het telkens of Sint Niklaas geweest is. Bij velen is er vertedering in de ogen want zij weten wat dit pakje heeft gekost. Vroeger welgestelde mensen waarvan de vrouw nu uit werken gaat als schoonmaakster of uit leuren met tandpasta. En kleine meisjes die de pop nog niet zijn ontgroeid vervangen de moeder en dragen de last van de huishouding. Heel Vlaanderen door, de grootse tragedie van het offer der vrouw.
In menig hart is er medelijdende spijt. Tegen die vrouw zijn zij vaak bars en ruw geweest. Een grote, grove kerel zegt, terwijl hij zijn pakje overziet; ‘Ze mogen mij potverdomme tegen de muur zetten als ik nog ooit een kwaad woord zeg tegen mijn vrouw’.
En in de huizen waar de vrouw ziek ligt en een kind de verre reis onderneemt, meisjes met blonde of bruine haarvlechten en een strikje op de rug; en knapen die door de planken loeren om vader te zien. Huiselijke verscheurdheid en huiselijke liefde. De liefde zonder complimenten van nederige mensen, van mannen die na het bezoek op hun strozak gaan zitten en zwijgen en voor de rest van de dag verstrooid zijn.
Heb ik hier mijn volk teruggevonden?
Dat volk zit achter prikkeldraad.