Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVIII. Hoofdtstuk.
| ||||||
[pagina 295]
| ||||||
alle de straten der Stadt de geesselstraf t'ontfangen. Dus vergaadert zynde, verscheen den Inquisiteur, voor wien wy alle knielden om zynen zegen t'ontfangen, na het stof zyner voeten te hebben gekust. Men belaste vervolgens aan de Zwarten die weinig of geen pakkaadje hadden, die van de Blanken te helpen draagen. Deeze van de ingekomen Gevangenen die geen Christenen waren, wierden aanstonds ter plaatse gezonden door hun vonnis aangeweezen, eenige in ballingschap, andere naar de Galeien of kruitmolens, Casa da polvera genoemt; en deeze die Christenen waren, zoo wel Blanken als Zwarten, wierden in een huis gebragt, voornaamentlyk in de Stadt gehuurt, om 'er hen geduurende eenigen tydt te onderwyzen. De Zaalen en Galleryen van 't huis waren voor slaapplaatsen der Zwarten bestelt; en wy Blanken wierden in een afgezonderde kamer geplaatst, waarin wy des nachts opgesloten waren, laatende ons des daags de vryheit door 't huis te wandelen, en met den geenen te spreeken die 'er in waren of van buiten quamen om ons te zien. Men hielt dagelyks twee Catechizatiën, een voor de Zwarten, en de andere voor de Blanken; en men deed 'er ook dagelyks de Mis, die wy alle moesten bywoonen, en zelfs een morgen en avondt gebedt. Terwyl ik myn verblyf in dit huis houden moest, wierd ik door een Geestelyke van der Dominikanen Orde en mynen Vriendt bezocht, die ik te Daman alwaar hy Prior was geweest, gekent had. Deeze goede Vader van ziekte en hooge jaaren verzwakt, niet beter weetende of ik was ontslagen, liet zich in een Palanquyn draagen om my te bezoeken. Hy weende over myn ongeval, omhelzende my teederlyk, en betuigde dat hy voor my zeer beducht was geweest, dat hy dikmaals naar den staat van myne gezontheit en myne zaaken den Vader Procureur der Gevangenen die zynen vriendt was, en mede van zyne Orde zynde, gevraagt had; dat hy nochtans in langen tydt van my geen bescheid had konnen bekomen, en echter eindelyk na veele dringende smeekingen was te weeten gekomen, dat ik noch leefde. Ik genoot wel eenige vertroosting de goedheit van deezen Geestelyken ziende; maar dat ik genootzaakt was Indië te verlaaten, viel ons beide even hardt. Hy had noch de goedheit my dikmaals te bezoeken, en moedigde my aan weder in Indië te komen, zoodraa ik in vryheit en van myn vonnis ontslagen was. Ook zond hy my verscheiden benoodigdheden voor myne reize die ik stondt te doen, alzoo de staat myner behoeftigheit waar in ik my bevondt, elders niet te hoopen was. Nadat ik tot den 23sten. Januari myn verblyfGa naar margenoot+ in dit huis hadde gehad, wierden wy wederom naar de Zaal van de Inquisitie geleid, en wy wierden vervolgens beurtsgewyze voor de Tafel van de Heilige Bediening geroepen, om 'er uit handen van den Inquisiteur een geschrift t'ontfangen, behelzende de Boetopleggingen waarin hy ons verweezen had; ik quam 'er op myne beurt, men liet my knielen, nadat ik te vooren myne handt op het Euangeli Boek gelegt, en in deeze gestalte belooft, onschenbaar geheim te houden, 't geen my voorgekomen was, en waarvan ik geduurende myne hechtenis, kennis gekreegen had. Ik ontfing vervolgens van de handt myns Rechters een geschrift door hem geteekent, behelzende de zaaken die ik volbrengen moest: en alzoo de omstandigheit van dien niet breed is, hebbe ik goed gedacht om het van woordt tot woordt uit het Portugeesch in 't Fransch over te zetten: | ||||||
Lyst van de Boete die ik als verweezene voldoen moest.
Was geteekent:
Francisco Delgado e Matos. |
|