Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 268]
| |
tederheit die men natuurlykerwyze voor dus nabestaande en zoo waarde vrienden heeft, deeze bedrukten besluiten doet, liever hun leven te verliezen, dan aan hunne vrienden een diergelyk ongeval toe te brengen, die zy weeten onschuldig te zyn. Men zoude noch konnen vraagen, waarom eenige Diminutos, en zelfs sommige Ontkennelingen, na het uitterste te hebben afgewacht, eindelyk tot bekentenis komen, wanneer 'er geene andere hoope meer overig is, hun leven te redden, en dat veele juist die geenen noemen die tegen hun hebben getuigt? Wy antwoorden dat zodanige personen van elders eenig licht hebben gehad, of dat ze door een krachtige achtgeeving en denking zyn tot het vermoeden gekomen om den geenen te raaden die hen beschuldigt hebben, of dat ze hier toe door een enkel geval gekomen zyn; of wel dat zy om zich te verklaaren zoo lang hebben bedacht, dit door een beweegreden van Gewisse is geschied, om geene onschuldigen ten toon, te stellen, en hun valschelyk te beschuldigen; dat nochtans vervolgens de vrees voor de doodt hen in weerwil van hun daar toe gebragt heeft. Maar naardien wy van de Ontkennelingen gesproken hebben, zullen wy 'er hier eenige voorbeelden van bybrengen, om te vertoonen hoedanig die geenen sterven die men by de Heilige Bediening met deezen naam noemt. Ga naar margenoot+ Jacob de Mello, geboortig van Lisbon, een aanzienlyk Edelman en Ridder van de Orde van Christus, had geduurende eenige jaaren als Kapitein van de Ruitery in 't leger gedient, en zelfs met veel eer en achting. Deeze Mello was de nieuwe Christenen toegedaan, gelyk ook zyne vrouw en twee zoonen in dit gevoelen waren. Dikmaals was het gebeurt, dat als zy eenige andere nieuwe Christenen door last van de Inquisitie hadden zien gevangen neemen, dat ze tekenen van vreugde toonden, om als yveraars voor de Heilige Bediening aangezien te zyn, overzulks zy door dit middel te minder van 't Jodendom verdacht wierden. Het gebeurde nochtans, 't zy door wraakzucht of iet anders, dat iemandt by ongeval meende schamper van deezen Edelman bejegent te zyn, hem met zyne vrouw en twee zoonen beschuldigde. Alle vier wierden ze teffens naar de gevankenis gebragt. De vrouw en haare kinderen, teder opgevoed zynde, en weinig gewoon ongemak te lyden, wierden zeer verdrietig zich in een kerker opgesloten te zien; zy besloten dan eerlang te bekennen, mogelyk door de aanmaning en raadgeving der Wachten aangezet, of van deeze die by hun gevangen zaten. Zy beschuldigden dan alle drie, deezen ongelukkigen Edelman, en wierden kort daarna ontslagen. Jacob van Mello wierd mede in de volgende Handeling des Geloofs uitgelaaten: maar niet dan als een Convitto negativo verbrandt te worden, alhoewel hy betuigde een Christen te zyn, en tot den laatsten doodsnik den naame Jesus Christus beleedt. Alfonsus Nobre, geboortig van Villaviciosa, en een der eerste Edelen van deeze stadt, waarvan hy Opperschout en Prior van de Barmhartigheit was geweest, werd in de Inquisitie van Coïmbre gevangen gezet, zulks men hem de nieuwe Christenen toegedaan verdacht hield. Men nam ook eenigen tydt daarna zyn zoon en dochter gevangen, die, 't zy door quaade raadgevers, of door de bedrygingen afgeschrikt, na zich zelven beschuldigt te hebben, insgelyks hun Vader beschuldigden, die in de Handeling des Geloofs uitgeleid als