Geschiedenis van België. Deel 2
(1904)–Henri Pirenne– Auteursrecht onbekendVan het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk II
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodzakelijker maakte. Zoo het tal van Fransche instellingen invoerde, was dit geenszins wegens den uitheemschen oorsprong derzelve, doch wegens dringende staatkundige noodwendigheden. De Nederlanden onderhielden overigens al te innige betrekkingen met Frankrijk, dan dat zij aan dezes invloed ontsnappen konden. Zij namen gedeeltelijk zijn politiek stelsel aan, evenals zij vroeger zijne ridderschap en zijn godsvrede aannamen, en 't is weer door hunne bemiddeling, dat dit stelsel zich in Duitschland verspreidde. Men weet inderdaad, dat Maximiliaan, op het einde der XVe eeuw, aan Oostenrijk eene inrichting gaf, geschoeid op de leest van die der Bourgondische StatenGa naar voetnoot(1). Overigens dient het belang van die aan Frankrijk ontleende hervormingen niet overdreven. Door den aard der zaken, was het aan het huis van Bourgondië niet mogelijk eene zuiver monarchale regeering in zijne Staten in te voeren. Vooreerst, berust zijne heerlijkheid op geenerlei rechtstitel. Als vazallen èn van den Franschen koning èn van den Duitschen keizer, mogen de hertogen zich niet als dezer gelijken achten, noch zich als dusdanig vóór hunne onderdanen aanstellen. Hoewel zij verzekeren, dat zij hun gezag van God kregenGa naar voetnoot(2), staat hun opperleenheer tusschen God en hen. De keizer weigert hun den koningstitel, en de boden, die het Parlement van Parijs hun soms stuurt, herinneren hen, dat Vlaanderen een leen der Kroon blijft. Overigens laten de Vlaamsche steden niet na, - als hare belangen zulks eischen, - beroep te doen op dat opperleenheerschap, dat zij zoo lang betwistten. Zij vinden daarin een wapen tegen de hertogelijke ambtenaren; onder Karel den Stoute zullen zij het inroepen om aan de rechtsmacht van het Parlement van Mechelen te ontsnappen. Voorzeker is daaraan niet veel gelegen. Duitschland's en Frankrijk's opperleenheerschap over de Bourgondische Staten blijft zuiver theoretisch: de hertogen zijn machtig genoeg om zijne handdadige uiting te beletten. Niet buiten, doch binnen de Nederlanden, verrijst de grootste hinderpaal tegen de samen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelling van eene monarchale en gecentraliseerde regeering. Want geen enkel grondgebied verloor, bij het overgaan onder het nieuwe vorstenhuis, zijne zelfstandigheid, zijne staatsregeling noch zijne privileges. In elk hunner is de hertog een afzonderlijke vorst: voor de Vlamingen is hij niets dan graaf van Vlaanderen, voor de Henegouwers niets dan graaf van Henegouw, voor de Brabanders niets dan hertog van Brabant enz. De Bourgondische Staat is dus in werkelijkheid eene vereeniging van aaneengrenzende Staten, welke dat gemeenschappelijk hereenigingspunt en dat eenheidsgrondbeginsel mist, die het hooger gezag der kroon aan eene monarchale regeering geeft. Derhalve steekt de stelling van de hertogen in de Nederlanden ongemeen af bij die, waarover de koning van Frankrijk in zijn rijk beschikt. In stede van, als hij, eene algemeene macht te hebben, bezitten zij eene bijzondere macht in elk grondgebied; die macht, die opvolgenlijk door erfenis verkregen werd, verschilt naarvolgens de streek, zoowel door haren aard als door hare uitgestrektheid. Het was dus eene zeer moeilijke taak, boven die verschillende stelsels, eene gemeenschappelijke en, in zekere mate, eenvormige regeering te scheppen. De hertogen mochten er niet aan denken, de in den loop der XIVe eeuw tot stand gekomen staatsregelingen brutaalweg te vernietigen. Alleen in het Land van Luik, dat door eene gewelddadige verovering in hun bezit gekomen was, werden de aloude instellingen door volstrekt absolutisme vervangen. Overal elders, hoedden zij zich wel de bestaande gebruiken aan te raken en, behalve gedurende de laatste jaren van Karel den Stoute, nam hunne regeering schier altijd de wettelijke vormen in acht. Door een zonderling mengsel van behoudsgezindheid en vooruitgang, komt de staatsregeling, die zij aan de Nederlanden gaven, tamelijk wel overeen met de bouwkunde van dien tijd, waar de Gothische stijl den invloed van de Renaissance ondergaat. Het behoud van elke plaatselijke zelfstandigheid belet den monarchalen geest geenszins, zich op tweeërlei wijzen te uiten. De hertogen beijverden zich, eerst vooral, in elk gewest, als orgaan van hun gezag, een rechtstreeks van hen afhangend nieuw bestuur te scheppen. Op dat aldus voorbereid terrein, stichtten zij instellingen, die hun werk vol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tooiden en aan de Nederlanden de politieke eenheid gaven, welke hunne territoriale eenheid bekrachtigde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IKort na de troonsbestijging van Philips den Stoute als graaf van Vlaanderen, verschijnt het eerste modern regeeringswerktuig in de Nederlanden. Op 15 Februari 1386, werd de ‘Raadkamer’ van Rijsel ingericht, en dit is het uitgangspunt van een nieuw tijdperk in de geschiedenis der Belgische staatsregelingGa naar voetnoot(1). Die verschijning is zoo nieuw als de vervanging, in de XIIe eeuw, van feudale burggraven door bezoldigde en afzetbare baljuws. Ongetwijfeld was die groote hervorming voorbereid. Sedert het begin der XIVe eeuw, toonde het bestuurswezen, in elk vorstendom, eene merkbare neiging tot samentrekking in handen van den leenheer. Van den dag zelf, waarop de drie standen in de ‘parlementen’ (of Statenvergaderingen) een middel bezaten, om in staatkundige zaken hunne stem te laten hooren, ontsnapte anderzijds de vorstelijke raad aan hunne bemoeiing. De oude leenroerige curia, wier lidmaatschap nog slechts een eeretitel was, verloor alle beteekenis. De vorst schudde de verplichting af, zijne vazallen geregeld rondom zich te vergaderen. Voortaan stelde hij alleen zijn raad samen. Hij koos daartoe, naast zijne bloedverwanten, lieden van beproefde toewijding voor zijn persoon en vooral, meer en meer, rechtsgeleerden van beroep, uit de burgerij of de geestelijkheid. Sedert dan, was de ‘raad’ bij uitnemendheid het orgaan van het vorstelijk gezag. In Vlaanderen was zijne bevoegdheid reeds in 1369 zoo omvattend, dat Lodewijk van Male een bijzonderen raad of ‘Audientie’ instelde, die uitsluitend met rechterlijke zaken belast wasGa naar voetnoot(2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die ‘Audientie’, die gedurende de burgeroorlogen verdween, was de voorbode van de door Philips den Stoute te Rijsel ingestelde Kamer ‘om raad te houden over de justitie en over de rekeningen onzer graafschappen Vlaanderen, Artesië, Nevers en Réthel en onzer steden Antwerpen en Mechelen, met inbegrip van Rijsel, Dowaai en Orchies’. Toch bestaat een hemelsbreed verschil tusschen ‘Audientie’ en Kamer. Deze is geene hervorming van de eerste, doch eene gansch nieuwe, zeer gewichtige inrichting. Vooreerst, strekt haar rechtsgebied zich niet alleen tot Vlaanderen, doch tot alle niet-Bourgondische heerlijkheden des hertogs uit. Dat is eene belangrijke nieuwigheid, een eerste stap tot samentrekking. Inderdaad, tot hiertoe had elk vorstendom zijne bijzondere, van de andere vorstendommen onafhankelijke instellingen bezeten. Elk hunner was een kleine Staat met eigen bestuurswezen, en dus vrij van alle vreemde tusschenkomst. Tot op het einde der XIVe eeuw, had gemeenschap van vorst nooit aanleiding gegeven tot gemeenschap van bestuur. Hoewel Brabant en Limburg, Henegouw en Holland onder een zelfde vorstenhuis vereenigd waren, bleven hunne gewestelijke instellingen onveranderd. Toen Philips de Stoute de bevoegdheid van de Kamer van Rijsel tot verschillende onderscheiden gewesten uitstrekte, brak hij voor de eerste maal met de overlevering. De politieke afzondering hield op, en de leenroerige Staten begonnen op provinciën te