Geschiedenis van België. Deel 2
(1904)–Henri Pirenne– Auteursrecht onbekendVan het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute
Henri Pirenne, Geschiedenis van België. Deel 2. Van het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute. Samenwerkende Maatschappij ‘Volksdrukkerij’, Gent 1904
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 205 B 2
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Geschiedenis van België. Deel 2. Van het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute van Henri Pirenne uit 1904. Het werk is vertaald door Richard Delbecq. Het gehele werk bestaat uit 7 delen.
redactionele ingrepen
p. 71: de voetnootverwijzingen in de lopende tekst ‘2’, ‘3’ en ‘4’ zijn veranderd in ‘1’, ‘2’ en ‘3’, en daarmee gelijkgetrokken met de voetnootverwijzingsnummers van de noten onderaan deze pagina.
p. 157: kop ‘[Inleiding]’ toegevoegd.
p. 317: kop ‘[Inleiding]’ toegevoegd.
p. 468: kop ‘[Kaart der Nederlanden op het eind der XIVe eeuw]’ toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VIII, 2, 156, 316, 444, 458, 467 en 468) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
GESCHIEDENIS VAN BELGIË
Van het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute
[pagina III]
GESCHIEDENIS VAN BELGIË DOOR H. PIRENNE
Hoogleeraar aan de Hoogeschool van Gent
II Van het begin der XIVe eeuw tot den dood van Karel den Stoute
Met eene kaart der Nederlanden op het einde der XIVe eeuw
VERTAALD DOOR Richard DELBECQ
GENT SAMENWERKENDE MAATSCHAPPIJ ‘VOLKSDRUKKERIJ’, HOOGPOORT, 29
1904
[pagina 459]
INHOUD
Voorrede | blz. V | |
EERSTE BOEK | ||
VORSTEN EN STEDEN IN DE XIVe EEUW | ||
HOOFDSTUK I | ||
Staatkundige toestand van de Nederlanden vóór den Honderdjarigen oorlog. | ||
Inleiding, 3. | ||
I. | - Verandering van de staatkunde der graven van Vlaanderen: Robrecht van Béthune, 7. - Lodewijk van Nevers, 7. - Verbond van Lodewijk met den koning van Frankrijk, 8. - De vrede met de Avesnes, 9. - Jan III van Brabant, 10. - Geschil tusschen het huis van Luxemburg en het huis van Brabant: Jan de Blinde, 12. - Het vorstendom Luik: Adolf van de Mark, 14. - Eerste samenspanning tegen Brabant, 18. - Mechelen wordt door den bisschop van Luik aan den graaf van Vlaanderen verkocht, 19 - Tweede samenspanning tegen Brabant, 21. | |
II. | - Het huis van Avesnes, 22. - Willem I van Avesnes, 23. - Huwelijksverbonden van het huis van Avesnes met den keizer en met den koning van Engeland, 26. | |
HOOFDSTUK II | ||
De steden in de XIVe eeuw. | ||
Inleiding, 28. | ||
I. | - De ‘Brugsche Metten’ verwekken een volksgezind oproer in het land van Luik en in Brabant, 30. - Maatschappelijk gemeentewezen der stad Luik, 30. - De Luiksche patriciërs en het Sint-Lambrechtskapittel, 32. - De patriciërs en de landelijke adel, 33. - Opstand der neringen in 1301, 33. - Strijd tusschen de ‘groo |
[pagina 460]
ten’ en het ‘gemeen’, 35. - Tusschenkomst van Adolf van de Mark in het geschil, 35. - Nederlaag van het ‘gemeen’, 36. - Waarom Luik geene ‘vrije rijksstad’ kon worden, 39. - Het gemeentewezen te Luik na den zegepraal van den bisschop, 38. - De brief van St-Jacobs, 44. - De patriciërs buiten de regeering der stad gesloten, 44. - Het gemeentewezen na 1384, 45. | ||
