Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
Zesde verhandeling Beschryvende den Godsdienst der Wederdoopers en Mennisten.Eerste hoofdstuk.
| |
[pagina 173]
| |
wille, en dat de Kinderdoop het werk is van den Satan, die een vyand van God en menschen is. Ga naar margenoot+ Maar hoe het zy, alle die leerstukken waren veel ouder dan Hofman en de andere Patriarchen der Anabaptistery, en gewisselyk zou men veel hoger moeten opklimmen om de eerste beginselen dier Secte te vinden. Laat ons een proef daar van nemen, en vervolgens zo beknopt als 't mogelyk is een denkbeeld geven van het gedrag en de leere dier geduchte Geestdryvers, welke zich tot Hoofden der Wederdopery verklaarden. Indien men wilde opklimmen tot de Ketteryen der eerste eeuwen van het Christendom, zou men daar zekerlyk Anabaptistische gevoelens ontmoeten: maar tot bewys daar van met myne geleerdheit te pronken, zou een nuttelooze arbeid zyn. De boeken daar men het in lezen kan, zyn al te gemeen om ze hier uit te schryven. Het zal dan genoeg zyn op te klimmen tot den aanvang der elfde eeuw, daar men een BrabandschGa naar margenoot+ Dweeper, Tanchelmus genaamt, ontmoet, die van Muntzer en Jan Boekhold, gemeenlyk Jan van Leyden geheeten, twee Opperhoofden der dweepersche Anabaptisten van de 16de eeuw, schynt nagebootst te zyn. Want even als deze eigenze zich Tanchelmus de Koninglyke waardigheit, hy hadt ook zyne lyfwacht, en deet een bloot zwaart en den standert van Souverainiteit voor hem heen dragen. Hy was mede, even als zy, ongeregelt in zyne zeeden, en van een wreeden en ondeugenden aart; hy liep het Land af met zyne zendelingen, en met de menigte die hy verleid hadt; hy predikte in 't open veld, speelde den Profeet, en schreef zich een goddelyke inspiratie toe. Dit zy genoeg tot vergelyking van hun gedrag. Wat de leerstukken van Tanchelmus belangt, naar zyn gevoelen was zyne kudde alleen de ware Kerk; hy strekte, gelyk alle Dweepers doorgaans gedaan hebben, het recht van prediken uit tot op alle de Leeken, enz. Eenige zyner discipelen, die zyne Dweepery tot hun grondslag hadden, leerden ook, dat het Sacrament des Doops voor de zaligheit der kinderen onnut was. In die zelve eeuw ontmoet men mede zekeren Henri een leerling van Pierre de Bruis, en Opperhoofd van de Henricianen, in Languedoc en zelfs door gantschGa naar margenoot+ Vrankryk bekend onder den naam van Albigenzen, die mede een overblyfsel waren van Ketters van voorgaande eeuwen, en van Manicheen, 't zy ware of valsche, want al wat zich tegen de Kerk, doch voornamelyk tegens de Bedienaars der zelve aankantte, wierdt in dien tyd voor Manicheensch aangezien. Die Henri en zyne Sectarissen herdoopten de luiden, en hadden het vooral geladen op den Doop van kleine kinderen, onder voorwendsel dat zy niet in staat waren om te geloven, noch om onderwezen te worden. Zy waren ook van gevoelen, even als de Wederdopers van de 16de eeuw, dat niemant iets in eigendom behoorde te bezitten. Hoewel het onnodig schynt die Secte van Henricianen, Petro-Brusianen, of Albigenzen in alle hare spranken na te gaan, zou het echter konnen dienen tot naspeuring van de eerste beginzelen der Anabaptistery: maar ondertusschen zal het goed zyn aan te merken, dat in dezelfde eeuw zekere Constantyn ChrysomaleGa naar voetnoot(a) te ConstantinopelenGa naar margenoot+ als een waar Anabaptist leerraarde, zeggende in zyne Schriften, dat de Vorsten en Magistraten te eeren en te gehoorzamen zo veel is als den Satan te aanbidden; dat de Doop aan de jonge kinderen bedient, daar van geen ware Christenen maakt, dewyl zy nog buiten staat zyn om onderwezen te worden. Wegens de wedergeboorte en de inspiratie van den H. Geest, drukte hy zich als een Quaker en als een Wederdoper uit. Ik verzende den Lezer naar de bron waaruit ik die byzonderheeden geput hebbe: 't geen men daar vindt is gehaalt uit origineele stukken. Ik zal niet veel zeggen van zekere ApostolischenGa naar margenoot+ der 13de eeuw, die van Italien, daar zy oorsprongelyk waren, zich door gantsch Europa verspreid hebben. Men zegt dat zy den Kinderdoop mede verwierpen. Een hunner Hoofden, Doucin geheeten, noemde zyne Secte de geestelykeGa naar margenoot+ vergadering, de Order der Apostelen; en verwierp de Kerk en haar Opperhoofd, als, naar zyn zeggen, reets overlang afgekeurt. Naar de manier der Quakers, gaf hy voor dat zyne Gezinte alleen vry en alleen volmaakt was. Hy sprak niet dan van armoede en nedrigheit, en van | |
[pagina 174]
| |