gelijken. Bij dat eerste verschijnsel, komt een nog treffender. Terwijl de ‘Audientie’ van Lodewijk van Male maar zes of zeven maal per jaar, nu eens in eene, dan in eene andere Vlaamsche stad vergaderdeGa naar voetnoot(1), blijft de nieuwe Kamer standvastig te Rijsel. Zij heeft een eigen lokaal, kantoren, een archief enz.; hare voor het leven aangestelde raadsheeren vergaderen alle dagen, 's morgens en 's avonds, om hun ambt waar te nemen. Die tot hiertoe in de Nederlanden ongekende bestendigheid heeft zeer gewichtige gevolgen. De vervanging van het herderstijdvak door het landbouwtijdvak bracht aan het maatschappelijk leven in de eerste eeuwen onzer geschiedenis geene grondiger verandering | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe, dan bedoelde hervorming aan het bestuurswezen doet ondergaan. Inderdaad, niet alleen leggen de instellingen tienmaal meer arbeid af, doch bovendien worden zij grondig gewijzigd. De raadsheeren van de Kamer van Rijsel hebben eene vaste betrekking, zij worden ambtenaren van beroep, wezenlijke magistraten, echte vakmannen. Zij wijden zich gansch aan hun ambt en leven uitsluitend van hunne jaarwedde. Het is hun verboden belastingen te pachten, kerkmeester te wezen of te koopmanschappen. Als zij uit de steedsche bevolking komen, moeten zij afstand doen van het poortersprivilege. Zij hangen nog alleen af van den vorst; zij zijn alleen voor hem aansprakelijk, ja mogen schier aan anders niet denken dan aan zijn dienst. Zij zitten in hunne kantoren opgesloten, beraadslagen met gesloten deuren, hebben geene aanraking met het publiek, tenzij door het toedoen van al de zwarigheden eener ingewikkelde en gestrenge rechtspleging; daardoor zijn zij aan allen vreemden invloed onttrokken. Opstanden of wapeningen, die in de steden zoo dikwijls op de beslissingen der schepenen wegen, hebben geen vat op die van de bevolking afgezonderde en afgescheiden rechtsgeleerden. Zij spreken wijs en onpartijdig recht. Voortaan bieden de magistraten, in hunne rechtbank, ernstige waarborgen van onafhankelijkheid aan. De vorst stelt wel de rechters aan, doch hij kan hun niet opleggen in dezen of genen zin te vonnissen. Nu rechtspleging een bijzonder beroep wordt, ontsnapt zij aan zijne willekeur en kent zij niets meer dan recht. Meer nog: de hertog onderwerpt zich zelf aan de controle der Kamer; zij moet toezicht houden over zijne ambtenaren en zijne uitgaven nazien. Inderdaad, de Kamer van Rijsel, die teenemaal van de ‘Audientie’ verschilt, is niet alleen eene rechtbank, doch bovendien eene rekenkamer. Terwijl zij de hertogelijke baljuws vonnist, in beroep beslist over de haar voorgelegde gedingen, de misdaden tegen de openbare orde (veeten of vriendenoorlogen, plundering door soldaten, verdrukking van zwakken door machtigen) ambtshalve onderzoekt, moet zij nog het gedeeltelijk verpande of verkochte domein herstellen en kennis nemen van de rekeningen van alle ontvangers en ambtenaren uit haar gebied. Die bevoegdheid is zelfs het zwaarste en gewichtigste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel harer taak en doet haar verschijnen als eene in 't belang van den vorst ingevoerde magistratuur. Doch vorstelijk belang strookt hier met algemeen belang, vermits het eene onpartijdige rechtspleging en een geregeld bestuur doet ontstaan. Men begrijpt hoeveel wantrouwen de Kamer van Rijsel aanvankelijk de groote steden inboezemde. Inderdaad, tegenover het door haar vertegenwoordigd privilege, verschijnt de Kamer bij uitnemendheid als het orgaan van het gemeen recht, en hare voor eenieder gelijke rechtspraak steekt geweldig af bij de rechtspraak der schepenen, die steeds den niet-poorter aan den poorter offert. Anderzijds werd Vlaanderen's territoriale zelfstandigheid bedreigd door die rechtbank, welke naast het graafschap zoovele andere hertogelijke domeinen onder haar ambtsgebied telde. Doch niet al de klachten der Vlamingen worden verklaard door het stedelijk particularisme. Zoo Philips de Stoute verscheidene raadsheeren van Lodewijk van Male in zijne Kamer opnam, had hij er ook Bourgondiërs en Franschen aangesteld, die hunne Vlaamsche ambtgenooten op de hoogte van hunne nieuwe betrekking moesten brengenGa naar voetnoot(1). Rijsel, dat hun als verblijfplaats aangewezen was, lag buiten het graafschap, en de Kamer bediende zich uitsluitend van de Fransche taal. Daardoor verwekte de instelling der Kamer des te meer ontevredenheid, daar, sedert het begin der regeering van Lodewijk van Male, de Vlaamsche taal gewoonlijk gebruikt werd in de betrekkingen tusschen vorst en onderdanen. Geen wonder dus, dat Jan zonder Vrees, reeds bij zijne troonsbestijging, door talrijke klachten overvallen werd. Men vroeg hem, de bevoegdheid der Kamer tot de zaken van het graafschap te beperken, de Kamer naar eene stad ‘binnen der Leye’ te verplaatsen en de pleiters hunne ‘moederlijke taal’ te laten sprekenGa naar voetnoot(2). De eerste vraag kon natuurlijk niet toegestaan worden, doch beide anderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden gereedelijk ingewilligd. Dat gaf den hertog meteen de gelegenheid het werk zijns vaders te verbeteren en het, om zoo te zeggen, in de Nederlanden inheemsch te maken, door het zijn verdacht karakter van vreemde nieuwigheid te ontnemen. Hij verdeelde de Kamer in twee afzonderlijke colleges. De bevoegdheid in zake geldwezen werd opgedragen aan eene Rekenkamer, die te Rijsel bleef, terwijl de rechtsbevoegdheid overging op een college, dat, als ‘Raed van Vlaenderen’, te Oudenaarde opgericht werd. Terzelfder tijd werd de eerste taalverordening uitgegeven, waarvan de geschiedenis der Nederlanden gewaagt. Het Fransch bleef alleen gebruikt in de betrekkingen van den Raad van Vlaanderen met den hertog en zijn kanselier, evenals bij de geheime beraadslagingen der rechters. Daarentegen moest ‘alle getuigenverhoor, door gezegde raadsheeren of hunne aangestelden afgenomen, in het Vlaamsch geschieden telkens dat de schrifturen der partijen in het Vlaamsch opgesteld zijn’. Daarenboven werd bevolen, dat, ‘in openbare zitting, elke partij en elke klager de taal mag spreken welke hij verkiest, en dat men hem in het Vlaamsch moet antwoorden. En bij de debatten, mag de Vlaming in het Vlaamsch pleiten als hij zulks verkiestGa naar voetnoot(1)’. De beginselen dier verordening bleven van kracht tot op het einde der XVIIIe eeuw. Het Fransch werd de taal van het hoofdbeheer, buiten zijne betrekkingen met het publiek; doch eenieder mocht vóór de rechtbanken zijne landstaal gebruiken. Sedert dien, werd het bestaan van den Raad van Vlaanderen nooit meer ernstig bedreigd. Hoewel hij soms nog tijdelijke oneenigheid tusschen vorst en steden verwekte, hoewel de hertogen gedwongen waren hem beurtelings van Oudenaarde (1405-1407) naar Gent (1407-1439), naar Kortrijk (1439), weer naar Gent (1440-1447), naar Dendermonde (1447-1451) en naar Ieperen (1451-1463) over te brengen, vóór dat hij voorgoed, en wèl tot het einde van het oude stelsel, te Gent gevestigd werd, werden zijne diensten zoo zeer op prijs gesteld, dat hij door de reactie, die in 1477 na den dood van Karel den Stoute uitbrak, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gespaard bleef. Ongetwijfeld poogden de groote gemeenten, nog zeer lang, aan zijne rechtsmacht te ontsnappen en hare poorters aan dezelve te onttrekken. Zij wendden zich tot het Parlement van Parijs, en deden beroep op de nominale heerschappij van den koning tegen de werkelijke heerschappij van haren vorst. Vergeefsche pogingen. Terwijl de steden volhardden in haren uitsluitingsgeest, waren de kleine steden en de kasselrijen gelukkig voortaan een wapen te bezitten tegen de zelfzucht harer machtige buren en wendden zij zich dikwerf tot den Raad. Ook de inwoners volgden haar voorbeeld. De drie steden konden niet blijven wederstaan. Zij waren overigens te ijverzuchtig op elkander, om eendrachtig