Habitués
Er zijn er die tientallen keren ganse dagen in de kelder doorbrengen. Het zijn de mannen die tot een groep behoren; als iemand van de gerechtelijke politie een paar leden van de groep wil ondervragen, wordt heel het gezelschap opgecommandeerd. Het duurt maanden aan een stuk, dag voor dag, van vijf uur 's morgens tot laat in de avond, kelder, kettingen, gendarmen.
De confrontaties brengen wat afwisseling. Wij zitten met een veertigtal op de banken van de kelder en voor ons defileren allerlei mensen die een aanklacht hebben ingediend tegen de Brigade Z. Zij komen nu degenen herkennen die ze hebben aangehouden. Het geheugen is onvast; die mensen komen met gespannen gezicht en kijken de rijen af. Bank na bank staat recht. Een man komt op mij af; hij bekijkt mij aandachtig, aarzelt en schijnt het met zichzelf eens te zijn geworden dat ik hem aangehouden heb. Ik glimlach, de mannen rondom mij hebben er plezier in; de man ziet het en wordt wantrouwig. Hij knikt neen en gaat voorbij.
Meer dan een is het slachtoffer geworden van een vage gelijkenis of een ontrouw geheugen. Het geacht publiek wordt door de dagbladen opgeroepen, foto's worden gepubliceerd; zij komen, zij menen te herkennen, zij verklaren onder eed. Er zijn ook groeperingen waar beslist wordt in welke zin zal moeten getuigd worden; en de hand wordt opgestoken, God wordt tot getuige genomen, en dat allemaal zonder haat en zonder vrees. Een getuige roept tot een beklaagde: ‘Het spijt mij dat ik u niet heb neergeschoten’. In zijn dorp waren op 3000 inwoners 300 aanhoudingen in de September- en Meidagen. Hoeveel valse eden zouden er in dit land van de burgerdeugd zijn afgelegd?
De habitués van de kelder gaan er zonder merkbare tegenzin naartoe. Ook dat wordt men gewoon. Verschillende van deze jonge mannen staan er zwaar voor; er werd nogal met de revolver gewerkt in de laatste weken vóór September