II. | - Mislukking van den opstand der Brabantsche neringen in 1302, 46. - Geheim verbond tusschen hertog en patriciërs, 47. - Oorzaken van de macht der Brabantsche patriciërs, 48. - Voortduring der gilden; hunne rol, 49. - Het verval van het patriciaat op het einde der XIVe eeuw laat den ambachtslieden toe, politieke rechten te veroveren, 50. - Het gemeentewezen te Leuven en te Brussel, 51. | |
III. | - Nijverheidskarakter der Vlaamsche steden, 52. - Verdwijning van gilden en patriciërs, 53. - De wevers aan de spits der democratische beweging, 55. - Hunne maatschappelijke en economische verhouding, 57. - Hun staatkundig programma en hunne zegepraal in 1302, 58. - Afneming van hun invloed na den vrede met Frankrijk, 59. - Hunne pogingen om dien te herwinnen, 62. - De hoogpoorterij: wolle- en lakenkoopers, 63. - Groot aantal ambachtslieden in de lakennijverheid, 66. - De kleine neringen en de wolneringen, 67. - Vijandschap van wevers en vollers, 67. | |
HOOFDSTUK III | ||
De opstand van Kust-Vlaanderen en de slag van Kassel. | ||
Inleiding, 69. | ||
I. | - Invloed van de ‘drie steden van Vlaanderen’ in het graafschap, 70. - Zij zoeken het platteland te beheerschen, 72. - Noodzakelijkheid van die houding, 73. - Toestand der kleine steden, 74. - De ‘hagepoorters’, 74. - Vijandschap der drie steden tegenover elkander, 75. - Oorzaak van het geschil tusschen Brugge en Lodewijk van Nevers, 76. | |
II. | - Economische en staatkundige toestand van Kust-Vlaanderen, 78. - Houding zijner inwoners gedurende den oorlog tegen Frankrijk en na den vrede van Athis, 80. - De Bruggelingen maken gemeene zaak met hen, 81. - Nicolaas Zannekin. 82. - Redenen van den opstand in de kasselrijen der kust, 82. - Maatschappelijk karakter van den strijd, 82. - Het Kerelslied, 83. - Volksgezinde propaganda, 84. - Gent blijft den graaf getrouw, 85. - Robrecht van Kassel en Jan van Namen, 85. - Tusschenkomst van den koning van Frankrijk, 85. - De vrede van Arques, 86, - Herneming van den strijd, 87. - Jacob Peit, 87. - Willem De Deken en Edward III, 88. - De slag van Kassel, 89. - Bestraffing der opstandelingen, 90. - Toenadering van boeren en adel tegen de steden, 91. |
[pagina 461]
HOOFDSTUK IV | ||
De Honderdjarige Oorlog en Jacob van Artevelde. | ||
Inleiding, 93. | ||
I. | - De Belgische vorsten bij het uitbreken van den Honderdjarigen oorlog, 95. - Willem I van Avesnes en Edward III, 95. - Engeland's bondgenooten, 96. - Frankrijk's bondgenooten, 97. - Edward III te Antwerpen, 98. - Dubbelzinnige houding van Jan III van Brabant, 98. | |
II. | - Het verbod van den uitvoer van Engelsche wol verwekt eene economische crisis in Vlaanderen, 99.- Trots de steden, blijft Lodewijk van Nevers Frankrijk getrouw, 101. - Gent stelt zich aan het hoofd van den opstand, 101. - Jacob van Artevelde, hoofdman van Gent, 102. - Hij is niet de gekozene van de democratische partij, 104. - Vlaanderen's toenadering tot Engeland, 106. - Houding van den koning van Frankrijk, 107. - Onzijdigheid van Vlaanderen tusschen Frankrijk en Engeland, 107. - Nieuwe toegevingen van den koning van Frankrijk, 108. - Artevelde trekt Vlaanderen in het Engelsch verbond, 110. - Redenen van die houding, 111. - Simon van Halen, 112. - Verbond tusschen Vlaanderen, Brabant en Henegouw, 112. - Artevelde's invloed, 112. - Edward III neemt, te Gent, den titel van koning van Frankrijk, 114. - Zijne verdragen met de Vlamingen, 115. - Het beleg van Doornijk, 115. - Verzwakking van Artevelde's macht, 116. - Wevers en vollers, 117. - Artevelde's dood, 119. | |
