gelezen had. Wat ze wel gelezen hadden, dat was de akte van beschuldiging waarvan een copie in het dossier berust. Ge staat daar onmachtig tegen en krijgt nooit de gelegenheid u te verdedigen.
Ik verhuis voor de zoveelste maal en word jarig in een andere cel. Voor de derde maal in de gevangenis. In de vleugel waar ik terecht kom is het rustiger. Er is niet, zoals in de voorgaande, het dagelijkse voorbijgaan van mannen die te Vorst in dievenkarren en vrachtwagens worden opgeladen en die soms terugkomen als gij reeds op uw strozak ligt. Het waren telkens ogenblikken van medevoelen en verwondering. Dag aan dag worden die mensen van links naar rechts gesleurd aan een hondenketting. Zij dragen ze met hooghartige onverschilligheid. Na de rilling van opstandigheid, de eerste maal dat ze u het ijzer om de polsen slaan, draagt gij ze zonder schaamte. Ik heb ze gedragen in de straten van Brussel, Antwerpen en Lokeren en was niet meer gegeneerd dan de gendarmen waartussen ik liep. Hoofdzaak is niet de keten, hoofdzaak is waarom ze gedragen wordt. Als ik later iemand ontmoet die met zijn rechterpols geboeid aan een gendarm gekoppeld loopt, zal ik zeggen bij mezelf: Houd moed, man, geen schaamte, want de mannen die u boeien aanleggen en het volk dat u aangaapt, zijn niet beter dan gij.