op te treden. Ja, terwijl elke stad zich wilde onttrekken aan de bevoegdheid van den Raad, erkende zij die feitelijk voor de beide anderen, en riep zij die tegen dezelve in. De slag van Gaver overwon den laatsten wederstand: sedert dien waren al de ‘wetten’ van Vlaanderen vatbaar voor beroep. Intusschen had de Raad van Vlaanderen eene zeer groote ontwikkeling genomen. Hij was nu een volledig samengesteld gerechtshof. Naast de acht raadsleden en den ‘voorzitter van Vlaanderen’ vond men daar een procureur-generaal een fiscaaladvocaat, een griffier, een ontvanger der exploiten, deurwaarders en een charterbewaarder, die, op enkele uitzonderingen na, allen ‘Vlaamschsprekende Vlamingen’ waren. Terwijl hij aanvankelijk als eenvoudige afvaardiging van den raad des vorsten beschouwd werd, was hij voortaan eene onafhankelijke magistratuur. Door het boeken, bezegelen en afkondigen van de vorstelijke verordeningen, nam hij in zekere mate deel aan het bestuur van het land. Zijn archief, dat in zijn geheel bewaard is, getuigt luide van zijn ijver en zijne werkzaamheid. De Rekenkamer van Rijsel oefende, in de sfeer harer bevoegdheid, een even diepen en heilzamen invloed. Sedert de invoering van baljuws, waren deze belast met het innen van allerhande inkomsten, en, sedert de XIIIe eeuw, waren, in Vlaanderen en in de andere Nederlandsche gewesten, vorstelijke ontvangers aangesteld. Al die ambtenaren moesten geregeld rekenschap geven over hunne ontvangsten. Onder Lodewijk van Male treft men, naast de ‘Audientie’, die het uitgangspunt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der rechterlijke samentrekking is, reeds een zeker aantal ‘rekenmeesters’ aan. Doch 't is de Kamer van Rijsel die, voor 't eerst, een bestendig hoofdorgaan aan het geldwezen geeft. Haar gebied, dat aanvankelijk slechts Vlaanderen. Artesië, Fransch-Vlaanderen, de graafschappen Nevers en Réthel en de steden Mechelen en Antwerpen omvatte, werd opvolgenlijk met het Naamsche, met Henegouw, Ponthieu en de steden van de Somme vergroot. In dit uitgestrekt grondgebied, moesten alle ontvangers en ambtenaren van het geldwezen jaarlijks hunne rekeningen aan de Kamer overleggen. Deze ging ook de verrichtingen der muntmeesters na. Verkooping, afstand, verpanding van domeinen, overgang van leenen moesten vóór haar geschieden. Zij machtigde de betaling der uitgaven van het hof en had het recht de boeking en de uitvoering te weigeren van de verordeningen, die strijdig waren met de belangen van het kroondomein. De Rekenkamer, die hoofdzakelijk in 's vorsten belang geschapen was, gebruikte, in onderscheid met den Raad van Vlaanderen, uitsluitend het Fransch, de taal van den vorst. Een groot aantal harer leden, vooral in den beginne, waren Franschen; deze voerden in de Nederlanden eene volmaakte boekhouding in. De onderrichtingen van de Rekenkamer van Vlaanderen zijn toonbeelden van wijsheid en goed beheerGa naar voetnoot(1). De onschatbare rijkdommen der hertogen zijn zeker grootendeels haar werk. De jongerelinie van het Bourgondisch huis, die, onder Philips den Stoute, den troon van Brabant kreeg, beijverde zich eveneens, de instellingen des hertogdoms te hervormen. Hertog Antoon volgde de voorbeelden van zijn broeder Jan zonder Vrees. In 1406 schiep hij te Vilvoorden eene Rekenkamer en eenen Gerechtsraad. Terwijl de eerste zonder afbreking bleef bestaan en haar gebied in 1463 zelfs uitstrekte tot Holland, Zeeland, Friesland en Luxemburg, gaf de andere aanleiding tot langdurige twisten tusschen de vorsten en het landGa naar voetnoot(2). Wel is waar kon Brabant tegen den Raad dezelfde grieven als Vlaanderen niet inroepen, want hij was in 't hart des hertogdoms gevestigd en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikte de landstaal. Doch de bevoorrechte standen hadden een al te groot belang in het rechtswezen, dan dat zij het aan den vorst afstonden. Het valt te betwijfelen of de door Antoon ingestelde Raad ooit vergaderde. Eene andere nieuwigheid des hertogs, de aanstelling van een kanselier van Brabant (1408), die zegelbewaarder en eerste minister zou wezen, leed eveneens schipbreuk. De onmacht van Jan IV en de onlusten, die onder zijne regeering uitbraken, gaven aan de Staten - uiting van den wil der steden - de gelegenheid, het vorstelijk gezag onder eene wezenlijke voogdij te stellen. Het ‘Nieuw Regiment’ van 1422Ga naar voetnoot(1) voegde den hertog een raad toe, die zooveel als eene bestendige afvaardiging van adel en groote gemeenten was. De instemming van dezen uitsluitend uit Brabantsche edelen bestaanden raad was noodig voor alle belangrijke zaken, zooals verpanding of vervreemding van domeingoederen, oorlogsverklaring, sluiting van verbondsverdragen en teruggave van verbeurde goederen. Met stemmenmeerderheid, benoemde hij al de ambtenaren van het hof, die hij tot het hoogst noodige beperkte. Door zijn toedoen, werden al de ambtenaren van de steden en van het land aangesteld en afgezet. Hij wees de personen aan, die de hertog - buiten de Brabantsche edelen - in zijnen dienst mocht nemen. Hij ging de uitgaven des vorsten na. Ten slotte was het den hertog verboden, bij afwezigheid zijner raadsheeren, het gevoelen in te winnen van iemand die niet tot den raad behoorde; hij, die hem aanzette dit verbod te overtreden, werd gestraft. De strekkingen van het ‘Nieuw Regiment’ zijn alleszins behoudsgezind. De beide bevoorrechte wereldlijke standen, die dat stelsel uitdachten, trachten vooral hunne stelling in het hertogdom te bewaren. De ambten van raadsheeren zijn uitsluitend aan Brabantsche edelen voorbehouden, om de gevaarlijkste vijanden der vrijheden, w.z. vreemdelingen en rechtsgeleerden, uit 's vorsten omgeving te houden. De overwegende rol, die aan den adel gegund wordt, is overigens meer schijn dan werkelijkheid. Inderdaad, aan de drie groote steden, Brussel, Leuven en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen, wordt een bestendig toezicht over den hertogelijken raad erkend. Het ‘Nieuw Regiment’ moest Brabant leiden tot eene regeeringloosheid, in den aard van die, waartoe het uitsluitend overwicht der burgerij, in het midden der XVe eeuw, het Land van Luik en Gelder dreef. Doch het bleef slechts zeer korten tijd in zijn geheel bestaan. Reeds in 1423 stelde Jan, naast hetzelve, te Brussel eene bestendige Raadkamer inGa naar voetnoot(1). Deze bleef bestaan onder zijn opvolger Philips van Saint-Pol, die ook het ambt van kanselier van Brabant herstelde. Toch bestond de door het ‘Nieuw Regiment’ geschapen raad nog, toen Philips de Goede het hertogdom erfde. De nieuwe hertog bracht er dadelijk eene kenmerkende wijziging aan toe. Hij verkreeg van de Staten, dat daarin twee vreemde raadsleden, die genoegzaam Vlaamsch kenden, zouden worden opgenomen. De door den kanselier voorgezeten raad bestond voortaan uit zes leden, waarvan vier door het land en twee door den vorst aangesteld waren. Doch hij had zijne levenskracht verloren. Hij kon zich wel verzetten tegen een vorst die ‘slechts hertog van Brabant was’, doch hoe zou hij zich opdringen aan Philips, die vele andere vorstendommen buiten Brabant bezat? De raad bleef nog eenige jaren werkeloos bestaan en werd toen afgeschaft. Zijn naam, ‘Hof van Brabant’, werd overgenomen door de naast hem bestaande Raadkamer, waaraan sedert 1441 een procureur-generaal toegevoegd wasGa naar voetnoot(2). Holland, met zijne aanhoorigheden Zeeland en Friesland, maakte dezelfde evolutie doorGa naar voetnoot(3). In 1428 stichtte Philips er een bestendigen raad, die, evenals de eerste Kamer van Rijsel, toezicht over rechts- en geldwezen had. Dat ‘Hof van Holland’, dat ongeveer het midden hield tusschen de uitsluitend door den vorst aangestelde Kamer van Rijsel en het teenemaal door de Staten samengesteld ‘Nieuw Regiment’ van Brabant, bestond | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit negen ridders, waarvan drie