur heeft als in Europa in de Apotheeken verkogt word, als mede de Kuttantrie-Boom, aldus van de Engelsche genaamt, van wegens zyn Bolster, die wel vyf a zes duimen lang, en na rato rond is, waar in een zoort van bruin Catoen groeit, die, wanneer de Bolster open barst, door de wind met heele flokken, gelyk de sneeuw, daar uit waait. Deeze Boom is mede een van de grootste in de Colonie; dezelve verwisseld alle jaaren van Blad, en geeft om het derde en vierde jaar een Bloezem, waar uit het Catoen voortkomt. Alle deeze en meer andere Boomen, waar van wy in het voorgaande Hoofdstuk verscheide hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangehaalt, worden gezaagt tot Planken, eenigen zeer gemakkelyk en anderen met veel moeite. Tot het bewerken daar toe, heeft men van nooden eenige goede Timmer-bylen diverse Plank- en Trek-zagen, twee a drie Dommekragten, Schietlooten, Kloszen, Slaglynen, Passers, Veilen, enz. Wanneer men nu met 18, 20 a 24 Negers daar aan te werk teit, kan men in een korten tyd een goede kwantiteit Planken gereed hebben. Tot het maaken van Cingels gebruikt men Bolletric-, Byl- en Kraphout. Deeze Boomen worden eerst gezaagt tot Mooten van twee-en-twintig a vier-en-twintig duimen lang, en dan geklooft met een Mes, ter dikte van een quart duim, en dienen, in plaats van Pannen, om de Daken der huizen te dekken, wordende aan spykers gehangen. Voor het overige wyzen wy den Leezer tot het voorgaande Hoofdstuk, daar wy in 't breede van de Boomen gesprooken hebben. |
|