een Ontkenneling verweezen wierd. Het gebeurde dat deeze rampzalige man, in de Processie naby zyn Zoon voorby ging; deeze over het deerlyk ongeval van zyn Vader verschrikt, dat hy hem om vergeeving bad, en van hem zynen zegen verzocht. Ik vergeeve u, antwoordde de Vader, my door uwe lafhartigheit in deezen beklaaglyken staat te hebben gebragt, nademaal ik wensche dat Godt my vergeeve, en ik hoope dat hy my myne zonden vergeeven zal: maar ik geeve u mynen zegen niet, kennende u voor geen Zoon, die zich zelven onteert heeft, en een Christen zynde, voor een Joodt heeft willen aangezien worden. Ik bidde insgelyks Godt dat hy u bekeeren en het u vergeeven wil. Eindelyk ging hy met een groote kloekmoedigheit ter doodt, betuigende eene oprechte en onwrikbaare Godtvruchtigheit, waarover zich alle de Omstanders verwonderden. Laat ons hier noch een voorbeeldt van Personen van minder geboorte byvoegen. Joan de Siqueira en zyn Broeder, van Torres Alvas geboortig, beide Zoonen van een Bleekster, wierden te Lisbon gevangen gezet. Ook nam men op den zelven tydt Joan Travassos da Costa gevangen, die eenige jaaren Algemeene Stedehouder van 't Aartsbisdom van Lisbon was geweest. De beide Broeders hielden kloekmoedig staande dat zy onschuldig waren: maar zich door een groot getal getuigen bezwaart vindende, wierden ze verweezen. De groot Stedehouder Travassos, die wegens zyne hooge waardigheit dikmaals in de Mesa van de Heilige Bediening was geweest, en die wist hoe bezwaarlyk den geenen de Inquisitie t'ontkomen | |
[pagina 269]
| |
was, die 'er zich in opgesloten vond, verloor aanstonds den moedt, beleed alles 't geen men begeerde, en beschuldigde zeer veele personen, waar onder Joan de Siqueira en zyn Broeder waren, die waarschynlyk door de medegenooten hunner elende waren te weeten gekomen, dat Travassos tegen hun getuigt had. Een deezer Broeders waarlyk, ter gehoor gekomen, zeide tot de Inquisiteurs, hoe kont gy denken, Heeren, dat een Algemeene Stedehouder zich aan my ontdekt zou hebben, die niet dan een Bleeksters Zoon zynde, naaulyks te goedt zoude zyn hem voor Lyf knecht te dienen? Indien Travassos tegen my getuigt heeft, 't is ongetwyffelt om dat hy heeft gelooft dat ik het mede ten zynen opzichte hebbe gedaan: maar ik vergeef het hem van harte, gelyk ik verlange dat Godt my myne begaane zonden vergeeven zal, zonder dat hebbe ik nooit van myn leven niets gedaan waarmede men my voor deezen Rechtbank beschuldigt. Indien ik een Joodt was, gelyk gy u inbeeldt, waarom zoude ik dan zwaarigheit maaken het te bekennen om myn leven te redden, als geene goederen te verliezen hebbende ingevalle ik het deed? maar durf ik my vleyen dat Godt my deeze gelegenheit aanbied, hier lydende myne Zaligheit te verwerven, begeer ik die niet te laaten ontglippen. Deeze twee Broeders wierden als Ontkennelingen verbrandt, en gaven tot den laatsten doodsnik alle mogelyke teekenen van een oprecht en zuiver geloof in Jesus Christus. De Groot-Stedehouder wierd in den zelven tydt van de Handeling des Geloofs met de Sambenito uitgeleid, en heeft sedert een zeer elendig leven gevoert. Zelfs heeft men van hem gezegt dat hy in zyn sterfuur verklaart heeft, dat alles 't geen hy voor de Inquisitie tegen zich zelven en anderen getuigt had, t'eenemaal valsch was: maar de Heilige Bediening slaat geen acht op zodanige verklaringen. Indien men in de