Een nieuwe Heimat
In het kamp is er een beweging ontstaan voor uitwijking. De wens gaat vooral naar Argentinië. Voor de boeren wordt echter op practische wijze de uitwijking naar Frankrijk georganiseerd.
Weinigen zijn er tegen; weinigen zijn er die de uitwijking als een soort desertie beschouwen. Wij zijn een caste geworden; ‘vergeet niet dat de maatschappij u heeft uitgestoten’, zei de adjunct-directeur. Feitelijk zijn de enige banden die ons hier zouden houden van sentimentele aard: er is te veel gewerkt en geofferd om het door uitwijking ongedaan te maken. Maar de meesten beseffen dat geen geestelijke verbondenheid ons nog vasthoudt aan dit land. ‘Heb ik geen recht, ik heb geen land’. Hoe profetisch kan een dichter zijn.
Wij weten wel dat niets duurzaam is wat een politieke oorsprong heeft; maar wij weten ook dat het kwaad blijft voortbestaan als de oorzaak er van reeds lang vergeten is. De meesten onder ons zijn trouwens sociaal aangelegde mensen, zij willen werken in de dienst van een gemeenschap. Men kan geen gemeenschap noemen een massa waarover niemand gezag en verantwoordelijkheid neemt. Wij hebben de indruk dat dit land geestelijk kapot is, zoals elk land waar de zin voor verantwoordelijkheid niet meer bestaat. En in de veronderstelling dat onze persoonlijke toestand verbetert, zien wij niet in dat het land ooit weer gezond kan worden.
Het is een troost te kunnen dromen van een ogenblik waarop de zee zal liggen tussen ons en het volk dat wij in de uitbarsting van zijn gemeenheid hebben leren kennen. Een nieuw vaderland stichten. Met een gesloten groep ergens in Zuid-Amerika, iets gezamenlijk kunnen verwezenlijken van de droom die ons heeft gedreven. En aan de kinderen die na ons komen het vizioen overleveren van een Vlaanderen dat gestorven is.
Het is voor velen een sterkende gedachte te mogen denken aan de dag waarop alle banden zullen doorgesneden zijn