III. | - Overheersching van de partij der wevers na Artevelde's dood, 119. - Dood van Lodewijk van Nevers, 121. - Lodewijk van Male wil in het Engelsch verbond niet treden, 122. - Vlaanderen keert zich tegen de Gentenaars, 122. - Zegepraal van den graaf, 123. | |
HOOFDSTUK V | ||
Staatsregeling in de vorstendommen. | ||
Inleiding, 124. | ||
I. | - Versterking der vorstendommen in de XIVe eeuw, 126. - Toenemende macht der vorsten, 127. - Zij uit zich overal door de oprichting van raden, 128. - De vorsten beijveren zich, de Fransche instellingen in de Nederlanden in te voeren, 130. - Macht van het grondbeginsel der wettelijkheid, 131. - Daarentegen, verzet der onderdanen tegen de monarchale politiek, 132. - Geldelijke noodwendigheden verplichten de vorsten samen met hunne staten te regeeren, 132. | |
II. | - Territoriale samenstelling van het bisdom Luik, 132. - Afnemende invloed van de bisschoppen sedert den val der keizerlijke Kerk, 134. - St-Lambrechtskapittel, 135. - Mislukking van de pogingen van Adolt en van Engelbert van de Mark tot vergrooten van de vorste- |
[pagina 462]
lijke voorrechten, 135. - De vrede van Fexhe, 136. - Vermindering van den invloed van het kapittel, 137. - De adel, 138. - Overhand der steden, 139. - De bisschop moet voor haar de vlag strijken, 140. - De ‘vrede der XXII’, 142. | ||
III. | - De Brabantsche staatsregeling, 143. - Invloed der dynastie, 143. - Hare geldverlegenheid, 144. - Het charter van Cortenberg, 144. - Zijne tegenstelling met den vrede van Fexhe, 145. - De Brabantsche geestelijkheid, 145. - Adel en steden, 146. - Het Waalsch charter en het Vlaamsch charter, 146. - Vergelijking tusschen de ontwikkeling van de staatsregeling in Brabant en in het Land van Luik, 147. - De ‘Blijde Inkomst’, 148. | |
IV. | - De staatsregeling in Henegouw en in Vlaanderen, 149. - Vreedzame ontwikkeling van de territoriale instellingen van Henegouw ten gevolge van het evenwicht tusschen de drie Staten van het land, 149. - Daarentegen maakt de verpletterende meerderheid der steden eene Statenregeering in Vlaanderen onmogelijk, 151. - De ‘drie leden van Vlaanderen’, 152. - De graaf ondersteund door de tegenstrevers der groote steden, 154. | |
TWEEDE BOEK | ||
de vereeniging der nederlanden | ||
Inleiding, 157. | ||
HOOFDSTUK I | ||
De nieuwe dynastiën en de optreding van het huis van Bourgrondië. | ||
I. | - Broosheid van het verbond tusschen Edward III en de Belgische vorsten, 161. - De graaf van Henegouw doet toenaderingen tot Frankrijk, 163. - Ter wille van zijne territoriale belangen verbindt de hertog van Brabant zich met Philips van Valois en met Karel IV van Luxemburg, 163. - Huwelijk van Joanna van Brabant met Wenceslaus van Luxemburg, 163. - Het huis van Beieren erft Henegouw, 164. - Margareta van Beieren en Willem III, 165. - Strijd tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen in Holland, 165. - Tusschenkomst van Edward III, 167. - Albrecht van Beieren bewerkt het behoud zijner dynastie in de Nederlanden, 168. - Brabant komt aan het huis van Luxemburg bij den dóod van Jan III, 169. - Oorlog van Lodewijk van Male tegen Wenceslaus van Luxemburg, 170. - Joanna van Brabant belooft hare erflatenschap aan keizer Karel IV, 171. | |
