Principes
Er is, uit het spel van collaboratie en repressie, een practische moraal ontstaan op de basis van principiële onverantwoordelijkheid.
Gij kunt gerust in het land van de bezetter vrijwillig gaan arbeiden, er munitie maken en de oorlogsproductie op peil helpen houden, mannen die gij vervangt, vrij maken voor de legerdienst; treinen laten rijden en troepen, wapens, oorlogstuig vervoeren. Tussendoor bewijst gij hier en daar een dienst aan het verzet. Uw burgerdeugd blijft onbevlekt. En loopt er een over de weg die u scheef bekijkt, leg hem neer; het kan hoogstens een vergissing zijn.
Maar muziek, schilderkunst en literatuur zijn gevaarlijke dingen onder een bezetting; er kunnen bezetters komen kijken. Geef danspartijen en ga op jacht met officieren; laat uw dochters en uw vrouw flirten met de heren bezetters die uw wijn roemen, maar geef van tijd tot tijd een klein procentje van uw winst aan de weerstand. Dan moogt gij, bij de bevrijding, met een armband en een geweer buiten komen. Maar hoedt u voor wat men cultuur noemt; dat woord heeft een verdachte klank. Een rechter zegde het: tijdens de bezetting dient alles stop gezet, ook op letterkundig gebied. En een andere rechter had in een bundel iets ontdekt over cultuurdagen. ‘Ge weet wat dat zeggen wil, eh? Cultuur dat is naäping van het Germaanse’. Beleefde stilte in de zaal.
Weet ook dat de Staat zijn zedelijke personaliteit in geld omzet en dat hij, meer nog dan de vrouw van Caesar, zeer gemakkelijk zedelijke schade ondergaat. En die zedelijke schade evenals de stoffelijke, wordt bepaald ‘aequo et bono’. Als gij burgemeester zijt geweest van een dorp, hebt