de gemeenschap der goederen; even als de eerste Anabaptisten. Hy zeide dat het ongeoorloft was oorlog te voeren, hy verbood het eedzweeren, het betalen van tienden, en alle vervolging, willende dat men ydereen naar zyn goeddunken zou laten leven. Hy zeide dat men overal mogt prediken en bidden, in de bosschen en op de straten zo wel als in de Kerk. Eindelyk, zo men verzekert, liet hy de gemeenschap van vrouwen toe. Ik moest niet vergeten, dat 'er een overeenkomst is tusschen de Anabaptisten, enGa naar voetnoot(a) de oude Waldenzen en Boheemsche Broederen: want de WederdopersGa naar voetnoot(b) roemen daarop. Ga naar margenoot+ Zie daar tennaastenby zo veel nodig is om aan te tonen dat alle de Wederdopers, in 't algemeen aangemerkt, zonder dezelve te onderscheiden in hunne takken, hunne voorgangers en voorlopers gehadt hebben even als alle de andere nieuwe Secten. Nu moeten wy een vast tydbegin der Secte stellen, en dit konnen wyGa naar margenoot+ niet beter doen dan met Bayle, Bossuet, en de meeste Kerkelyke Schryvers na te volgen, die daartoe het jaar 1521. nemen, en voor de ware Patriarchen der Wederdopery Nicolaas Storck, Marcus Stubner, en Thomas Muntzer houden. Deze drie mannen deeden hun voordeel met de oneenigheeden die het Lutheraandom in het Keizerryk hadt verwekt, en het is zeer waarschynelyk dat de eerste grondslag van hunne Dweepery voortkwam uit de Leere van Luther, en dat zy te letterlyk opgevat hebben de maximen van den Apostel derGa naar margenoot+ Lutheranen, daar hy zegt, dat eenGa naar voetnoot(c) Christen mensch van alle dingen meester is, en aan niemant onderworpen, gelyk in tegendeel iemant die geen Christen is, niet anders is dan een Slaaf. Laat ons hier in 't voorbygaan zeggen, dat een lezer, die in de Oudheit ervaren is, zich niet kan wederhouden van denGa naar voetnoot(d) styl der Stoiken te erkennen in de manier waar op Luther die twee maximen voorstelt. Ik voeg 'er by, dat het te verwonderen is dat de stellingen van Zenon en zyne leerlingen de Dweepers onder de Heidenen niet hebben gaande gemaakt, even als die van Luther onder de Christenen gedaan hebben. Die eerste Hoofden der Anabaptisten leiden terstond toe om de genegenheit des gemeenen volks te winnen; een wezentlyk artykel in alle opkomsten van Secten en Factien, en zonder 't welk men niet lichtelyk by fatsoenelyke luiden ingang krygen kan. Nicolaas Stork of Storch, inGa naar margenoot+ Meissen geboren, van sommigen voor geleerd gehouden, en van anderen voor een groten weetniet, doch hoe het zy loos genoeg om de rolle van een Dweeper te speelen, sprak van de allervreemdste visioenen onder de Meisseners zyne landgenoten, en wierdt daar in welhaast ondersteunt door Stubner, die meer bekwaamheit en snedigheit bezat dan hy, en doorGa naar voetnoot(e) Muntzer, die hem in stoutmoedigheit overtrof. De Schryvers van dien tyd zeggen ons, dat dat Driemanschap de gemoederen innam door een uiterlyk gelaat van devotie en neerslachtigheit, dat zy hun werk maakten van vasten en een gestreng leven, dat zy zeer grove kleederen droegen, dat zy hunne baarden lieten groejen, en dat zy voorts gantsch slordig over hun lyf waren. Zy doorliepen gantsch Duitschland, predikende de volkeren hunne gewaande Evangelische Vryheit voor, dewelke bestondt in het afschaffen van de authoriteit der waereltlyke Magten, en in onder voorwendsel van vryheit en evengelykheit van rang in alle menschen, de onderdanen te doenGa naar voetnoot(f) opstaan tegen hunne Overheeden. Muntzer, die ondernemend en oproerig van aart was, verzamelde een groot leger, byna heel uit boeren bestaande, waar mede hy Duitschland ontrustede. 't Is deeze oorlogGa naar voetnoot(g) dien de Historieschryvers gemeenlyk den oorlogGa naar margenoot+ der boeren noemen. Daar ging een Manifest vooraf, vervattende twaalf artykelen: in een dier artykelen zeiden de boeren, dat zy niet meenden te | |
[pagina 175]
| |
gehoorzamen aan Vorsten en Magistraten, dan voor zo verre die onderwerping hun billyk en redelyk zou voorkomen. Muntzer, de aanvoerder dier oproerigen, hadt tot zynen raadsman zekeren Pfeifer, die Monnik zynde uit zyn Klooster gelopen, en het Lutheraandom omhelst hadt. Deze man wist volmaaktelyk den Dweeper en den Geestdryver te speelen, en hieldt niet op van overal uit te breiden dat God aan Muntzer hadt beveelen gegeven tot het oprechten van eene algemeene vryheit; ook noemde Muntzer zich de Dienaar van God tegen de godlozen. Ik zal my niet ophouden met het geen in dien oorlog is voorgevallen, noch met de gewaande gezichten en voorzeggingen waar mede zy den kryg poogden algemeen te maken: het zy genoeg den Lezer te zeggen, dat het leger van dien Dweeper volkomelykGa naar margenoot+ gestlagen wierdt in de maand Mei des jaars 1525. dat Muntzer gevangen genomen wierdt, en vervolgens nevens den Monnik zynen raadsman onthoofd. De Roomsgezinden verzuimden niet aan LutherGa naar voetnoot(a) te verwyten, dat die opstand de vrucht was van de buitensporigheit zyner Leere. Ga naar margenoot+ Muntzer en de andere genoemde Hoofden lieten leerlingen na, die yverig waren in te arbeiden tot voortplanting der nieuwe Secte. Sommige oefenden hunne zending in Polen, de andere in Bohemen en Hongaryen. Hofman, als reets gezegt is, begaf zich naar den kant derGa naar margenoot+ Nederlanden, en Balthazar Hubmeyer bragt de Wederdopery in Zwitserland De Wederdopers vermenigvuldigden welhaast zo geweldig, dat de Magistraat van Zurich eindelyk genoodzaakt wierdt de Leeraars van die Secte ter doot te veroordeelen. Voor een streng Edikt, uitgegeven in 't jaar 1530. hadt men doorGa naar voetnoot(b) Geschriften en Conferentien getracht die Sectarissen tot reden te brengen. Hubmeyer, die door de Regeering van Zurich uit de Stad gebannen was, begaf zich naar Moravien, en liet zich te Weenen verbranden in den jare 