II. | - Verandering van de Vlaamsche staatkunde onder Lodewijk van Male, 172. - De graaf doet toenaderingen tot Engeland, 172. - Huwelijk van Margareta van Vlaanderen met Philips van Rouvre, hertog |
[pagina 463]
van Bourgondië, 174. - Na dezes dood, wordt zij verloofd met den graaf van Cambridge, 175. - Pogingen van den koning van Frankrijk om dit huwelijk te beletten, 175. - Margareta trouwt met Philips den Stoute, hertog van Bourgondië, 176. - Gevolgen van dit huwelijk, 177. - Lodewijk van Male blijft in het Engelsch verbond, 177. | ||
III. | - Vlaanderen's welvaart na de zwarte pest, 178. - Brugge's handel, 179. - De lakennijverheid, 181. - Misnoegdheid van de ambachtslieden der grootnijverheid, 182. - Mystieke strekkingen onder het volk, 183. - Maatschappelijke beweging, verwekt door de wevers, 184. - Boeren, edelen en grootpoorters scharen zich rond den graaf, 186. - Lodewijk van Male maakt die omstandigheden ten nutte om zijne macht te vergrooten, 187. - De wevers verzetten zich geweldig tegen die politiek, 188. - Vijandschap tusschen Gent en Brugge, 189. - Opstand der Gentenaren, 190. - Algemeene opstand tegen den graaf, 191. - Vrede van 1 December 1379, 191. - Herneming van den oorlog, 192. - Philips van Artevelde, 194. - Vertrek van den graaf, 195. - Tusschenkomst van Philips den Stoute, 197. - De slag van Rozebeke, 198. - De kruistocht van den bisschop van Norwich, 199. - Vrede van Doornijk, 200. | |
IV. | - Macht van het huis van Bourgondië, 200. - Philips de Stoute, 201. - Zijne betrekkingen met het huis van Beieren, 203. Hij bewerkt, dat zijne dynastie Joanna's nalatenschap krijgt, 203. - Vorderingen van het Bourgondische huis in de Nederlanden bij den dood van Philips, 206. | |
HOOFDSTUK II | ||
Jan-zonder-Vrees en Philips de Goede. | ||
I. | - Jan-zonder-Vrees, 209. - De hertog van Orléans tracht Luxemburg te bemachtigen. 210. - Brabant en Antoon van Bourgondië, 211. - Antoon verkrijgt Luxemburg, 213. - Strijd van keizer Sigmund tegen het huis van Bourgondië, 213. - Huwelijk van Jan IV van Brabant met Jacoba van Beieren, 216. - Sigmund maakt vergeefsche aanspraken op Holland, 218. | |
II. | - Oorzaken der vredebreuk tusschen Philips den Goede en Frankrijk, 219. - Houding van Philips gedurende den oorlog, 221. - Huwelijk van Jacoba van Beieren met den hertog van Gloucester, 222. - Oorlog van Philips tegen Jacoba, 223. - Holland en Henegouw gaan op het huis van Bourgondië over, 226. - Philips scheurt zich van Engeland af, 228. - Sigmund's houding noopt hem tot den vrede met Frankrijk, 229. - De vrede van Atrecht, 230. - Oorlog van Philips tegen Engeland, 231. - Sigmund beveelt den landgraaf van Hessen, Brabant te overweldigen, 234. - Inbezitneming van Luxemburg, 234. - Houding van keizer Frederik III tegenover Philips, 235. - Toppunt van Philips' macht, 236. - Zijne kruistochtplannen, 237. - Zijne vergeefsche pogingen om den titel van |
[pagina 464]
koning te verkrijgen, 238. - Zijne betrekkingen met Karel VII sedert den vrde van Atrecht, 240. - Troonsbestijging van Lodewijk XI, 242. - De Croy's, 243. - Philips stemt toe in den terugkoop van de steden aan de Somme en geraakt in onmin met zijn zoon, 244. - Philips' eigenschappen, 245. | ||
HOOFDSTUK III | ||
De oorlogen van het Land van Luik. | ||
Inleiding, 248. | ||
