Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 266]
| |
zelfde Geloof waren; en dat zy zich toen alle verklaarden belydenis van 't Jodendom te doen; dat zy 'er meer zouden van gezegt hebben, indien de by hun komende niet veroorzaakt had, dat ze van gesprek veranderden. Daarenboven heeft LodewykGa naar voetnoot(a) door eede verklaart, dat hy voor omtrent negen jaren te Coïmbre zynde, in 't huis van Francisco met Leonora, Franciscôs Huisvrouw, zy zich alle verklaarden in de waarneeming van de Mosaische Wet te leeven. Hier nu word een weinig opmerking vereischt hoe gemakkelyk men de Bekentenis der beschuldigden aanneemt, aangezien zy alleen den geenen noemen die tegen hun getuigt hebben, zonder zich te bemoeien of die met de gemelde getuigenissen, wegens de plaats, tydt, gelegenheit, als andere wezentlyke omstandigheden overeenkomen. Want indien de verklaringen van Lodewyk oprecht zyn, moetenze dan niet alle overeenkomen met de getuigenissen der geenen die hem bezwaart hebben? Ondertusschen zoo de Inquisiteurs toelieten de Gedingstukken te zien, zou men 'er weinige vinden alwaar de verklaringen der Beschuldigers en Beschuldigden t'eenemaal overeenkomstig waren; in stede dat zoo de Kettermeesters begeerden dat ze gezamentlyk met de daadt en omstandigheden overeenquamen, dat men dan dagelyks niet zien zou hoe Christenen zich elkander Jooden te zyn, beschuldigen, als onmogelyk zynde, dat men over valsche daaden overeenkomen kan. Indien by geval zich onder de gevangenen iemandt vond, die wezentlyk een Joodt was, zouden de Getuigen die tegen hem getuigden, nooit missen onderling in alle de omstandigheden overeen te komen, de daadt waarachtig zynde. Mogelyk zal men vraagen waarom men zoo veel gevangenen die zich beschuldigt hebben den Waereldlyken Rechter overlevert, onder voorwendzel dat ze iemandt van hunne medeplichtigen verzweegen hebben; die men om deeze reden den naam van Diminutos toeëigent; dat is, wiens bekentenis gebrekkelyk en onvolmaakt is. Alzoo deeze zaak ongemeen teeder is, verdient het dat men die met veel opmerking behandele; overzulks zullen wy 'er niets van zeggen dan 't geen mogelyk te weeten en waarachtig is: onderscheidende die in drie soorten van Diminutos, die in deeze hoedanigheit ter doodt verweezen worden. De eerste soort zyn, die beschuldigt zynde, kort na hunne gevankenis, of ten minsten voor dat ze verweezen zyn, en bygevolg tydt genoeg hebben gehad, om zich te onderzoeken en een volkomen verklaring te doen. De tweede zyn deeze die niet bekent hebben, dan nadat zy verweezen zyn en hun vonnis hebben aangehoort. Deeze worden aan de pynbank gebragt; om hen door kracht van 't pynigen te nootzaaken in 't geen aan hunne bekentenissen ontbreekt, te voldoen, en door dit middel hun leven te redden; dit nu gaat by de Heilige Bediening voor een daadt van zachtmoedigheit en ongemeene barmhartigheit door, naardien men in opzicht van de pynbank van hun zoo een naaukeurige verklaring niet eischt, vervullende de plei aan de ongenoegzaamheit hunner bekentenisse. Deeze tweede soort van Diminutos heeft den tydt voor de voldoening die men van hun verwacht, tot des Vrydags voor den Zondag van de Handeling des Geloofs. De derde soort zyn, die niet, dan nadat men hun de handen gebonden heeft, bekennen, en den Biechtvaders heeft overgelevert. De gesteldheit van deezen is de slimste en waanhoopendlykste, naardien men hun niet meer aan de plei brengt, en zoo zy zich redden willen, moeten ze onverzuimelyk alle die geenen zonder eenige uitzondering noemen, die hun beschuldigt hebben. Om hier toe te geraaken, spaaren zodanige gevangenen in hunne verklaringen, bloedverwanten, noch vrienden, noch vreemden. En nademaal deeze rampzaligen door de naakende, schandelyke en wreede doodt tot wanhoop zyn gebragt, onderneemen ze zonder onderscheid alle die zy ooit gekent hebben te beschuldigen, en daar door stellen ze een groot getal menschen in 't gevaar, waaruit zy zich trachten te redden; overzulks de Portugezen een spreekwoordt hebben: Maos atadas, Terras Abraladas; als of zy zeiden: het landt is aan 't blaaken, zoodraa een Beschuldigde de handen gebonden zyn. Het is wel waarschynlyk dat het meerendeel van deeze die als Diminutos verweezen zyn, na zich beschuldigt te hebben en veele andere met de zelfde misdaaden beschuldigt, waaraan zy zich schuldig hebben verklaart, hunne vrouwen, kinderen, vaders of broeders hebben getracht te verschoonen. Gelyk 'er nu geen reden te vermoeden is, dat zy dit door een gebrek van erinnering hebben gedaan, zoo acht men 't | |
