Oesters en cocktail
Op een avond laat wordt de deur van de cel geopend en het licht aangeknipt. Er wordt een elegante, keurig geklede man binnen gelaten. Hij staat eens rond te kijken nadat de deur achter hem is dichtgetrokken. Hij ziet er uit als een acteur. Hij kijkt onbeslist rond waar hij zijn kleren zal leggen. Dan wordt het licht van buiten uitgeknipt en wij horen hem scharrelen om op zijn strozak te komen.
's Anderendaags komen ze rond met de cantine; hij bestelt vooral citroenen en 's middags perst hij er een paar van uit in zijn soep. Hij zet ons aan hetzelfde te doen. ‘C'est un délice’, zegt hij. Wij vernemen ook dat hij een Griek is die sedert jaren te Brussel woont. Hij heeft hier ook onder de bezetting gezeten, in dezelfde vleugel. En schuin over hem zat één van de hoofden der repressie, niet lang. ‘Ik heb hem nog oesters en coctails bezorgd’, zegt de Griek.
Oh oh, zeggen wij.
Die Griek is zeer rijk; de kunstschatten in zijn hotel worden