1527. De Wederdopery was door het bannen van Hubmeyer uit Zwitserland niet gedempt. Daar bleef nog eene Blauwrok,Ga naar margenoot+ met twee anderen, namelyk Felix Manzius en Grubelius. Dewyl deze drie Dweepers niet ophielden het gemeen tot oproer aan te zetten, besloot de Magistraat tot het oefenen van strenger straffen dan het enkeld bannen. Manzius wierdt verdronken volgens een vonnis van de Overigheit, en Blauwrok wierdt in 't openbaar gegeesselt, voorts gebannen, en wederom in hechtenis gezet, dewyl hy weigerde aanGa naar voetnoot(c) zyn bannissement te voldoen. Schwencfelt, eerst Luthers geworden,Ga naar margenoot+ wierdt naderhand de voortplanter der Wederdopery in Silesien.Ga naar voetnoot(d) Hy leerde dat het vleesch van J.C. niet was geschapen, en dat het was vergood en in zyne godheit versmolten. Zyne gantsche leere verschilde zo weinig van het gros der Anabaptistery, dat het niet de pyne waard is ons op te houden met de Schwenkfeldianen, ten ware men de lyst der ingebeelde Secten zou willen vergroten. Wel is waar dat ergens by den Hoogduitschen Historieschryver Zeiler, aangehaalt by Ottius,Ga naar margenoot+ den Jaarboekschryver der Anabaptisten, van de Schwenkfeldianen in Moravien gesproken wordt als van een afgezonderde Secte: maar ik besluit daar uit, dat yder Kudde dier Dweeperen haaren naam heeft gekregenGa naar voetnoot(e) van den naam des Oppersten die haar bestierde of verzamelt hadt. Zo was zeker man, HutterGa naar voetnoot(f) genaamt, doorGa naar margenoot+ Hubmeyer verleid zynde, de voortplanter der Anabaptistery in Moravien. Den naam van BroedersGa naar voetnoot(g) Hutterianen gaf men aan de kudde van dezen Herder. DavidGa naar margenoot+ Joris, geboren te Delf in Holland, | |
[pagina 176]
| |
predikte zyne leere in zyn vaderland byna ter zelver tyd als Hofman. Men zegt van hem, dat hy zich uitgaf voor den waren Messias, en voor een afgezant van God om hem nieuwe kinderen te gewinnen. Men voegt 'er ook by, dat hy de opstanding uit den doden, en een eeuwig leven na dit leven lochende; dat hy de gemeenschap van vrouwen wilde invoeren; dat hy verachting toonde voor de Martelaars, beweerende dat het onnut was om den Godsdienst te lyden. Men schryft hem ook dwalingen toe die strydig zyn met de evengemelde; gelyk dat hy zou gezegt hebben dat de zielen der ongelovigen zouden zalig worden, een dwaling die immers vlak strydt met het lochenen der opstanding: maar men moet weeten dat de Lystmakers van Ketteryen zo nauw niet zien. Zy staan gelyk met de Quakzalvers, die zich niet ontzien strydigheeden te zeggen in het zwetsen over de menigvuldige eigenschappen hunner zogenaamde weergalooze geneesmiddelen. Die David Joris week naar Bazel daar hy stierf. Een HistorieschryverGa naar voetnoot(a) zegt, dat hy in 't jaar 1528. te Delf in 't openbaar met de roede gestraft wierdt, dat men hem de tong doorboorde, en dat hy voorts gebannen wierd voor zes jaren. Hy doet 'er by, dat zyne leere aan de andere Anabaptisten zo godloos en afgryzelyk voorkwam, dat zy hem excommuniceerden, en hy dus genoodzaakt wierdt eene afzonderlyke Secte te maken. De vuiligheden die men aan de eerste Anabaptisten verweten heeft, en de leerstukken die voet gaven tot een ongeregelt gedrag, verplichten my hier een uitstapGa naar margenoot+ te doen om te spreken van deGa naar voetnoot(b) Antinomianen die ook Islebianen genaamt worden, omdat hun Hoofd Agricola uit Isleben afkomstig was. Hy leeraarde dat de Wet van geen gebruik was, dat de goede werken onnut zyn, en dat de booze werken de zaligheit niet benadeelen; dat God geen volk om zyne zonden straft, en dat de zonden geen zonden zyn dan wanneer ze van booswichten begaan worden; dat de gelovigen eenmaal van hunne zaligheit verzekert zynde, daar aan vervolgens niet meer twyfelen moeten,Ga naar voetnoot(c) schoon zy dingen doen die daar tegen stryden; dat niemant in zyn geweeten moet ongerust zyn over zyne zonden; dat het onnodig is een Christen tot zynen plicht te vermanen; dat J.C. alleen het onderwerp zynde waar in de genade huisvest, hy het ook alleen is die het goede doet; dat aan de beloften van het Evangelie te geloven zo veel is als op den weg der zaligheit te zyn, schoon men een ongeregelt leven leidt, enz. Zie daar een verslag dat men ons van de gevoelens van Agricola geeft: ondertusschen is die zoGa naar margenoot+ gedrochtelyke Leere eigentlyk niet anders dan een reeks van gevolgen, welke zyne vyanden getrokken hebben uit zyne verkeerde redeneeringen over eenige texten van den Apostel PaulusGa naar voetnoot(d). Men denke niet dat ik hem hier mede poog te rechtvaerdigen: maar ik wil alleen zeggen, dat de Controverzisten niet altoos voor de vuist oorlogen tegen die zy te keer gaan. Wyders is het kluchtig om te zien hoe de goede man Garasse omtrentGa naar voetnoot(e) Agricola mistast. De strengheit der Placaaten in Duitschland en Zwitserland tegen de Wederdopers, en de daar op gevolgde straffen, hebben veel toegebragt tot de verstroojing der Dweepery naar Neder-Duitschland enGa naar margenoot+ Holland. Het temperament dier volkeren, van een droefgeestigen aart zynde, en de toen heerschende onkunde maakten de gemoederen bekwaam tot het omhelzen van de Dweepery; invoegen dat men daar toen ter tyd niet anders hoorde spreken dan van Profetien en van Gezichten, van nieuw Evangelisch licht, van een nieuw Ryk, van het oprechten eener nieuwe Wet, en andere diergelyke harssenschimmen. De Anabaptisten gaven een boek uit, onder den tytel van Het Werk der Wederoprichting, waar in zy leerden, overeenkomstig met de Millenarii of Duizentjarigrykstellers, dat 'er voor het laatste Oordeel een tydelyk Koningryk van J.C. op Aarde zou wezen: en dit Koningryk moest met de vaststelling hunner Leere zynen aanvang nemen. Zy waren de rechtvaerdigen die met J.C. zouden heerschen, en als by uitnemendheit rechtvaerdig zynde, | |
