Face au mur
(1979)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdSukkelaarEen ander ventje doolt rond als een ziel in nood. Hij is simpel van geest en lijdt aan vervolgingswaanzin. De barakchef moet zijn brieven schrijven, maar hij staat er wantrouwig tegenover. Hij meent dat hij bedrogen wordt en dat het briefpapier vol lijntjes en krolletjes zonder zin wordt gekrabbeld. En men heeft hem wijsgemaakt dat hij niet | |
[pagina 84]
| |
naar huis mag omdat hij 's winters op de kachel moet passen. Elke dag is er iets dat hem tegengaat, een woord, een glimlach, een gebaar. ‘Ze zijn weer tegen mij aan 't konkelfoezen’, zegt hij. En hij gaat op zijn strozak zitten en kijkt vaag voor zich uit, en schuddebolt. Sukkelaars allemaal. Hoe hebt gij ooit deze Staat aan het wankelen kunnen brengen en de uitwendige veiligheid van het land bedreigd. Ze hebben maanden in een barak opgesloten gezeten en werden daarna naar huis gestuurd. Zo maar. En ook de jongste van de barak is na dertien maand opsluiting naar huis gegaan. In 1945 was hij zeventien jaar. Zijn misdrijf was lid te zijn geweest van de Blauwvoetvendels}Ga naar voetnoot1. Op het ogenblik dat hij zich aan het misdrijf schuldig maakte was hij dertien, veertien jaar. Hij heeft het regime bedreigd. Het ventje is sterk door de tering aangetast. De vier maanden hongersnood hebben hem kapot gemaakt. Dan mag hij naar huis gaan. |
|