door Jacoba, drie door Philips en drie door het land aangewezen waren. Doch weldra benoemde de hertog alleen al de leden; hij gaf hun een kanselier tot voorzitter, voegde hun een procureur-generaal toe, en nam hen, voor het grootste deel, niet meer onder den adel, doch onder de rechtsgeleerden. In 1463 moesten ten minste vier leden van het Hof licentiaat in de rechten zijn. Meer nog, evenals in Brabant en Vlaanderen, werden geldwezen en rechtswezen gescheiden. In 1446 werd eene Rekenkamer van het Hof van Holland afgezonderd en te 's Gravenhage gevestigd; zij bleef daar tot in 1463, toen zij met de Rekenkamer van Brussel vereenigd werd. De andere Nederlandsche gewesten, die minder belangrijk en minder begunstigd waren dan Vlaanderen, Brabant en Holland, kregen zulke grondige hervormingen niet. Philips de Goede deed voor hen niets, dan het gezag der officieren van justitie versterken. De grootbaljuw in Henegouw, de luitenant-gouverneur en zijn raad in LuxemburgGa naar voetnoot(1) gaven aan het bestuurs- en het rechtswezen meer en meer regelmaat en eenheid. Alleen in de met geweld ingelijfde gewesten, werden de instellingen brutaal te niet gedaan, zonder rekening te houden met zeden noch wenschen der inwoners. Zulks geschiedde in het Land van Luik en ook, hoewel minder gewelddadig, in Gelder, dat dadelijk na zijne verovering door Karel den Stoute een raad in den aard van dien der andere Bourgondische gewesten kreegGa naar voetnoot(2). De door de oprichting van Raden gekenschetste hervorming van het rechtswezen had snelle en heilzame gevolgen. Na enkele jaren verdwenen de nog talrijke overblijfselen van de oude middeleeuwsche rechtspleging, evenals het rechterlijk tweegevecht en de vriendenoorlogenGa naar voetnoot(3). Voortaan was eenieder gelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor 't gerecht; er werd geen onderscheid meer gemaakt tusschen de pleiters; de enormia delicta, die vroeger zoo lichtelijk kwijtgescholden werden aan degenen die ze konden afkoopen, werden onmeedoogend vervolgd. Behalve in het Land van Luik, waar Karel de Stoute 's lands recht brutaalweg door het Romeinsch recht verving, werd die groote hervorming overigenszonder geweld ingevoerd. De rechtsgeleerden der Raden schaften de aloude ‘costumen’ niet af; zij bepaalden er zich bij, die aan te vullen en te vertolkenGa naar voetnoot(1). Zij eerbiedigden echter zorgvuldig haren geest, en de nieuwigheden, welke de voorstanders van het oude stelsel hun aanrekenden, bestonden meestal in het afschaffen van schreeuwende misbruiken en verouderde gebruiken, of in het invoeren eener billijker rechtspleging, zoodat zwakken en machtigen vóór de rechtbank werden gelijkgesteld. Volgens den kronijkschrijver Olivier van Dixmude, gaf de Raad van Vlaanderen blijk van eene schreeuwende partijdigheid jegens de Vlaamsche steden: in werkelijkheid is men daarentegen verwonderd over zijne lankmoedigheid tegenover hare aanspraken. De rechterlijke hervorming der XVe eeuw was overigens ingevoerd, veel minder om tegen het verleden te strijden dan om te voorzien in de noodwendigheden van het toenmalige. Zij behield het bestaande in zijne hoofdtrekken, doch uitte zich vooral op het onmetelijk gebied, dat buiten het middeleeuwsch oorspronkelijk bestuurswezen lag. Hare voornaamste rol was het inrichten van de openbare rechtsvordering, van het beroep, van het toezicht over de ambtenaren. Wij mogen ten slotte niet vergeten, dat, behalve gedurende de eerste jaren van het Bourgondisch tijdvak, die rol aan inlandsche rechters toevertrouwd werd. Zoo de hertogen zich in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den beginne tot vreemdelingen wendden om hunne Nederlandsche onderdanen de nieuwe gebruiken aan te leeren, en zich, gedurende den overgangstijd, van de gehoorzaamheid der Raden te verzekeren, hebben zij vroegtijdig met die doenwijze gebroken. Overeenkomstig overlevering en privileges van elk grondgebied, vindt men, onder de regeering van Philips den Goede, schier niets dan landslieden in elk gewestelijk bestuur. Evenzoo werd, na eenige geschillen in den beginne, het gebruik der landstalen - tot aan de troonsbestijging van Karel den Stoute toch - naar den wensch der bevolking geregeld. Die feiten rechtvaardigen volkomen het Bourgondisch huis van de zoo dikwijls geuite beschuldiging, als zou het stelselmatig de Nederlanden hebben willen verfranschen. Zoo het Fransch, dat sedert de XIIe eeuw in de hoogere standen der maatschappij reeds sterk verspreid was, onder de nieuwe dynastie noodzakelijker wijze de taal van het hoofdbeheer werd, ging het daarentegen achteruit in het inwendig bestuur der Vlaamsche gewesten. Men doorbladere slechts een charterboek, en men zal dadelijk erkennen, dat het Vlaamsch door de plaatselijke ambtenaren veel meer in de XVe, dan in de XIVe eeuw gebruikt werd. Verspreiding van onderwijs bevorderde de kennis der Vlaamsche taal, ten nadeele van Latijn en Fransch. Te Ieperen verdrong zij het Fransch, dat, heel de middeleeuwen door, de officieele taal der gemeente geweest wasGa naar voetnoot(1). De Bourgondische instellingen verloren in de Nederlanden dus vroegtijdig haar karakter van vreemde nieuwigheid. Nergens verdrongen zij de oude territoriale staatsregelingen. Zoo de hertogen het particularisme der steden bestreden, eerbiedigden zij daarentegen de gewestelijke zelfstandigheid. Het monarchaal karakter, dat zij aan het geld- en het rechtswezen in elk hunner landen gaven, hinderde geenszins het zeer ontwikkeld politiek leven. Overal behielden de Staten het recht de belasting te stemmen, en hunne rol wordt gewichtiger, naarmate de vorst, ten gevolge van de gedurige vermeerdering zijner uitgaven, zich gedwongen ziet, meer en meer beden te vragen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Is inderdaad onder het Bourgondisch huis, dat de Staten stevig samengesteld worden en dat zij, voorgoed aan den overwegenden invloed der steden onttrokken, bij uitnemendheid het orgaan der plaatselijke zelfregeering worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIDe hervormingen, die gedurende het Bourgondisch tijdvak in het bestuur der provinciën ingevoerd werden, waren zeer belangrijk, doch zij brachten geenerlei grondige verandering aan de staatsregeling, die elke harer sedert de XIVe eeuw bezat. Met het door de hertogen in de Nederlanden ingerichte hoofdbestuur, dat die gewesten tot Staten verhief, ging het er geheel anders aan toe. Inderdaad, niets van dat hoofdbestuur bestaat, het moet heel ontworpen en geschapen worden, want de Nederlanden, die uit onafhankelijke gewesten bestonden, maakten vóór de XVe eeuw geen staatkundig geheel uit. Hunne verschillende vorstendommen geleken, door hunne inrichting, zeer op elkander, zij hadden munten van hetzelfde gehalte en dezelfde waarde en stonden met elkander in innige verbinding door handelsverdragen en overeenkomsten voor scheidsrechterlijke uitspraak, maar toch hielden zij ijverzuchtig van hunne plaatselijke souvereiniteit. Het groot getal vorstenhuizen was een onoverkomelijk beletsel tot constitutioneele eenheid; zoo lang dat beletsel bestond, was eenheid onmogelijk. De Nederlanden konden dus slechts na hunne vereeniging onder het huis van Bourgondië een stelsel van hoofdinstellingen krijgen; door den aard der zaken, moesten deze uitsluitend door het heerschende huis ingevoerd worden. Zij waren uitheemsch, evenals de hertogen. Zij waren eene wezenlijke ingevoerde nieuwigheid. Het bestuur der gewesten werd aan inlandsche ambtenaren overgelaten, doch het hoofdbeheer werd, in den beginne toch, grootendeels aan vreemde ambtenaren toevertrouwd. Deze waren vooral Franschen, Picardiërs en Bourgondiërs, die de hertogen in de Nederlanden gevolgd hadden, in hunne omgeving leefden en hunne taal sprakenGa naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen Philips de Stoute de graafschappen Vlaanderen