Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 83]
| |
rey met een slag van zyn Zwaardt in tweên te kloven; nochtans de duisterheit van den tweeden nacht hem overvallende, belette die hem de Vrouw met haare gebrooken Chucherey als zyne Vyandin verder te vervolgen, en gaf haar den tydt, een boog van haar gebroken Wapentuig te maaken, en pylen te zoeken, om zich noch eens in staat te stellen, van haare krachten tegen een Vyandt te gebruiken, die dacht haar buiten staat te hebben gebragt. Geen andere Heraut was 'er noodig om het tweegevecht weder te beginnen dan het licht van den derden dag. Beide warenze met de hoop opgevult van eerlang een einde van hun gevecht te zien, en de overwinnig op hunnen Vyandt en Vyandin te behaalen. Toddicastrée die wegens het nieuw Wapentuig, 't welk zy gemaakt had, en Cuttery wegens de voordeelen op haar den voorigen dag behaalt; zy ziende haren Vyandt als het doel van haare Pylen aan die zy op hem schoot, nam een sier besluit haar te naderen, (want Cuttery ziende wel dat zyn zwaerdt hem niet dienen kon tegen een Wapentuig, 't welk van verre quetste) nam voor haar te naderen om met haar lyf om lyf te vechten. Dus nu beproefden zy wederzyds hunne krachten, waar door zy eindelyk zodanig afgemat wierden, dat geen van beide meer krachten om te overwinnen had, noch zodanig verzwakt was van overwonnen te worden. De overwinning dan in zodanig een evenwigt zynde, dat ze noch to eene noch ter andere zyde oversloeg, wierdenze genoodzaakt zich van de tong te bedienen om een Oorlog te eindigen, die de handen niet beslechten konden. Ga naar margenoot+ In deezen zoo hartnekkigen en twyffelachtigen strydt, Cuttery die Toddicastrée by de hairen gegreepen had, en die van haar meende een Slavin te maaken, stond neit weinig verbaast haar van naby beschouwende, veel schoonder dan te vooren te vinden: als of deeze Wapenoeffening niet gedient had dan om haare schoonheit te vermeerderen en haar beminnelyker te maaken. Dit verplichtte hem deeze redeneering tegen haar te uiten: waarom geschied dit, ô verwonderlyk Schepzel van 't geen dat leven heeft, zoo wel in krachten als in schoonheit uitmuntende, dat de toorn en verwoedheit ons zoo verre tegen elkanderen vervoert heeft? Indien ik u in deezen strydt gedoodt had, zoude ik deeze rechter handt vervloekt hebben, die 'er het Werktuig van hadde geweest, en die een zoo uitmuntend Werk zou verdelgt hebben. En in tegendeel, indien gy my had omgebragt, zond gy niet een geduurige ongenoegte gehad hebben, berooft te zyn van 't vermaaken 't genoegen, 't welk gy in myn Gezelschap had konnen hebben? Waarom geschied dit dat het eene uitmuntende Schepzel, de verdelging van een ander zy? Was 'er dan geen Schepzel minder geweest? want uw Wezen zou door myne vernietiging niet verhevener geworden zyn. Heeft Godt ons moedt en kracht gegeeven, om ons onder den anderen te verdelgen? wy die beide verdienen behouden te zyn? Waarlyk zal 'er uwe dapperheit niet door vermindert worden, wanneer ik u myne Vriendschap geeve en aanbiede, en als ik met u myne kracht en dapperheit deele. In tegendeel zullen wy goede Vrienden zyn, ons in staat zien de grootste onderneemingen uit te voeren, en geweldadig de verongelykingen tegengaan, die men ons zoude willen aandoen. Aangezien nu de Waereldt, die noch gelykzaam een Kindt is, zich te vermeenigvuldigen ten hoogsten noodig heeft, dan dat ze door 't geweld der Wapenen zoude verdelgt of verzwakt worden: de eigen liefde leert ons natuurlyk op onze behoudenis te denken, 't welk veel beter door onderlinge vereeniging geschied, dan door groote verhevenheit van moedt. Laat ons dan naalaten door geweldaadige en onwettige middelen een glorie te zoeken, die ons een van beide of gezamentlyk schadelyk en verderflyk zoude zyn: Laat ons liever en veeleer onder ons een heilzaame vrede bezitten en die lang van duur zy. Toddicastrée met aandacht een voorstelling aangehoort hebbende, steunende op zodanige bestendige redenen, nadat ze eenigen tydt zonder een woordt te spreeken, als opgetoogen was geweest, antwoordde hem met een zedig en zachtzinnig gelaat; dat schoon zy voor haare oogen genoegzaam de merktekenen van zyne hevigheit en verbolgenheit zag, die in haar de begeerte van zich te wreeken ontsteeken kon, en 'er ook reden meende toe te hebben, echter onderworp zy haar zyne gegeevene redenen, en was zy t'eenemaal gewillig haar de voorstelling van Vrede door hem aangeboden, te laaten welgevallen; dat ze die zoo lang hy 'er reden toe geeven zoude, in acht neemen zou, mits men geen rechtmatige oorzaak gaf, dat ze genoodzaakt was de Oorlog weder te hervatten. Eindelyk gaven zy zich elkander ter betuigingGa naar margenoot+ van hunne nieuwe Vriendschap de handt; de onverzoenbaare Vyanden wierden de beste Vrienden der Waereldt, en vervolgden gezaamentlyk in Vriendschap te leeven; en de Natuur, die altoos tot haar oogwit werkt, leerde hun het onderscheid | |
[pagina 84]
| |
hunner Sexe te kennen; zy teelden veele Kinderen, waar uit braave en dappere Mannen ontsprooten zyn. Overzulks dan het Westen door middel deezer twee Vyanden zoo volmaaktelyk verzoent, bevolkt wierd. |
|