veroordelen en hen die veroordeeld zijn. Het beeldje is zeer gehavend; het staat dichter bij ons dan bij hen die het hier ophingen.
Alles is grijs in een cel; de ene muur loopt in de andere over in ongebroken grauwheid. Het vermoeit de ogen en de geest. En als ge de blik afwendt naar het venster, staan tussen u en het licht schijven gegolfd glas tussen ijzeren staven, vóór ijzeren staven. Bij gewoon glas zoudt ge wolken zien, de kleur van de lucht, een vogel soms. Dit gegolfd glas misvormt ieder wolkje en geeft aan alles wat er door schijnt de uiteenvloeiende indruk die een bijziende opdoet als hij, op ongunstige afstand, een boek onder de ogen krijgt. Het doel van de cel is de mens te vernietigen.
En ge weet ook, ge voelt het meer dan gij het ziet, dat er een kijkgaatje is in de deur, een glazen oog van de grootte van een vijffrankstuk van vóór 1914. Aanhoudend wordt het klepje opgelicht: ge voelt u als een dier dat tot in zijn kooi wordt bespied. En onder dat spioneer-oog is het vierkante gat dat met een klep wordt gesloten. Daar krijgt ge uw eten door -als een dier. Het klapt dicht en gij zijt weer alleen met de grauwe wanden, het gegolfd vensterglas, de nachtpotten, de ‘Ziekten des Dronkaards’ en het verhakkelde Christusbeeld.