en Artesië erfde, was hij reeds sedert twintig jaar hertog van Bourgondië; hij had zich, evenals alle vorsten van dien tijd, een raad toegevoegd, die hem moest helpen in het bestuur van zijn hertogdom. Doch die raad had langzamerhand zijn aanvankelijk karakter verloren. De hertog, die sedert de troonsbestijging van zijn neef, koning Karel VI, aan de regeering van Frankrijk deel nam, die schier voortdurend te Parijs moest verblijven, die in alle politieke kuiperijen van dien tijd gewikkeld was, had voortaan grootere belangen dan die van zijn erfgoed te behartigen. Daarom werd de bevoegdheid van zijn raad gewijzigd. Deze nam geen rechtstreeksch deel meer aan het bestuur van Bourgondië, voor hetwelk bijzondere raden voor geld- en voor rechtswezen ingesteld werden. In stede van orgaan der plaatselijke regeering, werd hij een staatkundig college, dat met den vorst over al zijne zaken beraadslaagde, en bestendig deel had aan al de uitingen zijner bedrijvigheid. De hertog voegde aan de Bourgondische leden eene menigte vreemdelingen toe. Hij bewilligde den titel en de jaarwedde van raadsheer aan al degenen die hij in zijn raad opnam. Aldus vormde hij zich eene talrijke groep medewerkers, die uit verschillende landen en uit alle standen der bevolking herkomstig waren: het geleek eene nieuwe soort vazalschap, met ambtenaren in stede van leenmannen, staatslieden in stede van toegeruste krijgers. Die vertrouwelingen leverden aan het Bourgondisch huis de ijverigste werktuigen zijner vorderingen. Toen het Frankrijk verlaten had om zich voorgoed in de Nederlanden te vestigen, waren zij het in grooten getale gevolgd, evenals die Flamencos, die, in de XVIe eeuw, Karel V naar Spanje vergezelden. Hoewel de hertogen van lieverlede meer en meer Belgische heeren en rechtsgeleerdentot zich trokken, bleven die vertrouwelingen toch in hoog aanzien staan. Daar zij vreemdelingen in de Nederlanden waren, bleven zij geschaard rond den vorst, wien zij alles verschuldigd waren en dien zij eene onbegrensde toewijding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betuigden. Onder hunne verkleefdste dienaren telt men de Hugonet's, de Humbercourt's, de Hagenbach's, de Lannoy's, de Lalaing's en meer anderen. Zij wisten overigens, dat zij onder de persoonlijke rechtsmacht des hertogs stonden en dat hij derhalve hun leven in zijne handen had. Menig raadsheer stierf op het schavot. De getrouwen werden daarentegen rijkelijk beloond. De Lalaing's en de Croy's hebben hun fortuin aan Philips den Goede te danken; deze doet ook beurtelings Jan Chevrot en Willem Fillastre, de beide hoofden van zijn raad, tot bisschop van Doornijk benoemen; hij bezorgt een kardinaalshoed aan een der zonen van zijn kanselier, Nicolaas Rolin. Zelfs de nederigste zijner raadsheeren ontvangen blijken zijner welwillendheid. Hij zendt hun nieuwjaarsgeschenken en doet hen trouwen met rijke burgersdochters, zonder zelfs het oordeel dezer laatsten te vragenGa naar voetnoot(1). Aldus beschikt de hertog over eene menigte voortreffelijke medewerkers. Daar zij slechts van hem afhangen, wijl zij door hem aangesteld en betaald worden en aan zijn hof leven, waar velen van hen het ambt van kamerheer, hofmeester of stalmeester bekleeden, maken zij zijne politieke lijfwacht uit. Inderdaad, verscheidene dier raadsheeren volgen hem op reis en ten krijge. Tijdens het gehoor, zijn er steeds eenigen aan zijne zijde, om hem hun gevoelen toe te fluisteren of hem zijn antwoord voor te zeggenGa naar voetnoot(2). Anderen zijn gezanten, stadhouders van provinciën, bevelhebbers van legers of vestingen. Door hun toedoen, oefent zijn gezag zich uit in alle zaken, die buiten het bereik van de door hem bezworen landsprivileges vallen. Dat gebied, waarin hij naar goeddunken handelt, is nog zeer uitgestrekt. Het omvat immers heel de buitenlandsche politiek, het toezicht over het beheer der provinciën, de aan de rechtspraak des vorsten voorbehouden gevallen, de genadebrieven, het geldwezen, het toezicht over domeingoederen, legers en oorlogsvloot. In de sfeer van dat gebied, viert het absolutisme | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrijen teugel. 's Hertogs bevelen zijn wet, en de verordeningen, welke die vertolken, eindigen geregeld met de woorden: ‘aldus behaagt ons en zal geschieden’, die voor het ‘welgevallen’ van den koning van Frankrijk niet onderdoen. Het hoofdbeheer werd versterkt en verbeterd naarmate het Bourgondisch huis machtiger werd. Reeds van den beginne af, behoort daarin de eerste plaats aan den kanselier van Bourgondië. Door dien ambtenaar, dien de spitsvondige staatkundigen van dat tijdvak, in Frankrijk, aan de mindere vorsten ontzegden en enkel den koning voorbehieldenGa naar voetnoot(1), verraadt het hertogelijk gezag zijn monarchaal streven. Onder Philips den Stoute is de kanselier, volgens het middeleeuwsch gebruik, schier altijd een geestelijkeGa naar voetnoot(2). Doch sedert Jan zonder Vrees, wordt hij steeds onder 's hertogs wereldlijke raadgevers gekozen. Gedurende het eerste tijdvak, bleven de verschillende kanseliers slechts een klein aantal jaren in bediening; gedurende het tweede, werden zij daarentegen voor het leven benoemd. Philips de Goede had in 't geheel maar drie kanseliers: Jan van Thoisy (1419-1434), Nicolaas Rolin (1434-1462) en Pieter van Goux (1465-1471); deze bleef in bediening tot zijn dood, onder Karel den Stoute, en werd vervangen door Willem Hugonet, die, na de ramp van Nancy, door de Gentenaars gehalsrecht werd. Tot meerdere zekerheid kozen de hertogen hunne kanseliers steeds onder hunne Bourgondische onderdanen. Naarmate het ambt van kanselier gewichtiger werd, verhoogde ook hunne jaarwedde, die, van 400 gouden frank onder Jan zonder Vrees, tot 2000 gestegen was onder Philips den Goede. Doch die jaarwedde was maar een klein deel van de verdiensten des kanseliers. Buiten de acht frank per dag waarop hij recht had als hij buiten het hof werkzaam was, brachten de menigvuldige zaken waarmede hij belast was hem talrijke geschenken en min of meer wettige voordeelen op. Men weet, dat Nicolaas Rolin in den dienst zijns meesters een kolossaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermogen verwierf. Op een der meesterstukken van Jan van Eyck is hij, heel in goudbrocaat, knielend voor de heilige Maagd voorgesteldGa naar voetnoot(1). Is het, in den huidigen staat onzer kennis, moeilijk de rol van den kanselier gedurende de eerste jaren van het Bourgondisch tijdvak vast te stellen, toch weten wij dat hem, onder Philips den Goede, het bestuur van den Staat toevertrouwd was. Rolin was alleszins een eerste minister en voorzeker zijn de meeste hervormingen, die Philips in de Nederlanden doorgevoerd heeft, aan hem te danken. ‘Hij pleegde alles alleen te besturen, zoowel in zake oorlog, als in zake vrede of geldwezen. In alles verliet de hertog zich hoofdzakelijk op hem; en in al zijne Staten, noch in de stad noch op het land, was er geen ambt, geene prebende, geene gift, die hij niet verleend of doen verleenen hadGa naar voetnoot(2)’. Hij is grootzegel- en geheimzegelbewaarder, voorzitter van alle Raden des hertogs, hoofd van zijn rechtswezen, hij voert met alle vorstelijke ambtenaren rechtstreeksche briefwisseling, hij is met alle moeilijke zendingen belast en moet verslag geven over alle belangrijke vraagstukken van buitenlandsche politiek of van inwendig bestuur; op hem berusten al de diensten eener regeering, die steeds uitgebreider wordt en daardoor aan het rechtstreeksch gezag van den vorst ontsnaptGa naar voetnoot(3). Als eenvoudig werktuig deszelven, heeft hij overigens geenerlei betrekking met het publiek. Het is eene onzichtbare, ongenaakbare macht, die door het volk gehaat wordt, omdat zij buiten alle controle staat. De hovelingen sidderen vóór den kanselier, en het volk, dat in zijne naïve vorstentrouw het moderne beginsel van de onverantwoordelijkheid