[pagina t.o. 177]
| |
Monnoies et Medailles frapées par les premiers Anabaptistes
| |
[pagina 177]
| |
vleiden zy zich onder andere voorrechten, met dat van veele vrouwen te mogenGa naar margenoot+ hebben. Door beloften zo streelende voor de verdorventheit, door de gemeenschap van goederen in te voeren, en door het verwerpen der Waereltsche Overigheit kreegen zy allerleye vrygeesten en booswichten aan hunnen snoer, waar mede zy zich in korten tyd zo geducht maakten, dat het weinig scheelde of zy zouden zich van verscheide voorname steeden in Holland hebben meester gemaakt: maar het onweder der DweeperyGa naar margenoot+ moest vallen op de Stad Munster. Het was in den jare 1534. dat zy die Stad begosten te vermeesteren onder het geleide van Jean Matthieu: maar deze geduurende het beleg gesneuvelt zynde, volgde Jan Boekhold, meest bekend onder den naam vanGa naar voetnoot(a)Ga naar margenoot+ Jan van Leyden, voorheen een snyder geweest, hem op, en verhief zich tot Koning van Munster, door middel van een gewaande Goddelyke Openbaring aan den Wederdoper Knipperdolling geschied. Het is onnodig hier de ongeregeltheit der Regeering van dien dweeperschen Snyder te verhalen: een menigte Historieschryvers hebben dit lang te voren gedaan. Ik geef hier alleen eenigeGa naar voetnoot(b) gedenktekenen van 's mans ingebeelde Koninglyke Waardigheit. Ga naar margenoot+ Op de herovering van Munster, in de Maand van Juny des jaars 1535. gevolgt van de dootstraf des Konings der Anabaptisten, en die zyner Raden en Profeeten, zag men nieuwe Edikten tegen die Sectarissen in 't licht komen. De Resolutien eener Vergadering te Hamburg tegen hen gehouden, zyn zeer merkwaardig: men kan ze leezenGa naar voetnoot(c) in de Historie der Anabaptisten. Op die Resolutie volgde een zeer streng Plakaat. Men vervolgde hen met alle mogelyke oplettenheit, en die men ontdekte wierden meer of min streng gehandeld, naar dat zy meer of min wanorder pleegden. In Holland, in Vriesland, en op andere Plaatsen der Nederlanden deet men hun zeer wreede straffen aan. Men kost ook niet te streng kastyden zulke luiden, die den Godsdienst misbruikten, om alle Regeering overhoopGa naar margenoot+ te werpen, en om allerley godloosheit in te voeren overal daar zy voet konden krygen. Dit nu geschiedde voornamelyk in die Provincien der Nederlanden, die veele jaren daar na den naam van Vereenigde gekregen hebben. Voorts zou de standvastigheit waarmede die Wederdopers den doot ondergingen, de verwondering van alle Christenen zyn waardig geweest, indien zy om een rechtvaerdige zaak geleden hadden. Zy leeden als ware Martelaars, doch tot hun ongeluk waren zy het niet dan ten opzichte van een hardnekkige Dweepery. Hier uit blykt, dunkt my, dat de styfkoppigheit en het vooroordeel zo veel kracht konnen byzetten als een goede zaak: maar nochtans verdient een standvastigheit die op billyke gronden en redeneeringen gebouwt is, alleen den naam van onverschrokkenheit. Een gedeelte der oproerige AnabaptistenGa naar margenoot+ van Holland nam de vlucht naarGa naar voetnoot(d) Engeland, en ging de leere van de Secte aldaar verspreiden, na zo qualyk geslaagt te hebben in het onderwerp van zich van een groot gedeelte der Nederlanden meester te maken. Ik heb reets aangemerkt, dat de Regeering in Engeland eenigen van die vluchtelingen, die zich niet konden weerhouden van hunne leere voort te zetten, met de doot strafte. Wy zullen nu zo goed als mogelyk is, de leerstukken der eerste Anabaptisten byeenzamelen; en vervolgens zullen wy die zelve Secte beschouwen als bevryd van haare harsenschimmen, en geneezen van die geweldige Dweepery, dewelke geduurende een lange reex van jaren zo besmettelyk geweest is, dat zy byna voor een landziekte kon doorgaan. Ik vind by eenige Kerkelyke Schryvers van de 16de eeuw, dat de Wederdopers zelve hunne leere tot zeven Artykelen gebragt hadden, dewelke zy in 't licht gaven in 't jaar 1529. Die Artykelen zyn als volgt.Ga naar margenoot+ 1. 'T Is geen Christen geoorloft de wapenen te dragen, noch Overheeden te erkennen, dewyl J.C. gezegt heeft ‘De | |
[pagina 178]
| |
