waarden de Fantastique voor
mij vertegenwoordigt. Wij kunnen op het punt van ‘innerlijke waarden’ nimmer
gedachten uitwisselen - omdat wij slechts ‘gevoelens’, geen ‘gedachten’
daaromtrent hebben. Het is een zuivere kwestie van affecten. Als twee mensen
hetzelfde horen - als zij hetzelfde zeggen, is dat nog niet hetzelfde.
Psychische armoede is een reëel imponderabile. Maar dit slechts de modernen te
verwijten schijnt mij minstens een enorme eenzijdigheid. Ook de voorbijgegane
perioden hadden hun paupers.
Uw motivering van het ‘doordringen’ der hedendaagse toonkunst lijkt mij evenzeer
wat schraal. Het is, volgens uw mening, ten eerste: de ‘edele ijver van velen
onzer uitvoerende kunstenaars om “nieuws” te brengen, onverschillig of het rijp
dan wel groen is. Anderzijds: de samenstelling van het gilde der critici,
waaronder tal van “blagen” zijn die nog niet het oordeel des onderscheids
bezitten, en verder enkelen die altijd bang zijn voor “oude sokken” aangezien te
worden en daarom voor alle zekerheid alles loven wat zich als modern en
ultramodern voorstelt.’
Dit is scherp gezegd, collega! Ik persoonlijk mag dergelijke explosies, die de
atmosfeer helpen verfrissen, bijzonder graag. Maar toch houd ik het ervoor dat
gij de krachten waarmede gij te rekenen hebt, onderschat. Een cultuurstroming
dringt niet door omdat sommige uitvoerende kunstenaars een oeuvre propageren.
Doen zij dat? Hoe zien de programma's van onze zangeressen, onze pianisten,
violisten, cellisten, strijkkwartetten, hoe zien onze concertprogramma's eruit?
Hoe vaak brengen de internationale virtuozen nieuws? Worden in het Concertgebouw
de noviteiten niet met welhaast beledigende behoedzaamheid in de programma's
geschikt?
En zouden wij het overgrote deel van onze binnen- en buitenlandse perscollega's
wel blagen of weliswaar vreesachtige, maar toch oude, sokken mogen noemen? ligt
het niet veel