I. | - De Luiksche neringen op het einde der XIVe eeuw, 251. - Almogendheid der neringen, 252. - De Haidroits, 255. - Troonsbestijging van Jan van Beieren, 257. - De slag bij Othée, 260. - Terugwerking tegen de volkspartij en Luik's onderwerping aan den Bourgondischen invloed, 261. - Jan van Beieren verzaakt aan het bisdom, 263. | |
II. | - Herstelling der volksregeering, 263. - Het ‘regiment van Heinsberg’, 264. - Ontwikkeling der Luiksche nijverheid: mijnwerkers en smeden, 265. - Samenzwering der gebroeders Datin, 267. - Betrekkingen van het Land van Luik met het huis van Bourgondië, 268. - Dinant en Bouvignes, 269. - De Luikenaars overweldigen het graafschap Namen, 270. - Philips' poging om Lodewijk van Bourbon in Sint-Lambrechtskapittel te brengen, 270. - Afstand van Jan van Heinsberg, 271. | |
III. | - Streven van het huis van Bourgondië om al de bisdommen der Nederlanden onder zijn invloed te brengen, 271. - David van Bourgondië te Utrecht als bisschop opgedrongen, 272. - Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik. 272. - Vijandschap der Luikenaars jegens hem, 273. - De opstand der ‘Cluppelslagers’, 275. - Raes van Heers, 276. - Karel VII hitst de Luikenaars tegen Philips den Goede op, 277. - Verbond van Lodewijk XI met de Luikenaars, 277. - Lodewijk van Bourbon verlaat zijne hoofdstad, 278. - Marcus van Baden, momboor, 279. - Tocht van Karel den Stoute en wederaanstelling van Lodewijk van Bourbon, 280. - De ‘Gezellen van de groene tent’, 281. - Verwoesting van Dinant, 282. - Toestand der gemoederen te Luik, 282. - Slag bij Brusthem, 284. - Het Land van Luik onderworpen aan Bourgondië, 285. - Lodewijk XI bewerkt de herneming van den oorlog, 287. - Verwoesting van Luik, 289. - Beoordeeling van Karel den Stoute's handelwijze. 290. | |
HOOFDSTUK IV | ||
Karel de Stoute. | ||
Inleiding, 292. | ||
I. | - Karel breekt geheel met Frankrijk af, 296. - Zijn verbond met Engeland, 297. - De Bourgondische politiek richt zich naar Duitschland, 298. - Verkrijging van den Elzas, 299. - Ontworpen huwe- |
[pagina 465]
lijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk, 300. - Karel beloert de kroon van Roomschen koning, 300. - Oorlog tegen Lodewijk XI, 300. - Verovering van Gelder, 302. - Samenkomst te Trier, 303. - Bondgenootschap tusschen Sigmund van Oostenrijk, Lodewijk XI en de Zwitsers tegen Karel, 304. - Dood van Hagenbach, 305. - Karel's tusschenkomst te Keulen, 305. - Zijne afbreuk met den keizer, 306. - Zijn verbond met Edward IV, 306. - Karel's krijgsmacht in 1474, 307. - Lasten die zij aan zijne onderdanen kosten, 307. | ||
II. | - De oorlog van Neuss, 307. - Edward IV laat Bourgondië in den steek, 310. - Nieuwe inzichten van Karel, 310 - Verovering van Lotharingen, 311. - Oorlog tegen Zwitserland, 311. - Nederlagen van Granson en Murten, 311. - Karel's gemoedstoestand, 313. - Zijn dood in den slag van Nancy, 314. | |
DERDE BOEK | ||
de bourgondische staat | ||
Inleiding, 317. | ||
HOOFDSTUK I | ||
De Wederstand. | ||
I. | - De stedelijke politiek in de XVe eeuw: uitsluitingsgeest en beschermingsgezindheid, 320. - De steden doen ingrijpingen in de rechten des vorsten, 323. - Wanorde in de gemeentelijke inrichting, 324. - Philips de Stoute vergroot zijn gezag ten nadeele van de Vlaamsche steden, 326. - Terugwerking onder Jan-zonder-Vrees, 327. - Houding van Philips den Goede tegenover de steden, 328. - De nieuwe maatschappelijke toestand keert zich tegen de stedelijke politiek, 329. - Opstand der Bruggelingen, 331. - Opstand van Gent, 333. - Karel de Stoute en de steden, 339. | |