Koningen over de Natien, regeeren dezelve met magt; zo moet het onder u niet toegaan’. Het herhaald opvatten der wapenen by de Anabaptisten, en de gehoorzaamheit dewelke zy aan Jan van Leyden en aan verscheidene anderen beweezen, maakten dat leerstuk valsch, en deeden zien dat die stoute Dweepers het zelve in de praktyk niet konden achtervolgen. Echter poogden zy daar een glimp aan te geven met byvoeging van deze Clausul, dat men den Magistraten en Souverainen niet moet gehoorzamen dan in zaken die billyk en redelyk zyn. 2. 'T is niet geoorloft te zweeren; zelfs niet wanneer de Overheeden ons beveelen de hand op te steeken. 3. God roept de ware Christenen niet tot het doen van justitie, noch om te waken voor de publyke rust. Deze grondstelling zou zelfs niet goed geweest zyn voor een gezelschap van struikrovers;Ga naar voetnoot(a) dewyl zy een order en regelen moeten hebben, om zich te handhaven. 4. De Stoel van Mozes wordt alleen by de Wederdopers gevonden, en men kan niet ter zaligheit gepredestineert zyn, zonder van die Secte te wezen. 5. By gevolg koomt het den Anabaptisten alleen toe het Evangelie te prediken, en het menschelyk geslacht te bekeeren. 6. Derhalven moeten alle de geenen die zich tegen den voortgang der Anabaptistery aankanten, voor onzalige gehouden worden. 7. Dit zo zynde, zal een iegelyk, die, in het laatste oordeel, wordt bevonden geen Wederdoper te zyn, gewisselyk aan de linker hand en by de bokken gestelt worden: in tegendeel zal God by de schapen en aan zyne rechte hand plaatsen de ware en gelovige Anabaptisten. 't Is wel waar dat die ArtykelenGa naar margenoot+ zyn, doch zy behelzen hunne gantsche leere niet, en men merke ook aan, dat hunne Leeraars daar in veranderingen en vermeerderingen hebben gemaakt, naar mate van hunne oogmerken, en naar mate zy meer of min van de Dweepery gedreeven wierden. Maar desniettemin bleef het eene en dezelveGa naar voetnoot(b) Secte. Wy hebben gezien waar in de leerstukken van Hofman bestonden, die door eenige verzamelaars van Ketteryen gemaakt wordt tot het Opperhoofd van een Secte der Melchioristen, schoon alles wel ingezien zynde, de ware Anabaptistery dier eerste Dweepers beter te vinden is in de artykelen van dezen Hofman, dan in de bovengemelde zeven Artykelen. Hier om is het, dat, niettegenstaande eenig onderscheit van weinig gewicht, de Wederdopers hem altoos voor eenen hunner voornaamste Leeraren gehouden hebben. Mogelyk is het zo niet gelegen met eenen David Joris en eenige anderen, dewyl men ons zegt dat die luiden van de andere Anabaptisten geëxcommuniceert zyn. Men moet ook aanmerken, dat de zamenrapers van Leerstukken, of uit quaadaardigheit, of uit onkunde, eene en dezelve Secte menigmaal hebben verdubbelt naar het getal der Opperhoofden of Voorgangers der zelve. Dus vindenGa naar voetnoot(c) wy, behalven de Melchioristen, | |
[pagina 179]
| |
de Hutterianen van Hutter, de Munzerianen van Munzer, de Monasterianen van Munster, enz. Ik zegge niets van de Mennoniten, dewyl men die luiden moet aanmerken als, door het beleid van Menno,Ga naar margenoot+ wedergekeert van de geweldige dweeperyen hunner voorvaderen. Laat ons nu trachten de Leere der Anabaptisten in order voor te stellen. Daar eenig merkwaardig onderscheit voorkoomt, zal ik het niet overslaan. Men weet dat de herdoping het fondamenteel leerstuk der gantsche Anabaptistery is. Behalven dat beweerden de Wederdopers, dat J.C. zyn vleesch niet hadt aangenomen in den schoot der Heilige Maagd, en dat hy Gods zoon niet anders is dan door aanneeming, of adoptie; dat, dewyl de zonde van Adam door J.C. geboet is, de menschen (dat is de gelovigen) door hem wederom geraken in den staat der onnozelheitGa naar voetnoot(a) van den eersten mensch voor zyne zonde; dat de ziel eerder is geschapen dan het lichaam, en dat zy zondigt in den Hemel; dat de hemelsche lichamenGa naar voetnoot(b) bezielt zyn; dat de straffen der Duivelen en der verdoemden een einde zullen hebben; dat men na den Doop niet meer zondigt, en dat in dien staat het zondigende vleesch de ziel niet besmet; dat zy Gods uitverkorene kinderen zyn, en als een tweede Israel. Hier om deet Jan van Leyden zich noemen Koning van het nieuw Jeruzalem. Zy ontkenden, als gezegt is, dat men onderdanigheit aan de Overheeden schuldig was. Zy hadden averechtsche en zeer gevaarlyke denkbeelden van het Huwelyk, zo het waar is dat zy in 't algemeen geloofden, dat het geoorloft was zyne vrouw te verlaten om allerley oorzaak, zelfs om een enkelen weerzin dien men tegen haar mogt opvatten. Om dit leerstuk heeft men nog een ander op de rekening der gantsche Secte gestelt: namelyk de veelwyvery. Maar of de geenen die tegen die Dweepers geschreven hebben, zyn te voorbarig geweest met voor een leerstuk op te geven 't geen zy vonden in gebruik te zyn; of de Hoofden der Secte hebben, om hunne ongeregeltheeden een glimp te geven, dezelve als Leerstukken voorgestelt. By voorbeeld, verscheidene Opperhoofden der Wederdopers waren eerst PolygamitenGa naar voetnoot(c) door vrygeestery, en hebben vervolgens hunne ongeregeltheit tot een gebod gemaakt. Dus hebben zy ook naar de letter opgevolgt 't geen men hun toeschryft geleeraart te hebben; te weten dat een vrouw verplicht is terstond de begeerte des geenen die haar aanzoekt te voldoen, en van gelyken een man de begeerte van eenGa naar voetnoot(d) vrouw dewelke hem zulks te kennen geeft. Nevens de gemeenschap der vrouwen stelden zy ook die der goederen vast. Zy verklaarden zich