Face au mur
(1979)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
loop van de jaren ben ik verwonderd geweest hoe goed onze mensen dat harde leven hebben gedragen, zelfs zij die levenslang hadden of in de bedreiging leefden van de executiepaal. Dat is, buiten elke idee om, menselijke kwaliteit. Maar toen in die eerste weken er verwarring was in de harten, hadden de vrouwen reeds hun houvast gevonden. Zij stapten door de gangen zonder de ootmoedigheid die des beschaamden zondaars is. Onder hen was een grote, blonde, vrouw; haar gelaat was rustig en schoon en haar ogen gingen vrijmoedig en ietwat uit de hoogte over de cipiers die ze afloerden. En ook een zeer jong kind stond soms in de gang te wachten voor het bezoek. Een D.M.S.Ga naar voetnoot1 meisje van zestien jaar. Zij was de jongste van de gevangenis; de oudste was een man van negenenzeventig jaar die half blind was. Met begrip voor de situatie had men hem op de tweede verdieping gestoken. Hij tastte sukkelend over de leuning van de ijzeren wenteltrappen en keek met zijn duistere ogen voor zich uit. En als hij voorbij een cipier komt, groet hij met moede hand. |
|