des vorsten vooruitloopt, beschuldigt hem van al de misbruiken waaronder het lijdtGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder den kanselier staan talrijke ‘geheimschrijvers des hertogs’, ambt dat aan het Fransch bestuurswezen ontleend is. Het zijn geene eenvoudige klerken, doch gevolmachtigden des vorsten, die de in zijn naam verzondene brieven teekenen en met vertrouwelijke zendingen belast wordenGa naar voetnoot(1). Onder hen onderscheidt zich de ‘audiencier’, die in de XVIe eeuw een der eerste staatsambtenaren wordtGa naar voetnoot(2). Naast de ‘geheimschrijvers’ staan ten slotte de ‘requestenmeesters’, nog een aan Frankrijk ontleend ambt, die de aan den Grooten Raad gestuurde verzoekschriften moeten onderzoeken. Die Groote Raad is, samen met den kanselier, het voornaamste bestanddeel van het hoofdbestuurGa naar voetnoot(3). Langen tijd was hij op onzekere, ongeregelde wijze samengesteld. De hertog nam daarin op: eenige zijner bloedverwanten, verscheidene raadsheeren, die zooveel mogelijk derwijze gekozen waren, dat elke provincie in den Raad vertegenwoordigd was, en ten slotte ook ridders en rechtsgeleerden. Doch, tot de eerste helft der regeering van Philips den Goede, had de Groote Raad vast personeel noch vasten zetel. Hij volgde den hertog, en gedurig waren er raadsheeren voor eigen zaken of voor die van den vorst afwezig. Eene verordening van 1446 gaf eene andere inrichting aan den Grooten Raad, die nu een bestendig regeeringscollege werd. Zij beslist, dat de hertog steeds vier of vijf raadsheeren bij zich zal hebben en dat, tijdens zijne afwezigheid, de regeering zal uitgeoefend worden door eene groep raadsheeren, onder voorzitterschap van den kanselier of van het hoofd van den Raad. Zij verklaart, dat de hertog geene besluiten meer zal afkondigen, zoo zij niet eerst onderzocht en besproken werden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door den Raad en dat voortaan alle mondeling of schriftelijk verzoek tot den Raad moet gericht worden. Mochten die regelen soms veronachtzaamd wezen, dan is de beslissing niet uitvoerbaarGa naar voetnoot(1). De bevoegdheid van den Grooten Raad omvatte natuurlijk heel het gebied, dat aan de persoonlijke behandeling des hertogs overgelaten was, wil zeggen ‘alle zaken betreffende hofhouding en rijkspolitie, zaken betreffende genade, oorlog en vrede, alsook de niet door de wet voorziene voorbehouden gevallen, welke “heerlijke gevallen” genoemd werdenGa naar voetnoot(2)’. Hij was dus te gelijk Staatsraad en Gerechtshof. Doch weldra werd de bevoegdheid van den Raad gescheiden, gelijk wij ook elders gezien hebben. Reeds in 1454 had Philips de Goede er een rechterlijk consistorium ingericht, in hetwelk hij Picardische rechtsgeleerden aansteldeGa naar voetnoot(3). Onvermijdelijk moest het werk der herinrichting van het rechtswezen in de provinciën bekroond worden met de schepping eener hoogere rechtbank, die als beroepshof voor de onderdanen der verschillende grondgebieden dienen zou en tevens een einde stellen moest aan de bemoeiingen van het Parlement van Parijs in de Fransche leenen van het Bourgondisch huis. Karel de Stoute voltooide het door zijn vader begonnen werk. Meer nog dan zijn vader met absolutistische denkbeelden bezield, beijverde hij zich vooral, in de Nederlanden een stevig hoofdgezag te vestigen, dat aan de provinciën hare zelfstandigheid moest ontnemen. Hij verstond, ze allen aan eene zuiver monarchale regeering te onderwerpen, en de hervormingen, die hij aan het door zijn vader gehuldigd politiek stelsel bracht, verraden een ideaal van tucht en hiërarchie. De verordening van Diedenhoven, van December 1473, bevestigt dat strevenGa naar voetnoot(4). Zij verdeelde den Grooten Raad in twee onderscheiden colleges, die elk met bijzondere bedieningen belast waren. Een van beide, dat de Groote Raad bleef heeten, was de Staatsraad des | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hertogs; het andere, dat het Parlement genoemd werd en te Mechelen gevestigd was, werd het hoogere hof van al de Nederlandsche gewesten. Het kreeg niet alleen de bevoegdheid, welke tot dan toe aan den Grooten Raad behoord had, het was tevens een beroepshof voor de ‘Kamers, rechters en vergaderingen’ van Karel's Nederlandsche bezittingen. De hertog regelde zorgvuldig zijne bevoegdheid en deed al het mogelijke, om het een ontzag te geven, dat aan de hertogelijke majesteit en aan zijn diepen eerbied voor de gerechtigheid beantwoordde. Het Parlement bestond uit twee voorzitters, vier door den Grooten Raad aangewezen ridders, zes requestenmeesters en twintig raadsheeren (acht geestelijken en twaalf leeken), die in vier kamers ingedeeld warenGa naar voetnoot(1). Verders telde men: een procureur-generaal en zijn substituut, twee advocaten-generaal, drie griffiers, die de in 't ‘Dietsch’ ingeleide gedingen in 't Fransch moesten vertalen, zeventien deurwaarders en een cipier. De hertog behield het voorzitterschap van het Parlement, dat tijdens zijne afwezigheid door den kanselier of het hoofd van den Grooten Raad waargenomen werd. Hij bewilligde hooge jaarwedden aan zijne raadsheeren, gaf hun een scharlakenschen mantel, beval dat dagelijks twee missen zouden gelezen worden in het paleis van het hof, regelde stipt de tijdens het gehoor na te leven plichtplegingen. Doch vooral beijverde hij zich, zijn Parlement tot eene modelinrichting van rechtswezen te maken. Het moest alle dagen vijf uren zitting houden: drie 's morgens en twee 's namiddags. Maandag, Woensdag en Vrijdag waren voor de pleidooien voorbehouden. Er waren zeven weken vacantie, van Sinte-Magdalena tot Maria-geboorte (22 Juli tot 8 September), doch evenals in onze hedendaagsche rechtbanken, was er eene kamer van vacantie werkzaam, die de dringende zaken afhandelde. Een opperprovoostGa naar voetnoot(2) kreeg opdracht, de misdadigers in al de heerlijkheden des hertogs te vervolgen en aan te houden. Ten slotte werden de behoeftigen van alle gerechtskosten vrijgesteld. Bewijst die laatste nieuwigheid hoe zeer de vooruitgang van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het monarchaal gezag de denkbeelden van gelijkheid en menschelijkheid bevorderden, toch werd het Parlement van Mechelen te vroeg geboren. Karel heeft het ingesteld met dat zelfde ongeduld, dat zelfde gemis aan practisch verstand, die zijne buitenlandsche politiek kenmerken. Het particularisme was in de Nederlandsche gewesten nog al te levendig, dan dat het den hertog lukken kon, de gedroomde rechterlijke eenmaking door te drijven. Beroep van de plaatselijke rechtbanken bij de gewestelijke Raden werd zonder bezwaar onthaald, doch eene hoogere rechtsmacht boven deze Raden, ontmoette een algemeenen tegenstand. Men zag in haar slechts een werktuig van dwingelandij, en Karel's absolutistische streving rechtvaardigde maar al te zeer de vrees zijner onderdanen. Voorzeker waren zijne inzichten voortreffelijk, doch hij kon het volk daarvan niet overtuigen. De staatkundige beschouwingen, die Karel aangezet hadden het Parlement van Mechelen te stichten, om Vlaanderen en Artesië aan het rechtsgebied van het Parlement van Parijs te onttrekken en aldus zijne souvereiniteit tegenover Lodewijk XI te bevestigen, lieten de Nederlanders overigens teenemaal onverschilligGa naar voetnoot(1). Zij waren feitelijk onafhankelijk van Frankrijk, dat was hun voldoende; het theoretisch opperleenheerschap deerde hen niet; integendeel, want desnoods konden zij op hetzelve tegen hunne vorsten beroep doen. Het Parlement bleef bestaan, doch geraakte nooit in de gunst des volks. Het was een der eerste instellingen waarvan men, in 1477, aan Maria van Bourgondië de afschaffing vroeg. Karel's samentrekkingspolitiek uitte zich niet alleen in de oprichting van het Parlement van Mechelen. Schier samen met de schepping van hetzelve, beval de hertog de vereeniging van de beide