[pagina 267]
| |
niet noodig hen aan de pynbank te brengen om die hun te doen verklaaren. Door dit gebrek van oprechtigheit is 't dat de Heilige Bediening hen als Diminutos ten vuure doemt. Nochtans is 't waar dat 'er gevonden worden die alle hunne bloedverwanten bezwaart hebbende, echter als Diminutos den Waereldlyken Rechter overgelevert zyn, om dat ze de personen niet genoemt hadden met wien zy niet dan zeer verre vermaagdschap waren. By voorbeeldt: Ga naar margenoot+ George Francisco Mela, een inwooner van Villa-viciosa, zittende in de Inquitie van Devora gevangen, beschuldigde zich vrywillig nadat hy niet lang in de gevankenis gezeten had, gelovende door dit middel eerlang zyne vryheit te verwerven. Hy bezwaarde in zyne bekentenissen, alle wiens naamen hem in gedachten quamen, zoo wel die van zyne medeburgeren, als vreemdelingen, overzulks hy meer dan vyf hondert personen noemde. Hy had een Dochter, die sedert haare tedere jaaren, die toen maar vyf waren, in het Klooster van d'Esperanze van de zelve Stadt by de Kloosterzusters van 't zelve Konvent was opgevoed, alle uit Oude Christenen bestaande. Deeze Dochter tot jaaren gekomen had den huifdoek aangenomen, en wierd een Non. Zy was van een voorbeeldelyk leven. Haar Vader, wanneer hy haar bezocht, sprak haar nooit dan in 't byzyn van eenige deezer Kloosterzusteren. Haar ongelukkige Vader willende dan, hoe 't ook zyn mogt, zich uit de gevankenis ontslagen zien, nadat hy zyne Vrouw, Kinderen en Broeders beschuldigt had, beschuldigde mede deeze Dochter die Geestelyk was, zonder dat hy echter de Inquisiteurs vergenoeging gaf, en met een zoo ongelukkige en uitgestrekte Verklaring niet weeren kon, dat hy als Diminutos verweezen wierd. Dus zich misleid ziende, verviel hy tot wanhoop, en ontkende weder alles, merkende dat hy met alle zyne Verklaringen en Bekentenissen niets winnen kon, zulks hy opentlyk verklaarde dat alles 't geen hy betuigt had, zoo wel tegen hem als tegen anderen, volstrektelyk valsch was; en dat de liefde voor 't leven en de vrees voor de doodt hem tot deeze onderneeming gebragt had. In zyn strafvonnis noemde men hem Diminuto revogante; dat is, die deels bekent heeft, en vervolgens zyne bekentenisse ontkent. Insgelyks heeft Maria Mendes, van Frontiera geboortig, woonende te Elvas, en Weduwe van Gaspar Gomes Jacinte, door de Inquisitie in hechtenis gezet, aanstonds bekent, en haare kinderen, neeven, andere namaagschap en alle die zy kende bezwaart; zoo dat ze omtrent zes hondert beschuldigde: nochtans kon dit alles niet beletten, dat zy als Diminuta ter dood verweezen wierd. Zich in deezen rampzaligen staat ziende, niet tegenstaande alle haare bekentenissen, ontkende ze wederom alles 't welk zy had betuigt, verklaarende dat ze zoo veele valsche betuigingen niet anders had voortgebragt, dan om haar leven te redden. Toen zy in de Handeling des Geloofs met het afschouwelyk gewaadt verscheen, 't welk men die geene die verbrand worden aantrekt, en een haarer Dochteren voorby gaande, noemde haar opentlyk eenige van haar maagschap, duchtende dat ze die vergeeten of overgeslagen had, en hoopende als ze dit aan de Inquisitie verklaarde, dat ze noch, zoo 't mogelyk was, de doodstraf zou konnen ontgaan. Maar deeze rampzalige Moeder antwoordde haar: Myn waarde Dochter, ik hebbe hen die gy my noemt, niet vergeeten; ik hebbe gansch Portugal en Castilie met myne gedachten doorloopen: maar alles is my vruchteloos geweest. |
|