Face au mur
(1979)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdAuditeursMet de advocaten komen de auditeurs in ongenade. Er is een nieuwe uitdrukking geboren die voorzeker bij Gentenaars haar oorsprong heeft: ‘Ik heb ze leeg op’. Het is meer dan het tegenovergestelde van hoogachten. Ze hebben de auditeurs leeg, zeer leeg op. Daar zitten die mannen achter een tafel met dossiers en kijken, uit de zelfgenoegzaamheid van hun zeven, acht en twintig jaar, neer op mensen die in eerlijkheid zijn vergrijsd. Zij roken Engelse sigaretten, zeggen ‘thanks’ en ‘O.K.’ en lopen rond in een uniform dat zij hebben aangetrokken als er niet meer te vechten viel. Zij kijken misprijzend neer op mannen die in de ijsvlakten van Rusland hun leven hebben op het spel gezet en wijzen met afschuw naar het woord ‘Flandern’ op een wapenrok die elders gedragen werd dan in een dancing. Zij lopen in een uniform en weten niet wat een soldaat is. Er is geen van die soldaten van het Oostelijk front die niet het besef van zijn meerderwaardigheid heeft als hij tegenover een van die mannen staat die met ‘Belgium’ op hun mouw lopen. Ik kreeg dikwijls het bezoek van een jongen uit de streek; hij is vertrokken als vrijwilliger in 1941; een bediende aan de buurtspoorwegen. Een eerlijke | |
[pagina 103]
| |
jongen. Hij is verontwaardigd omdat de auditeur hem gevraagd heeft waarom hij niet gedeserteerd is. Een officier die vraagt aan een soldaat waarom hij niet ontrouw geworden is aan zijn soldateneed. Nu, in een tijd waar Giraud wordt geëerd en Pétain in de bak gestoken, is dat natuurlijk. De executiepelotons beginnen voor goed: Borms, Karel de Feyter, Leo Vindevoghel, Theo Brouns. En de zondagavond nadat Borms werd neergeschoten, is de liederavond in de barak aan hem gewijd: ‘Vaarwel, mijn broeder’. Allen luisteren, rechtstaande het hoofd gebogen. Ook de cipier, die niet weet waarom het gaat. Zij zullen niet vergeten. En ook het bericht van andere doden bereikt ons: meer dan één die wij hier in de barak hebben zien rondlopen en die, enige maanden na hun vrijlating, gestorven zijn. Velen liepen, sedert de septemberdagen, met de dood in hun lichaam. Ook dat zwijgzame ventje is dood, dat vriendelijk en eenzaam op zijn strozak zat. Hij was levendig en opgeruimd tot op de dag dat hij door een gendarm werd ondervraagd die hem ervan beschuldigde zijn eigen zoon te hebben verklikt. Sedertdien bleef hij op zijn strozak zitten nadenken; hij begreep nooit hoe het mogelijk was dat zoiets kon gebeuren. Hij ging zonder vreugde de vrijheid in. Hij is er van gestorven. Weer komen lente en zomer; het aantal der gestraften in het kamp is gestegen; de twaalf honderd jaar straf verdwijnt onder nieuwe cijfers. Velen vertrekken naar Gent om er gevonnist te worden. Sommigen komen terug en nemen hun intrek in de barakken der veroordeelden. Hoeveel maal is de bevolking van deze barak vernieuwd sedert ik hier gekomen ben? Drie zijn er — waaronder ik — die in Februari '45 hier in deze barak reeds verbleven. Al de anderen naar huis, in de cel, in de barakken der veroordeelden. In voortdurende wisseling heeft deze barak geleefd en toch is de geest steeds dezelfde gebleven. Lente en zomer gaan. De schone, volle zomerdagen staan over de wereld. Drie en twintig maand, waarvan achttien in de barak. En ik sta nog niet onder aanhoudingsmandaat, | |
[pagina 104]
| |
ben nog geen enkele maal ondervraagd. De krijgsauditeurs werken alsof ze, na ongeveer twee jaar repressie, maar pas begonnen zijn. Wie verschijnt wordt veroordeeld. Een vlaamsonkundig officier zegde het: ‘Je ne suis pas venu pour comprendre mais pour condamner}Ga naar voetnoot1’. De brave mensen daarbuiten schudden het hoofd, zeggen: ‘'t Is erg’, en laten gebeuren. ‘Et cette chose continue parce qu'elle a commencé}Ga naar voetnoot2’. |