Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 124]
| |
XXIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina t.o. 125]
| |
78
CEREMONIE Religieuse des Habitans de l'Isle ESPAGNOLLE. | |
[pagina 125]
| |
Ga naar margenoot+ Een ieder was genoodzaakt geduurende het gansche jaar deeze stukken van Koeken te bewaaren, geheiligdt door de Offerhande, die 'er van aan Zemes gedaan was. Men hieldt dezelve voor Bewaarmiddelen tegen veelerlei soorten van ongevallen. Wanneer de Omgang (waar van men hier de afbeelding zietGa naar voetnoot†) gereet stont, om in den Tempel in te gaan, ging de Caciqué, die dezelve geleidde, aan den ingang nederzitten. De Omgang trok al zingende binnen, en deedt, om zoo te zeggen, de monstering voor hem. Wanneer men zich nu voor den Afgod zoude vertoonen, stak elk alvoorens een klein houtje in de keel, om te braaken: want men moest zich zuiver voor dien God vertoonen, en als met het hart op de tonge. Ga naar margenoot+ Hunne Zemes verscheenen dikwils aan de Priesters, en lieten zich somtyds aan 't Volk hooren; 't zy dat het een Duivels Kunst geweest is, of eenige list van den Boje. Men oordeelde van 't antwoordt des Orakels uit het gelaat des Priesters. Indien hy danste, en zong, was zulks een goed teken; doch zoo hy droefgeestig was, begon het Volk insgelyks treurig te worden, geevende zich over in traanen en aan de droefheit, en vastten zoo lange tot dat 'er hoop van verzoeninge met hunne Goden was. Ga naar margenoot+ De oorspronk die zy aan het Menschelyk Geslacht geeven, is zoo buitenspoorig, dat men het naaulyks durft verhaalen. De Menschen, zeggen zy, zyn uit twee Hoolen van een Berg voortgekomen. Uit het eene Hol quamen den geenen voort, die men een goede soort noemen kan, dat is, den Bloem en uitgeleezenste van 't Menschelyk Geslacht; uit het andere zyn de allerslegste en geringste van de zelven gesprooten. De Zon door deeze voortkoming vertoornt, veranderde in Steen, die den mondt des Bergs bewaarde (ongetwyffeldt om de voortkoming des Menschelyken Geslagts te beletten.) Vervolgens veranderde dat Hemellicht telkens deeze nieuwe Aankomelingen in Boomen, Kikvorsschen, enz., en des niet tegenstaande verhinderde zulks niet, dat het Aardryk bevolkt wierdt. Konden de Alouden die de Menschen uit de Eike-Boomen deeden voortkomen, wel iets vreemder bedacht hebben? De Zon en de Maan waren zelfs uit een Grot des Eilandts voortgekomen. Deeze Grot was zoo vermaerdt, dat de Bewooners van Hispaniola derwaarts Bedevaarden aanregten, die voor geene andere ter Waereldt in aanzien behoefden te wyken. De Grot was versierdt met schilderwerk van een Indiaansche keurelykheit: maar alvoorens daar binnen te treeden, leidde men eerst zyne pligten aan de Geesten af, die den ingang bewaarden. De Veelwyvery was mede in dit EilandtGa naar margenoot+ ingevoert; men nam 'er zoo veele Wyven als men onderhouden kon. De Caciquen hadden 'er voor 't minste dertig stuks. Het blykt, uit het verhaal der Historischryvers van de nieuwe Waereldt, dat men na hunne doodt hen altyd twee of drie Vrouwen mede gaf, om hen in de andere Waereldt te dienen. Onaangezien deeze veelheit van Vrouwen vervielen zy noch tot eene vervloekte en niet min vreemde zeldzaamheit: een voorwerp waardig den roemGa naar voetnoot(a) die een Aardssbisschop en een Abt dezelve wel hebben durven toewyen. Zy geloofden aan de Wederkeering; zy verbeeldden zich dat de Dooden des nagts omzworven; een schoone stoffe waarlyk om hunne GodsvruchtigheitGa naar margenoot+ te oeffenen, indien zy maar verstand genoeg hadden gehad, om die werkstellig te maaken! Deeze Dooden, zoo doodt als zy waren, deeden somtyds de Vrouwen aan, maar als het tot de zaak quam, vondt men dat deeze Dooden by de levendigen niets vermogten. De Schimmen hadde wel verlof, om eene Menschelyke gedaante aan te neemen; doch alleen onder zekereGa naar voetnoot(b) bepaalingen, die hen noch by de Vrouwen beminnelyk, noch ontzaglyk by de Mannen maakten. |
|