tot vyanden van alle menschelyke wetenschappen, en beweerden dat men allerlei soort van boeken, den Bybel uitgezondert, moest wegdoen. Zy gaven door hun gedrag te kennen, en zy leeraarden ook, dat de Schriftuur een dode letter is, die zich door de Inspiratie verklaart. Zy zeiden opentlyk, dat hun Ryk het nieuw Ryk van J.C. was, waar onder het hun konde vrystaan om alle de geene die niet Anabaptistisch waren, of weigerden te weezen, uit te roeien. Uit deze twee laatste leerstukken vloeide vooral hun gewaand Profetisch Character, en die dweepery volgens welke sommige onder hen zich voor Elias, andere voor Enoch, en eenige weinige voor den Messias uitgaven. Na dit kort verslag van zaken kanGa naar margenoot+ niemant zich verwonderen, dat men die Wederdopers als wederspannigen, als bedriegers, en als verstoorders van de gemeene rust heeft gehandelt. Maar | |
[pagina 180]
| |
was het niet beter geweest hen als gekken op te sluiten? Ik antwoord, dat men niet wel voorbykonde een exempel te stellen aan de Opperhoofden der zelve, en dat, dewyl hun gedrochtelyk gedrag hen als ontbloot hadt van de menschelykheit, men ten hunnen opzichte handelen moest gelyk men met wilde dieren handelt. Het was echter zo niet gelegen met zo veele duizende menschen, die in de strikken van de Dweepery waren verwart geworden, of die men het als een ziekte kon toerekenen. Dit ziet men ook in een van de Reglementen van de Vergadering te Hamburg, waar in eerst gezegt zynde, dat men de Wederdopers mogt en moest met de doot straffen, vervolgens verklaart wordt dat het voornamelyk ziet op de geenen die anderen verleiden, met deze byvoeging, dat men verbeeterhuizen zoude oprechten, om daar in te plaatsen die door zwakheit en onkunde zich hadden laten verleiden; dat men ze daar wel strengelyk zou handelen, maar tevens zo veel onderrechting geven als mogelyk was om hen wederom op den goeden weg te brengen. Wat de vreemdelingen aanging, men beslootGa naar margenoot+ hen te bannen, en met de doot te straffen, indien zy wederom kwamen om hunne leere te verspreiden. Maar laat ons voortvaren met hier de verscheidene dwalingen der Anabaptisten te verzamelen. In eenGa naar voetnoot(a) Brief van Hooper aan Bullinger, geschreven in de maand Juny des Jaars 1649. vindt men het volgende wegens de Wederdopers die naar Engeland gevlucht waren. ‘Daar komen hier dagelyks veele Anabaptisten......Ga naar voetnoot(b) die voorgeven dat de mensch met God verzoent zynde, gantsch vry van zondigen is, en van alle begeerlykheeden verlost; dat in hem niets van den ouden Adam is overgebleven; dat, indien een mensch die wedergeboren is, en den H. Geest ontfangen heeft, tot zonde vervalt, geen vergeving meer te wachten heeft. Zy onderwerpen God aan een noodlottige en volstrekte noodzakelykheit, met voor te geven, dat God, behalven dien wille dien hy ons in de Schriftuur geopenbaart heeft, nog eenen anderen bezit waardoor hy gedwongen is noodwendigGa naar voetnoot(c) te doen al 't geen hy doet...... Onder hen zyn eenige die lochenen, dat de menschen eene andere ziel hebben dan de beesten, en die verzekeren dat de menschelyke ziel even als die der dieren sterfelyk is...... De eerste Anabaptisten lochenden ook de oorspronkelyke zonde, en bygevolg de gantsche leere die daar uit vloeit. Zy beweerden dat deLeeken mogten prediken en de Sacramenten bedienen, voorwendende dat de H. Schrift nergens die functien tot de Bedienaren bepaalt, en dat het niet past daar aan een uiterlyken opschik toe te voegen, noch dezelve over te laten aan een byzonderen rang van personen; dat derhalven een huisvader zonder een vierkante muts op 't hoofd, zonder een zwarten tabbert, of een wit overkleed aan 't lyf te hebben, zeer wel het Avondmaal kost uitdeelen aan zyn huisgezin, en den Doop bedienen aan zyn kind. (Versta een bejaardkind, want zy verwerpen den doop der jonggeboornen, en zyn nog hedendaagsch van gevoelen, dat uit de Schrift, en uit de woorden van J.C. in 't byzonder, onwedersprekelyk blykt, dat men den Doop niet van het Geloof moet afzonderen.) Zy verfoeiden den oorlog als vlak strydig met het letterlyk gebod van 't Evangelie, 't welk verboodt quaadt te doen en zich te wreeken. Eindelyk was 'er onder de redenen die zy hadden om de authoriteit der Overheeden te verwerpen, eene die een schyn van liefdadigheit hadt; te weten dat het een stand was, waarin men niet konde zalig worden. Zie hier 't geen ik wegens de DisciplineGa naar margenoot+ der oudeGa naar voetnoot(d) Anabaptisten vind aangetekent. Men zegt ons van die van Moravien, ‘Ga naar voetnoot(e) dat zy twee achtereenvolgende dagen in de week, te weten des Saturdags 's avonds en des Zondags's morgens hunne oefeningen van devotie hadden. In het Gebed des Heeren sloegen zy dit artykel, vergeef ons onze schulden, enz. over, dewyl zy, zich als wedergeborenen houdende, waanden volkomelyk zonder zonde te zyn. Zy baden God zittende.... In plaats | |
[pagina 181]
| |