Rekenkamers van Rijsel en Brussel tot eene enkele, die insgelijks te Mechelen zou gevestigd zijnGa naar voetnoot(2). Naast haar, werden eene Schatkamer voor het beheer der domeinen en eene | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Generaalskamer voor het beheer der lasten en beden opgericht. Ook deze nieuwigheden hadden geen duur. Zij werden meegerukt in den storm van 1477, en de drie oude Rekenkamers van Rijsel, Brussel en 's Gravenhage werden hersteld. Het beheer van financiën van den Bourgondischen Staat was overigens voortreffelijk ingericht. De rijkdom der hertogen verstomde al hunne tijdgenooten, en heden nog flikkert hunne dynastie, na zoovele eeuwen, als een gouden licht in het duister verleden. Voorzeker zijn hunne ontzaglijke schatten te verklaren door de gekende welvaart dier landen van handel en nijverheid, die zij onder hunnen schepter vereenigden. Sedert het begin der middeleeuwen hadden de Belgische vorsten zich steeds van hunne naburen onderscheiden, door hunne overvloedige inkomsten en hunne weelderige hofhouding. Doch de hertogen bepaalden er zich niet bij, beden te heffen. Zij schiepen, om zich inkomsten te verschaffen, een volledig systeem van instellingen; zij waren de bewerkers van hun fortuin; zij konden tellen en sparen. De weelde, die zij uit smaak en uit berekening ten toon spreidden, heeft de meeste geschiedschrijvers misleid. Ten onrechte heeft men hen beschouwd als gewetenlooze doorbrengers, die met volle handen het geld hunner onderdanen aan onzinnige weelde, aan gouden en zilveren vaatwerk, aan kostbare bouwwerken verkwistten. Nu, een groot deel dier uitgaven moet in werkelijkheid als geldbelegging beschouwd worden. De gouden en zilveren tafelbladen, de halssnoeren, bekers, parelen en diamanten, heel dat verblindend geflonker, dat door de rekeningen der hertogen heen schittert, getuigt van spaarzaamheid en niet van verkwistingGa naar voetnoot(1). In dien tijd van weinig ontwikkeld kredietwezen, kon men zijn overvloed het zekerst in kostbare voorwerpen bewaren. Al de vorsten der XVe eeuw namen hunne toevlucht tot die soort van belegging, en zoo de hertogen van Bourgondië hen allen, in dat opzicht, verre overtroffen, is het omdat zij door hun rijkdom en door het wijs beheer van hun | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fortuin, meer dan de anderen konden overhoudenGa naar voetnoot(1). En toch lieten zij geenerlei gelegenheid voorbijgaan om met hun rijkdom te pronken. Het fazantefeest, waar Philips de Goede te midden van een overdreven prachtvertoon het kruis nam, het huwelijksfeest van Karel den Stoute, het feest der samenkomst te Trier verblindden gansch Europa en verspreidden wijd en zijd de faam van de macht der dynastie. Het waren in zekeren zin politieke betoogingen: de hertogen wisten wel, dat dit geld niet nutteloos weggeworpen was. Eerst onder de regeering van Philips den Goede heeft de financieele macht van het Bourgondisch huis zich ten volle bevestigd. Philips de Stoute en Jan zonder Vrees gingen ondernemingen aan, welke niet in verhouding waren tot hunne geldmiddelen en waren gedurig met tekort bedreigd. Doch hun opvolger liet bij zijn dood, zonder van zijn rijken huisraad te gewagen, een fortuin van twee millioen in goud naGa naar voetnoot(2). In het burgslot van Rijsel had hij een schat bijeengebracht, waar hij nooit iets afnamGa naar voetnoot(3). Tijdgenooten ramen zijn jaarlijksch inkomen, rond 1455, op 900.000 dukaten, wil zeggen bijna zooveel als dat van de republiek Venetië, viermaal zooveel als dat van de republiek Florence driemaal zooveel als dat van den koning van NapelsGa naar voetnoot(4), dubbel zooveel als dat van den paus en den hertog van Milaan. Toch mag men niet denken, dat dit inkomen het land uitputte. Zoo de vervanging van het gewestelijk particularisme door het monarchaal stelsel eene ruime vermeerdering van belastingen medebracht, werd deze door eene billijker verdeeling gematigd. 's Lands bestuur was nu ingewikkelder en ook kostelijker, doch de diensten, welke het bewees, vergoedden ruimschoots de uitgaven. De verbazende voorspoed van de Nederlanden onder Philips den Goede bewijst, dat zij geene al te drukkende lasten te dragen hadden. Hoewel eenige poortersgezinde kronijkschrijvers over de gevraagde beden klagen, waren deze toch niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overdreven. Philips van Commines getuigt, dat hij ‘zijne onderdanen weinig stroopteGa naar voetnoot(1)’, en, bij den aanvang van de regeering van Karel den Stoute, die zijne landen nochtans veel aanzienlijker beden afdwong, betaalde Vlaanderen in verhouding minder dan Savoye, ja, dan BretagneGa naar voetnoot(2). Wij zagen, dat Philips de Stoute, dadelijk na zijne troonsbestijging als graaf van Vlaanderen, de Rekenkamer van Rijsel oprichtte. Onder Philips den Goede, werd de inrichting van het geldwezen door de schepping der Kamers van Brussel en van 's Gravenhage volledigd. Doch tevens werden hoofdinstellingen tot stand gebracht. In 1447 kreeg eene bijzondere afdeeling van den Grooten Raad het algemeen toezicht over het geldwezenGa naar voetnoot(3). Een hofmeester, een gouverneur-generaal en een algemeen ontvanger, die boven de bijzondere ontvangers in de provinciën stonden, maakten het hooger personeel der schatkist uit. Wij kunnen hier onmogelijk dit ingewikkeld bestuur omstandig beschrijven, noch de talrijke veranderingen opgeven, welke het opvolgenlijk onderging. Het zal volstaan er op te wijzen, dat het aan elken ambtenaar van het geldwezen eene bijzondere bevoegdheid gaf, waardoor hij meer nut bewees en zijn beheer beter kon nagezien worden. De gouverneur-generaal of schatbewaarder zond, op 's hertogs bevel, de betaalbrieven naar den algemeenen ontvanger, die al de bijzondere inkomsten ontving en, op het einde van elk jaar, zijne rekeningen aan de Rijselsche Kamer moest voorleggen. De kosten van het hof werden betaald door den hofmeester en waren dus gescheiden van de algemeene regeeringsuitgaven. Alle ambtenaren der ontvangsten moesten een borg geven en waren aansprakelijk voor alle ten onrechte betaalde sommen. De verordeningen in zake geldwezen werden geboekt ter Rekenkamer van Rijsel. Deze weigerde de uitgaven goed te keuren, die met den inhoud dier verordeningen niet overeenkwamen, zelfs als die uitgaven op last des hertogs gedaan warenGa naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenals in alle middeleeuwsche Staten, waren de domeingoederen bij uitnemendheid de grondslag van het geldwezen in den Bourgondischen Staat. Niet alleen verstrekten zij den vorst zeer aanzienlijke inkomsten, doch tevens waren zij de waarborg voor zijn krediet. De hertog verpandt ze aan de Italiaansche bankiers van Brugge, - Dino Rapondi en Tommaso Portinari, - aan de steden of aan de heeren van zijn hof, alsmede aan rijke poorters, als hij zonder uitstel aanzienlijke sommen noodig heeftGa naar voetnoot(1). Een aanzienlijk deel daarvan was gedurig verpand; dat verklaart de vlagen van spaarzaamheid die de hertogen soms overkwamen; in die oogenblikken verminderden zij de jaargelden der hovelingen of dankten zij onnutte ambtenaren af. Toch brachten die domeinen steeds zeer belangrijke sommen op. Onder Philips den Goede werden zij geraamd op 160.000 kronen van 40 grootenGa naar voetnoot(2). Want, dank zij het voortreffelijk beheer, het op de ontvangers geoefend toezicht, de waarborgen waarmede men de uitschrijving der inkomsten omgaf, won het domein eenerzijds terug, wat het anderzijds verloor. De tollen, die een dezes hoofdbronnen waren, gaven overvloedige voordeelen aan de hertogen. Deze voerden eene menigte nieuwe tollen in of verhoogden de reeds bestaandeGa naar voetnoot(3). Gerechtskosten en zegelloon waren ook eene goede bron van inkomsten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch domein noch leening waren voldoende om de kosten der regeering te