Inquisitie de oude Christenen gelyk de nieuwe handelde, en zoo zy zich wegens alle deeze vervolgingen en belemmeringen door het recht alleen van hunne geboorte niet veilig vonden, ongetwyffelt zouden ze zich mede van de zelfde misdaadt beschuldigen; doordien zy sedert de keurwet, waarin bevolen word dat de getuigenissen der nieuwe Christenen geen plaats tegen de oude hebben mogen, wanneer ze in 't zelfde geval mogten zyn, en dat sedert het jaar 1535. tot 1600. als deeze keurwet wierd gemaakt, men veele oude Christenen van 't Jodendom door anderen en door zich zelven beschuldigt heeft gezien, tot zoo verre dat eens iemandt beleeden heeft, dat hy nabyeen put, niet verre van de stadt gelegen, was geweest, om de Messias te verwachten, zynde gezeten op eenbok..... Maar sedert dat men door de keurwet, waarvan we gesproken hebben, heeft gelast, dat de nieuwe Christenen niet meer zouden ontfangen worden om tegen de ouden te getuigen, deeze om zich de daadt t'onttrekken, wanneer ze by de Heilige Bediening aangeklaagt zyn, hebben niet dan hun afkomst by te brengen, 't welk hun reden ter verdeediging geeft; en de nieuwe Christenen die onverhoedts of anderzins iemandt van de oude beschuldigen, worden alsdan voortaan voor myneedigen gehouden, en als zodanige in de Handeling des Geloofs een Carocha gegeeven, men geesselt hen, en doemt hen op de Gallei. Baptiste Fangueiro Cabros, van Elvas geboortig, en een der eerste Edelen des landts, wierd gevangen genomen en geacht een nieuw Chisten in 't agtste geslacht te zyn. Zyn Geding werd gemaakt, en men verwees hem. Hy beleed vervolgens, de handen reeds gebonden zynde, in welk een staat hy van de plei bevryt bleef, en by gevolg niet voldoen kon door dit wreede middel aan de onvoldoening van zyne bekentenis. Hy besluit echter zyn leven 't koste wat het wilde te redden, overzulks beschuldigde hy alle die hem in de gedachten quamen, en onder anderen eene Mulata of MesticeGa naar voetnoot* die aan 't verwantschap van een zyner Ooms zyde verbonden was, waar door men hem verdacht hield van de gezindheit der nieuwe Christenen te zyn. Hy werd dan in een Handeling des Geloofs uitgelaaten met de Sambenito de Fogo Revolto, en naar de Gallei gezonden. Eerlang daarna bragt men de Mulata Mestice in hechtenis, die tot haare verdeediging alleen voorbragt, dat ze een oude Christen was; 't welk met de waarheit zynde bekrachtigt, werd Fangueiro weder in hechtenis gebragt, uit welke gevangkenis van de Heilige Bediening hy anderwerf met de Carocha ontslagen wierd, gegeestelt en weder naar de Gallei gezonden, alwaar hy vyf jaaren heeft doorbragt: en vermits de Kapitein van de Gallei eenige achting wegens zyne hoedanigheit voor hem had, en om die reden hem van den moeielyksten arbeidt ontlaste, waar toe men de andere Galleiboeven gebruikte, hier over wierd deeze Kapitein voor de Inquisitie ontboden, en over zyne inwilliging zeer scherp berispt. Men moet verder aanmerken dan Fangueiro tegen deeze Mulata getuigt had, wanneer zyne handen reeds gebonden zynde, hy niet meer, gelyk gezegt is, door de pynbank de ongenoegzaamheit van zyne bekentenis kon vol- | |
[pagina 270]
| |
doen. Dus kon hy dan de doodt niet ontgaan, bezwaarende deeze Mulata of Mestice, die onder 't getal zyner medeplichtigen begreepen was: nochtans wierd hy, omdat hy haar genoemt had, gegeesselt en naar de Gallei verweezen. |
|