contrapunt óók eens zo
horen ‘toelichten’. Wij spreken nu niet eens van Johann Sebastian Bach. Er
is ook nog een tijdperk in de muziekhistorie geweest, genaamd dat der
Nederlanders, of wel de contrapuntische school. Wanneer men met de oren van
de vakman, vertrouwd met de ‘contrapuntische constructies’ van Orlando di
Lasso, van Willaert, van Josquin, naar Strawinski's sonate luistert, dan
vergaat ons zelfs de lust over 's componisten tweestemmige scherpzinnigheid
te lachen.
Le sacre du printemps is niet ordelijk, niet rustig, niet
klaar en zelfs niet eens streng contrapuntisch, maar het is een meesterwerk.
Is een oerwoud soms ordelijk? is een stormnacht klaar? is de eruptie van een
vulkaan rustig? Deze muziek is geïnspireerd van de eerste noot tot de
laatste, zij is meer geinspireerd op een kreet, op een schreeuw, dan op een
maatschappelijk tolereerbaar gebaar. Maar wat raakt ons dat? Is Bach soms
groot, omdat hij zo ervaren was in het vijfstemmig contrapunt? Is Mozart
groot, omdat zovele van zijn menuetten uit een veelvoud van acht maten
bestaan? Wij noemen Strawinski een groot componist omdat zijn meesterwerk,
Le sacre du printemps, een wonder is. Deze grandioze
geluidsjachten, deze als dondertorens uit de klanknevel opstekende roepen
van tuba's en bastrompet kenden wij nog niet. Strawinski is een meester,
omdat hij, als een twintigste-eeuwse Prometheus, dit vuur uit de hemel
gerukt heeft, omdat hij aan zijn verbeeldingen een levende en schone
gestalte heeft kunnen geven. Dat hij dit niet meer weet, dat zijn armelijke
heden de herinnering aan zijn koninklijke gisteren ontluistert, zij voor een
ogenblik vergeten. Doch men verwachte niet van ons, dat wij met hem ons
onderscheidingsvermogen voor de honden zullen werpen.
Het is mogelijk, dat de Strawinski van 1926 een wijzer en ervarener man is
dan hij in 1916 was; maar hij is een geringer componist, een onvrijer
kunstenaar.