cinema's ziet hangen. Eén er van was een merkwaardig specimen van menselijke lelijkheid, die uw blik afdwong door een paar abnormaal uitstaande oren. Zij lummelen op de eerste verdieping en hebben hun beziens in ons. De man met de oren laat zich gelden; hij wrijft met de gestrekte hand over de keel met het gekende gebaar van ‘keel doorsnijden’. Dat schijnt hem zeer vertrouwd te zijn. Er is nog steeds verduistering voorgeschreven. 's Avonds zetten wij een bordpapieren scherm voor het venster en als bij ons het licht uit is, zien wij hoe vanuit het ‘katholiek fabriek’ de verlichting rijkelijk de lucht instraalt. Het wordt alleen gedoofd als het gebons van een uiteenspattende V2 de lucht scheurt.
Intussen schijnen de V2's de streek af te zoeken. Het is alsof zij allemaal boven de gevangenis voorbij trekken. Er is geen angst in ons; alleen een vage nieuwsgierigheid waar het zal terecht komen. En als het heel de gevangenis overhoop smijt, kan het ons weinig schelen. Wij zullen dan zien wat er van overblijft en hoe de bosbeer die in 't center op zijn sjiek staat te kouwen eruit zal zien. Maar ze gaan voorbij. Een paar springen uiteen in de buurt en de wanden der cel schijnen naar ons toe te komen. Daarna valt weer de zware stilte over de gevangenis en de Canadezen doen hun fabriek schitteren als een lichtbaak in de nacht.
Op Kerstnacht ontbinden zij hun duivels. Men kan goed horen dat zij komen uit het land waar de Indianen zich door hun strijd- en juichkreten hebben befaamd gemaakt. Te oordelen naar het gebrul moet hun plezier reusachtig zijn en hun esbattement van hoge kwaliteit. Hoe lang het duurt weet ik niet; een horloge is een verboden voorwerp. Maar zij houden ons wakker tot kort vóór de morgenbel. Ze hebben ons dan toch iets van de innigheid van de Kerstnacht geschonken en het is alsof de lucht vol whiskygeuren hangt.