hoofddeugd in een gemeenschap van geïnterneerden. En ook een artikeltje dat ze naar het hart tast; dat heeft een mens soms nodig.
Het wordt nu Eerste Communie. In het weekblad wordt eraan herinnerd. Mensen in de toestand waarin wij verkeren zijn veel gevoeliger dan zij die in het rumoer van het leven staan. Zij luisteren en denken na; zij zien de witte bruidjes gaan langs de wegels van hun dorp. Zij die thuis een eerste communikantje hebben, zitten met vochtige ogen te luisteren. En iedereen is vertederd; een vizioen van reinheid komt over hen.
Er zit een naast mij die met zijn lippen de woorden nazegt die hij hoort voorlezen. De betekenis is wazig in zijn hoofd, de woorden ruisen hem voorbij, maar er is grote ingetogenheid in hem. Hij heeft een dochtertje dat haar Eerste Communie doet en zijn vrouw heeft bericht gekregen dat zij met haar acht kinderen moet verhuizen. ‘Een huis van de kerkfabriek’, zegt hij bitter.
Iedereen denkt het zijne over die kerkfabriek en over de christelijke deugd van naastenliefde. Maar de man naast mij is voor een ogenblik zijn zorg vergeten en denkt aan de Eerste Communie.