dekken, en men moest gedurig en in steeds ruimere mate belastingen heffenGa naar voetnoot(1). De hertogen hadden graag Frankrijk's voorbeeld gevolgd en bestendige bede en zoutbelasting in de Nederlanden ingevoerd. Doch zij hadden hier met hunne onderdanen af te rekenen. Sedert aanvang XIIIe eeuw, was de stemming over de belasting door de Staten het kostbaarst politiek recht der Belgische gewesten; er viel niet te denken, de overlevering aan te raken. De hertogen deden dus als hunne voorgangers en vroegen beden aan het land. Doch onder hunne regeering werden deze voorheen tijdelijke of buitengewone beden voortaan gewone Staatsinkomsten. Zij worden grooter en grooter. Aanvankelijk voor één jaar, worden zij later voor verscheidene achtereenvolgende jaren gestemd, waardoor de vorst, op geldelijk gebied, meer en meer onafhankelijk wordtGa naar voetnoot(2). Gelijk wij hooger zagen, werd de last der beden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlicht door billijker verdeeling. Reeds in 1408 deed Jan zonder Vrees het ‘Transport van Vlaanderen’ herzien, dat sedert het begin der XIVe eeuw nog steeds het aandeel van de verschillende omschrijvingen des graafschaps regelde. In 1437 werd eene dergelijke herziening in Brabant gedaan. Terzelfder tijd werd de belasting algemeen, zoodat zij minder zwaar op de belastingschuldigen woog. Eerst met de groote oorlogen van Karel den Stoute werd zij drukkend. De oprichting van een staand leger van 10.000 man, in 1471Ga naar voetnoot(1), vermeerderde niet alleen de uitgaven des hertogs: naar het voorbeeld van den koning van Frankrijk, deed zij hem ook naar de altijddurende belasting uitzien. Nadat Karel in 1471 eene algemeene bede van 120.000 kronen voor drie jaar bekomen had, gelukte het hem, in 1473, nog 500.000 kronen voor 6 jaar te bekomen. Doch nu was de maat vol: in 1476, na den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slag van Granson, werd eene nieuwe vraag door de Staten-Generaal verworpen. De centraalregeering der Nederlanden verschijnt als een organisme, dat, door den wil des vorsten, boven de staatsregeling der grondgebieden staat. Zij ontstond geenszins uit 's lands overlevering, en is volkomen in tegenspraak met de politieke stelsels die, beneden haar, in de verschillende gewesten voortbestaan; inderdaad, zij is door de dynastie zelve geschapen, schier geheel aan vreemdelingen toevertrouwd, en grootendeels op de leest der Fransche monarchale instellingen geschoeid; zij gebruikt geene andere taal dan Fransch; zij is onttrokken aan al ander toezicht dan dat van den vorst en is van dezes absolutistische strekkingen doordrongen. Zij vereeuwigt, in den Statenbond, die tegenstrijdigheid tusschen vorst en land, welke, in de XIVe eeuw, in de kleine territoriale Staten bestond. Men is nog verre van den tijd, waar vorstenwil en volkswil met verheven eensgezindheid zullen samenwerken en slechts een enkele wil zullen zijn. Het hoofdbestuur bewijst wel is waar groote diensten aan het publiek, maar is vooral in 't belang der hertogen werkzaam. Het is veeleer het beheer van het Bourgondisch huis, dan de regeering der Nederlanden. Hoe behendig Philips de Goede ook was, toch kon hij het niet in de gunst des volks brengen, en, onder Karel den Stoute, die al de kracht van dat hoofdbestuur brutaal tegen de zelfstandigheid der gewesten aanwendde, deed het allerwegen een openlijken wederstand verrijzen. Toch kon de regeering der hertogen nimmer het beoogde absolutisme bereiken. Zij mag als eene gematigde monarchie beschouwd worden. De in het hoofdbestuur ongekende politieke vrijheid is in de gewesten nog zeer levendig. Niet alleen bleef het recht, over de bede te stemmen, geëerbiedigd, doch aan hetzelve is men de oprichting der Staten-Generaal verschuldigd, die de staatkundige eenheid der Nederlanden bevestigden en het door de hertogen begonnen werk voor eigen rekening voltooiden. Het initiatief dier groote vergaderingen is overigens aan het hertogelijk gezag te danken. Zij zijn werkelijk eene dier ‘nieuwigheden’, die de hertogen van Bourgondië aan Frankrijk ontleenden. Zij kunnen niet beschouwd worden als eene proeve van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parlementarisme of als eene aan de onderdanen vergunde controle over de handelingen des vorsten. Philips de Goede, die tot hiertoe met elk zijner gewesten moest beraadslagen om de bede te bekomen, vond het gemakkelijker hunne afgevaardigden te dien einde naar zijn hof te doen komen. Hij deed dit uit eigen beweging en uitsluitend tot eigen voordeel. Hij zag in de Staten-Generaal een uitstekend middel om het gewestelijk individualisme te verzwakken en aldus de beoefening zijner regeering te bevorderen. Doch hij verstond, hun niet het geringste deel van zijn gezag af te staan. Van 1463 tot 1477 vergaderden de Staten zesmaalGa naar voetnoot(1), doch immer op uitdrukkelijk bevel van den vorst, die steeds de keus had, zich tot hen of tot de aloude gewestelijke vergaderingen te wenden. De Staten misten de constitutioneele rol, welke die vergaderingen bezaten en boezemden, naar het blijkt, de bevolking in den beginne een zeker wantrouwen inGa naar voetnoot(2). Zoo de Staten-Generaal als eene uit Frankrijk ingevoerde nieuwigheid moeten beschouwd worden, moet men erkennen, dat zij vroeg of laat toch zouden ontstaan zijn. Men was sedert lang gewend, de Staten der verschillende gewesten in eene enkele vergadering te vereenigenGa naar voetnoot(3), en als Philips prelaten, adel en goede steden van al zijne Nederlandsche gewesten op 15 December 1463Ga naar voetnoot(4) te Brugge bijeenriep, was dit slechts de uitbreiding van een aloud gebruik. Over die eerste vergadering is weinig bekend. Men weet alleen, dat de hertog er het inzicht uitte, tegen de vijanden des geloofs ten strijde te tiegen en rond Meimaand te Aigues-Mortes te wezen. Vervolgens zond hij de afgevaardigden naar huis, zeggende dat hij hen later ontbieden zou, om hun zijn inzicht betreffende de regeering zijner landen tijdens zijne afwezigheid te laten kennen. Inderdaad eene tweede | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergadering werd insgelijks te Brugge gehouden begin 1464Ga naar voetnoot(1). Waren aanwezig: drie bisschoppen, een zestigtal abten, en zoo veel edelen en lieden der goede steden, dat zij nauwelijks plaats konden vinden in de daartoe bestemde ‘groote zaal’. De oneenigheid tusschen Karel den Stoute en zijn vader gaf haar een buitengewoon gewicht. Inderdaad, als Karel de bijeenroeping der Staten vernam, verzocht hij de afgevaardigden der verschillende gewesten bij hem, te Antwerpen, te komen, eer zij vóór den hertog verschenen. Daar beschuldigde hij uitdrukkelijk de Croy's, bracht hunne kuiperijen aan het licht, en bad de afgevaardigden hun best te doen om hem met zijn vader te verzoenen. Zoo deze hun zijne misnoegdheid over dien stap liet blijken en verklaarde, van geene verzoening te willen weten, maakte de eensgezinde wensch der Staten toch een diepen indruk op hem. Eenige weken naderhand riep hij Karel naar het hof terug, en, in April 1465, deed hij hem, vóór de te Brussel vergaderde Staten, plechtig als zijn opvolger en stadhouder-generaal erkennen. Die vergadering, die men ten onrechte voor de eerste vergadering van de Staten-Generaal der Nederlanden aanzag, is toch de eerste aan welke de vorst rechtstreeks eene bede vroeg. De volgende vergaderingen van Atrecht (Juli 1471), Brugge (Jan.-Febr. 1473) en Gent (Mei 1476)Ga naar voetnoot(2) werden uitsluitend voor de stemming over de bede bijeengeroepen. Verre van, als het Parlement van Mechelen, na zijn dood te verdwijnen, kregen de Staten-Generaal integendeel eene staatkundige roeping. Het in 1477 aan Maria van Bourgondië opgedrongen ‘groot privilege’ erkende hun het recht bijeen te komen als het hun paste en zich tegen elken zonder hunne toestemming ondernomen oorlog te verzetten. |
|