[Inleiding]
In de geschiedenis der Nederlanden, hebben vooral twee tijdvakken, de XIVe en de XVIe eeuw, het voorrecht de aandacht der geschiedschrijvers en de belangstelling der leeken te wekken. Inderdaad, beide onderscheiden zich door hetzelfde karakter van heldenmoed en van hartstochtelijke bedrijvigheid. Doch daar houdt de gelijkenis op. De omwenteling der XVIe eeuw was eene nationale en godsdienstige beweging, terwijl die der XIVe eeuw eene maatschappelijke beweging was. Alle bewustzijn van nationaliteit was daaraan vreemd, en zij, die er aan deelnamen, dachten er geenszins aan, den staatkundigen toestand der Nederlanden te wijzigen en dezer verschillende gewesten tot één gemeenschappelijk vaderland te vereenigen. Het ware eene volslagen dwaling, Jacob van Artevelde als voorlooper van Willem den Zwijger te beschouwen.
Het belang dat de XIVe eeuw inboezemt, is niettemin ten volle gewettigd. De verschrikkelijke maatschappelijke strijd die toen in het land losbrak, had hoogst gewichtige politieke gevolgen. Hij verwekte, tusschen Frankrijk en Vlaanderen, een vijftigjarigen oorlog, die uitliep op de sedert Philips-August door de Capetingers gevolgde annexatie-politiek. Het was dan ook Vlaanderen dat, in de XIVe eeuw, over de toekomst der Nederlanden beschikte. Door zijn hardnekkigen wederstand aan Frankrijk, heeft het hun het lot gespaard dat hun, rond het einde der XIIIe eeuw, beschoren scheen. Philips de Schoone is, vóór Lodewijk XI, de laatste Fransche koning die België's grenzen ernstig bedreigde: met hem verdwijnt voor langen tijd het Fransche overwicht in onze streken.
Evenals gedurende de vorige eeuwen, zijn, in de XIVe eeuw, de staatkundige gebeurtenissen innig verbonden met de algemeene geschiedenis van Europa. Had Vlaanderen slechts op eigen krachten moeten rekenen, dan ware het er ongetwijfeld