nood is alles troost.
Onze kaartlegger die ze René noemen ofschoon hij Jozef heet, legt de kaarten met de daarbij behorende plechtigheid. ‘De kaarten liegen niet’, zegt hij. Ge moet afnemen met de linkerhand. Hij doet de proef en de tegenproef, het kruis en de horloge, er is telkens een vrouw in die voor u aan 't werk is en een andere die tegenwringt, een man met een lange arm, een groot huis, getekende papieren en een reis. Hij past het toe op uw geval, doet er een opbeurende commentaar bij en besluit: ‘De boel is in orde, uw wensen zullen vervuld worden’.
Soms glimlacht hij heimelijk als de kaarten te voorschijn komen. ‘Ja, zegt hij, daar is veel vrouwvolk in uw leven, zie, nog een sakkerdjie man, gij hebt er niet op gespuwd’. De patiënt lacht een beetje verlegen maar voelt zich gevleid om de sex-appeal die de kaarten hem toeschrijven. Er zijn er die daarna verdere uitleg geven om de waarheid van de kaart te bevestigen. Ook daarin bestaat vrijheid. Maar René neemt zijn ambt verder op als een sociale taak; hij geeft troost door illusie. Als de kaart ongunstig is, verzacht hij haar betekenis zodat hij steeds gunstige resultaten bekomt. In de Wolstraat heeft de aalmoezenier hem geluk gewenst om het opbeurende werk dat hij daar verrichtte. Nu ja, die aalmoezenier uit de Wolstraat...
René werd eindelijk vrijgelaten. Ik heb niet kunnen nagaan of er in zijn streek onopgehelderde ongelukken zijn gebeurd.