B.O.V.L.
Op de deur van onze cel hangt een plaatje waarop vermeldt staat hoeveel B.O.V.L. er daar binnen zitten. Er zijn voor het ogenblik rond de vijfhonderd B.O.V.L. hier waaronder een goede helft vrouwen. Wat een B.O.V.L. is weten wij niet. Het is de eerste van de vele benamingen die ons officieel werden toegekend. Onze gebruiksnaam is: de zwarten; later, als men tot een nationaal gewetensonderzoek is overgegaan, zullen wij ‘incivieken’ heten. Politieke gevangenen zijn wij niet.
Wij zullen er later leren kennen: een vent die om zwartslachting werd aangehouden en aan zijn straf ontsnapte door zich voor arbeid in Duitsland aan te melden, er wegens diefstal in een concentratiekamp terecht kwam, dat is een politieke gevangene. Wij zijn dus geen politieke gevangenen. Alles wel ingezien is het onderscheid ons dierbaar. Wij zijn voorlopig B.O.V.L.
En wij zitten in de vroeg invallende kou; wij zullen heel de winter in de kou zitten want de grote buis die ergens aan een ketel voor centrale verwarming verbonden ligt, blijft hardnekkig koud. Onze voeten zijn in een bestendige toestand van verdoving op de cementstenen en de honger