van de Psalmen, zongen zy eenige Liederen door hunne Leeraren opgestelt. Zy lazen en erkenden alleen het N. Testament, houdende het zelve voor hunnen eenigsten regel. Hunne predikatien waren ongemeen lang. Zy hadden een Opperhoofd (een Koning, zegt men ons) die zich niet bekend maakte, en de Secte der Anabaptisten (ten minsten die van Moravien) heimelyk bestierde. Dat Opperhoofd hadt twaalf anderen onder zich. Dewyl zy genoodzaakt waren zich verborgen te houden wegens de strengheit der Plakaten, deeden zy hunne kinderen op een verre afgelegene plaats en in 't heimelyk opvoeden, tot dat zy in staat waren om buiten gevaar zich aan de waerelt te vertonen. Zy deeden op Pinxtertyd, na het verrichten hunner Communie, verkiezing van Missionarissen, die zy naar vreemde landen uitzonden tot het verspreiden hunner leere. Men kan wel geloven dat die Zendelingen vermomt waren, en zich alleen bekend maakten aan die zy geschikt vonden om hen aan te horen. Elk begaf zich naar het district dat hem door het Opperst Hoofd was toegewezen, en om niet ontdekt te worden, onthielden zy zich van de gewoonlyke of gemeene wegen. Hun uiterlyk voorkomen was zo eenvoudig dat men daar door lichtelyk konde bedrogen worden. Behalven hunne nedrigheit in kleederen en houding, gelieten zy zich als zeer geduldig en goedaardig in hunne woorden en bedryven. Zy hadden altoos de oogen nedergeslagen. Hun was verboden te zweeren in den omgang met andere menschen, en op eenigerleye wyzen onbetamelyke of onzedige woorden te spreken. Het geven van een kus was zulk een grote misdaat, dat een dier Wederdoperen met een oud wyf belast, het ongeluk gehad hebbende van betrapt te zyn op het geven van een kus aan een jonge zeer mooye Zuster (waarschynelyk omdat hy hier meer smaak in vondt dan in het zoenen van zyn oud wyf) wierdt gedagvaart voor de gantsche Anabaptistische Vergadering; en na een scherpe berisping nevens de gezoende Zuster gedreigt met den ban uit de Heilige Congregatie, en met wederom verzonden te wordenGa naar voetnoot(a) naar de waerelt der ongelovigen en der bozen. De Broeders en de Zusters der Congregatie spraken voor hen, en desniettegenstaande leide men den man, die een meester schoenmaker was, tot straffe op, dat hy, als van het meesterschap ontzet, 15 dagen zou moeten werken met de schoemakers knegts, en even als zy gehandelt worden....’. Hoe gestreng die Discipline der Moravische Anabaptisten schynt te wezen, echter merkt dezelfde Autheur aan, ‘dat zy behagen schepten in zich dronken te drinken....dat zy hun Avondmaal met weinig godvrucht verrichteden, en dat wanneer de tyd van Avondmaalhouding naderde, zy zeer verheugt waren, niet uit een beginsel van vroomheit, maar in de verwachting van zich op een waereltsche wyze vrolyk te maken......’. Eenige menschen die meenden, dat zy die Wederdopers in den grond kenden, beschuldigden hen daarenboven van laatdunkenheit en trotsheit, van overdaat, van dievery, enz. Wat moeten wy nu van die tegenstrydigheit in 't verhalen denken? Immers niets anders, dan dat 'er in de beschryvingen der Secten veel onkunde en vooroordeel onder loopt. Wy mogen ook zeggen, dat het menigmaal onmogelyk is een nette kennis van eenige Secten te hebben, en dat, hoe zy meer Dweepersch zyn, hoe men ze minder kan nagaan in haare gevoelens, dewyl deze misschien afhangen van de hevigheit der overvallen van Dweepery. Aangezien byna alle die Anabaptisten, volgens den Hoogduitschen Autheur wel 70000. in getal, wyngaardeniers, landbouwers, gehuurde tuiniers, of handwerksluiden waren; zo dat zy onder hunne bazen staande, of gestadig in hun ambacht bezig zynde, geen tyd hadden om op de opvoeding hunner kinderen te letten; ontnam men hun de kinderen zo dra zy geboren waren, en bragt ze, als reets gezegt is, heimelyk op in de Kweekscholen van de Secte. In 't jaar 1622. ontstondt 'er een hevige vervolging, waar door die Anabaptisten uit Moravien verdreven wierden, en veele huisgezinnen der zelve de vlucht namen naar Hongaryen en Zevenbergen. Men zegt ons vervolgens,Ga naar voetnoot(b) dat de Wederdopers van de Palts zeer weinig | |
[pagina 182]
| |
verschilden van de Moravische Hutterianen, dat het luiden waren in ongemakken verhard, zeer werkzaam, en van een armelyk leven; 't geen echter niet belette dat zy hunnen Herder of Pastoor vry wel onderhielden, en zeer goede zorg droegen voor hunne armen en zieken. ‘Zy hebben een afgryzen, zegt de Schryver waar uit ik dit getrokken hebbe, van de Wederdopers die de godheit van J.C. leerarenGa naar voetnoot(a). Zy leven gantsch afgezondert van de andere takken der Anabaptistery, en zelfs van de Zwitsersche Wederdopers. Zy begeven zich niet in 't Huwelyk met personen buiten hunne Congregatie. Het Hoofd 't welk hen bestiert draagt den naam van Ouderling, en deze Ouderling, die eenigermate voor een klein Koning moet gehouden worden, heeft onder zichGa naar voetnoot(b) andere Ouderlingen, die voorzitten in de Vergaderingen welke aan de gantsche CongregatieGa naar voetnoot(c) gesubordonneert zyn. In netelige zaken roept het Opperhoofd de andere Ouderlingen te samen, en houdt een Synode. Alle die Ouderlingen zyn te gelyk de Herders, Predikers, of Bedienaars der Secte. Deze Secte wordt gerekent twaalf Medgezellinnen (Kerken of vergaderingen) te hebben, namelyk behalven de Kerk in de Palts, tien in Hongaryen en eene in Zevenbergen. De luiden dezer Secte zyn in andere landen, voornamelyk by de Evangelischen (versta de Protestanten) zeer gewilt, omdat zy zeer arbeidzaam zyn, en zich tot allerley handwerk laten gebruiken, uitgenomen tot het maken van machinen en oorlogstuig, enz.’