Face au mur
(1979)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
soms aandachtig het plakkaat ‘De Ziekten des Dronkaards’ aan te staren. Daar zijn vreselijke dingen te lezen: hoe stuk voor stuk alles wat binnen in de mens zit, hart, lever, nieren, longen, verwoest wordt, hoe het eruit ziet en hoe ge eraan kapot gaat. Hij denkt niet aan zichzelf, hij denkt aan zijn vriend Justin, die ik ook heb gekend. ‘Dat had Justin allemaal,’ zegt hij, en hij wijst naar het opvoedend plakkaat. Hij wacht een ogenblik ‘Allemaal, van 't eerste tot 't laatste’, herhaalt hij. Maar Justin is dood; hij heeft tot het laatst zijn goed humeur bewaard; oud is hij niet geworden maar hij heeft toch plezier gehad voor een heel mensenleven. Ideaal is ideaal. En toen de pastoor met de koster kwam om hem te berechten, zei Justin tot zijn vrouw: ‘Geef die jongens een druppel en een sigaar’. Zo gaan ze bij ons naar de eeuwigheid. En wij spreken over mensen wier naam ik sedert geen half mensenleven meer gehoord heb. En het land van mijn kinderjaren rijst op voor mij, zo duidelijk, met de tover waarin ik het gezien heb en kind was. Mijn groen land tussen stroom en rivier, met weiden tot aan de horizon. En al de mensen die ik gekend heb; en de trage harde klanken die ik uit hun mond hoorde. Het is een zegen dat ik daaraan kan denken en veel dingen opnieuw beleven, zo innig dat het mij de cel laat ontvluchten. Af en toe komt het nadien op in mij. En telkens voel ik mij gelukkig, en 's avonds als de duisternis zich over ons ontfermt, komt het beeld voor mij van de dijken met de notelaars en het nooit moe geziene spel van de wolken over het water. Er is een liefde in mij waarvan ik het besef nooit vroeger heb gehad, een heimwee dat ik nooit heb gevoeld. De aarde lokt mij, het aangezicht van de aarde dat ik gekend heb, staat voor mij met trekken die ik nimmer te voren zo duidelijk heb gezien. Er is een onzinnige liefde in mij, een verlangen om met mijn handen in het gras te grijpen en de zware, moede geur van het herfstland in mij te voelen komen. Het is niet voor mensen dat mensen sterven, het is voor de aarde. |
|