II. | - De hertogen van Bourgondië en de geestelijkheid, 340. - De hertogen van Bourgondië en de adel, 342. - Politieke houding van den adel in de XVe eeuw, 344. | |
HOOFDSTUK II | ||
Staats- en bestuurswezen. | ||
Inleiding, 345. | ||
I. | - De Raad van Vlaanderen te Rijsel, 348. - Nieuwe kenteekenen dier instellïng, 349. - Misnoegdheid der Vlamingen, 351. - Regeling van het gebruik der talen, 352. - Bepaalde samenstelling van den Raad van Vlaanderen, 353. - De Rekenkamer te Rijsel, 353. - De Raad van Brabant, 354. - Het ‘Hof van Holland’, 356. - Hervormingen in de andere provinciën, 357. - Vervorming van rechts- en bestuurswezen, 358. |
[pagina 466]
II. | - Karakter van het hoofdgezag in het Bourgondisch tijdvak, 360. - De raad des vorsten, 361. - De kanselier van Bourgondië, 363. - De groote raad van Philips den Goede, 365. - Het parlement van Mechelen, 367. - Karel den Stoute's politiek van samentrekking, 368. - Geldelijke macht der hertogen, 369. - Geldwezen, 371. - Domeinwezen, 372. - Belastingen, 373. - De Staten-Generaal, 375. | |
HOOFDSTUK III | ||
De economische ontwikkeling. | ||
I. | - Bloei der Nederlanden in de XVe eeuw, 378. - Economische rol der hertogen, 380. - Het Bourgondisch muntstelsel, 382. | |
II. | - Verval der lakenweverij in de steden, 383. - De lakenweverij op den buiten, 387. - De linnenweverij, 388. | |
III. | - Brugge in de XVe eeuw, 390. - Zijne betrekkingen met de Hanze en met Spanje. 392. - Verval van zijn handel, 393. - Het blijft de economische inrichting der middeleeuwen trouw, 395. - Oorsprong van Antwerpen's bloei, 396. - Zijne jaarmarkten, 398. - Vrijzinnig karakter van Antwerpen's economische inrichting, 399. - De Beurs, 399. - Toenemende belangrijkheid der stad, 400. - Haar invloed op den algemeenen bloei der Nederlanden, 400. - Vorderingen van de Hollandsche koopvaardij, 401. | |
IV. | - De plattelandsche bevolking, 402. - Vorderingen van den landbouw, 403. - De zeevisscherij, 404. - De bedelarij, 405. - Bevolking der Nederlanden in de XVe eeuw, 406. | |
HOOFDSTUK IV | ||
Het geestesleven. | ||
Inleiding, 408. | ||
I. | - Het gebruik van het Vlaamsch en het Fransch in de XVe eeuw, 409. - Vorderingen van het Vlaamsch in de Waalsche gewesten, 412. - De Vlaamsche letterkunde ontwikkelt zich vooral in Brabant, 413. Boendale, 413. - Ruysbroeck, 414. - De Rhetorica-kamers, 415. - Volksvertooningen, 415. - De Fransche letterkunde der Nederlanden verliest haar gewestelijk karakter, 416. - Jan Le Bel, 417. - Froissart, 418. - De schrijvers van het hof van Bourgondië, 419. | |
II. | - Het gemeenschappelijk kunstleven van Waalsche en Vlaamsche gewesten, 420. - Het ontwikkelt zich onder den invloed der burgerij, 421. - De beeldhouwkunst, 422. - Opkomst van het realisme, 422. - De schilderkunst, 424. - De toonkunst, 426. - De bouwkunst, 427. | |
III. | - Toenemende zucht naar weelde, 428. - Onrust der gemoederen, 430. Het zedenbederf, 431. - Geert Groote en de broeders van 't gemeene leven, 433. - Hun onderwijzende en verzedelijkende invloed, 434. - De Hoogeschool te Leuven, 436. | |
Chronologische tabellen | blz. 437 | |
Alphabetisch register | blz. 445 |