. Zie daar het merkwaardigste van de regelen der Discipline, die stand grypen onder dat soort van Anabaptisten, 't welk zich niet tegen de burgerlyke Oppermagt heeft aangekant, of ten minsten zulks niet opentlyk gedaan heeft. Die oude Wederdopers hadden medeGa naar margenoot+ hunne Convulsive bewegingen, en een soort van inspiratie welke zeer wel geleek naar die men in onze tyden gezien heeft.Ga naar voetnoot(d) ‘Wanneer de geest, zegt een der Vaderen van deCalvinische Hervorming, die Anabaptisten begint te inspireren, ziet men verandering op hun aanzicht, zy maken bewegingen die de aanschouwers doen schrikken, zy vallen eensklaps ter aarde, even of zy de vallende ziekte op 't lyf kregen. Zy blyven een tyd lang uitgestrekt op den grond leggen, even of zy doot waren. Zomtyds beeft hun gantsch lichaam op eene vreeselyke wyze; zomtyds blyven zy onbeweegelyk als een blok. Uit die verrukking komende.....verhalen zy droomen en gezichten....’. Een ander Autheur zegt,Ga naar voetnoot(e) dat zy, om in die verrukking te geraken, hunnen adem inhielden zo lang zy konden, enz. Wy hebben nu gezien hoe verscheidentlyk men van de Moravische Broederen geoordeelt heeft: maar zou men wel geloven, dat die van Switzerland, Dweepers dieGa naar voetnoot(f) beschuldigt worden van Godloosheit, van oproer, en van rovery, die in hun Vaderland voor stokebranden wierden gehouden, en uit dien hoofde gebannen, vervolgt, en niet zelden met de doot gestraft zyn geworden; zou men wel geloven, zegge ik, dat die Zwitsersche Broeders eenen Apologist of Verweerder vonden? Ja zeker, zy hadden 'er eenen, en wel een Apologist van den eersten rang, die een tydgenoot van de stichters der Anabaptistery was, en geleeft heeft toen de Dweepery haar volle kracht hadt. Het was de grote Erasmus. ‘Ga naar voetnoot(g) De ZwitsersGa naar margenoot+ (van Zurich) doen, zegt hy, hun uiterste best om te bewyzen dat men de | |
[pagina 183]
| |
Ketters niet met de doot straffen moet, en nochtans doen zy de Wederdopers sterven.....menschen waar onder men veelen vindt die inderdaat van een zeer ongeregelt leven bekeert zyn tot een waare gereformeerde manier van leven. Maar, zal men zeggen, zy hebben buitensporige gevoelens. Het zy zo, echter nemen zy geene van de Kerken in, zy maken zich van geene Stad meester; zy maken geene verbintenissen ten nadeele van hunne Souverainen; zy eigenen zich niet de landeryen noch de goederen van een ander’. Uit dieGa naar margenoot+ plaats van Erasmus kan men besluiten, 1. Dat waarschynelyk de oproerige Anabaptisten geenzins zyn goedgekeurt van alle de andere Societeiten der Secte. 2. Dat, die oproerige Dweepers uitgezondert, alle de overige het hielden met de reformatie die door de Anabaptistery gepredikt wierdt, en de maximen van de Secte nog niet tot buitensporigheit gebragt hadden. 3. Dat die Dweepers zich nog niet hadden meester gemaakt van Munster, noch getracht oproer te verwekken in Holland en verscheidene Provincien van Duitschland. 4. Dat men uit het slecht gedrag der oproerige Wederdopers, en uit de quade geruchten, waar door niet alleen de gepleegde wanordres te breed uitgemeeten hebben konnen zyn, maar ook andere en nieuwe hun te last gelegt om dus de Anabaptistery gehaat te maken, van het byzonder tot het algemeen een besluit gemaakt heeft tegen die gantsche Secte. 5. Dat 'er door de revolutien in den Godsdienst een zo gevaarlyke gisting in de gemoederen gekomen is, dat waarschynelyk de Libertynen en andere oproerige menschen van dien tyd bly de geweest zyn zich te vermengen onder een Secte, wier maximen hun voordeelig scheenen tot het invoeren van heerschloosheit en onafhangelykheit, en om zich daar van te bedienen by eenvoudige menschen, onder voorwendsel van de gebreeken in Kerk en Staat te verbeteren. Maar de zaak van een anderen kant beschouwt, zal men niet wel konnen laken de strengheit der Overheeden tegen die Secte gebruikt, als men maarGa naar voetnoot(a) de hardnekkigheit en ongehoorzaamheit dier Sectarissen in Zwitserland, en de gevolgen waar aan hunne leere alle Heerschappyen bloot stelde, wil in overweeging nemen. Laat 'er ons byvoegen, dat in gevaarlyke omstandigheeden de al te naauw gezette Anabaptisten byna als onnutte leeden der samenleving in de meeste Staten moeten aangemerkt worden uit hoofde van eene hunner geliefdste maximen, medebrengende dat het oorlog onnut en misdadig is, en dat men den Staat alleen moet verdedigen door een goed leven en geregelde zeeden. Volgens die grondstelling moeten zy weigeren ten oorlog te trekken, en eenigerley krygsbediening te aanvaarden: te vreden zynde zich te wapenen met lydzaamheit en nedrigheit. Maar om te begrypen wat inconvenientien die maxime na zich sleept, behoeft men maar in de Historie van het Joodsche Gemeenebest na te leezen de quade gevolgen,Ga naar voetnoot(b) die in den Staat der Joden ontstaan zyn uit hun al te streng waarnemen van den Sabbath. |
|