Gedichten
(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| ||||||
Esther
| ||||||
[pagina 29]
| ||||||
Personen:De Koning van Perzië.
Hovelingen en raadsleden.
Een hoofdman.
Zares, de vrouw van Haman.
Esther, Mordechaï's nicht.
Bij den aanvang van het fragment is de Koningin Vasthi, ten gevolge van Hamans kuiperij, rerbannen. De hofbeambten hebben zich over dat voorval onderhouden, maar worden in hun gesprekken door het naderen van den vorst gestoord. Naar beide zijden van de zaal, waarin zij zich bevinden, trekken zij zich terug. De Koning, reeds vroeger in de rerandah gezien, komt thans binnen. Hij rukt bladen af en werpt ze ter aarde.
|
|