Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 263]
| |
de zyn haar wederom aan de pynbank te brengen, naardien zy, schoon men haar hondertmaal pynigde, zy altoos de zelfde zaak belyden zoude. Men bragt haar echter voor de derdemaal aan de plei; en Godt haar toen kracht en moedt geevende de zelve volkomen uit te staan, volharde ze ten einde toe te belyden dat ze onschuldig was. Alles 't geen we gezegt hebben wierd in haar vonnis openbaar gemaakt, en om dat zy niet had willen bevestigen 't geen zy tweewerf had bekent, verwees men haar, openbaarlyk door de straten gegeesselt te worden, en vervolgens tien jaaren gebannen. In deeze zelfde Handeling des Geloofs verscheen onder de verzoenelingen Andre Francisco Tendeiro, van Villaviciosa geboortig, die het vonnis van deeze Juffer hoorende leezen, en tot den geenen die by hem stonden gezegt hebbende dat het hem zeer streng toescheen, waarover hy ter Gehoor geroepen wierd, alwaar de Inquisiteurs, na hem dit bitterlyk verweeten te hebben, tot hem zeiden dat hy zich zeer gelukkig achten mogt, dat men hem in de Gevankenis niet opsloot; dat men door een bovenmatige goedheit en een oprechte genegenheit, hem toestond in vryheit te zyn: maar dat hy zich voortaan ingetogener en bescheidener te gedragen had. Ga naar margenoot+ Wanneer men Vrouwen en Dochters aan de plei brengt, trekt men haare kleederen uit, laatende haar alleen een soort van een wyd en grof linnen hemdt, en men brengt ze dus op een der onzedigste wyze aan de pynbank, in byzyn van verscheiden mannen; overzulks het meerendeel verbaast door deeze verschrikkelyke vertooning, zeggen en ontkennen alles 't welk men van haar begeert, om van de pyniging ontslagen te zyn. Ga naar margenoot+ Laat ons nu onderstellen dat Lodewyk krachtig genoeg is geweest, zonder iet te bekennen de pynbank uit te staan; dat de Handeling des Geloofs zullende geschieden, hy ontslagen word, te weeten, zyn leven red, alzoo 'er geen genoegzaame getuigen tegen hem zyn, om tot de doodt verweezen te worden, naardien de drie die wy ten voorbeeldt gegeeven hebben, niet voldoende zyn; Is 't niet een verwonderens-waardige zaak dat men een ongelukkige om zoo weinig redenen dusdanig handelt? dat men hem op zoo ydele getuigenissen zoo veel smart lyden doet; dat men hem geduurende eenige jaaren met een Geding heeft belast, 't welk men in weinig maanden had konnen ten einde brengen, en dat men de gezondheit gekrenkt en de staat van een man bedorven heeft, alleen om de gelegenheit van een Handeling des Geloofs af te wachten? Is dit waarlyk geen kreitende ongerechtigheit? Lodewyk uit de gevankenis gelaaten, geleid men hem in een openbaare School, waarin hy noch een maandt opgesloten blyft, onder voorwendzel van hem zyn Kathegismus te leeren. Waar toe dient dit toch? en indien hy reeds weet alles 't welk men hem leeren wil, waarom handelt men hem dan zodanig? Mogelyk is 't dat de Inquisiteurs den Volke willen doen begrypen, dat deeze man t'eenemaal in de hoofdtzaake van den Christelyken Godtsdienst onkundig zy. Dus word dan Lodewyk op vrye voeten gestelt, nademaal hy in zyn ongeluk zoo gelukkig is geweest, om dat 'er niet dan drie onvoldoende getuigen tegen hem getuigt hebben. Laat ons nu onderstellen dat hy door tien getuigen is belast geweest, alle van dien aart als wy hier voor vertoont hebben: 't welk volgens de regels van de Heilige Bediening voldoet om den Beschuldigde den Waereldlyken Rechter als t'eenemaal overtuigt over te leveren. De tydt van 't houden van de Handeling des Geloofs aanstaande zynde, laat men Lodewyk ter gehoor komen, en men zegt hem aan, dat hy zich te bereiden heeft, zyn vonnis in de Auto da Fé, op zodanig een dag te houden, aan te hooren. Dit is de berichtgeeving den geenen gegeeven die de doodstraf ontfangen moeten; welk een rampzaligen dag zorgvuldig aan alle de anderen tot op het uitterste oogenblik verzweegen word. In welk een verschrikkelyken staat vind zich dan deeze rampzalige gebragt, beschouwende geduurig den schrikkelyken toestel van de doodstraf die men hem zonder Biechtvader, zonder hulp en eenige vertroosting bereidt, besluitende nochtans liever te sterven dan zich valschelyk te beschuldigen, noch iemandt anders te betichten? Eindelyk des Vrydags voor den Zondag van de Handeling des Geloofs, bind men 's morgens vroeg Lodewyks handen, en men zend hem alsdan een Jezuït om hem te laaten biechten en geduurende deeze drie laatste dagen by te staan. De Biechtvader by hem gekomen, biecht de Beschuldigde als of hy terstondt sterven zoude, begeerende ten koste van zyne eer en verkorting der waarheit niet te leeven. De Zondag verscheenen zynde, voert men hem in Processie om, hy hoort opentlyk zyn doodvonnis af leezen; maar hy verklaart zich een Christen te sterven, en dat hy 't al zyn leven is geweest; dat hy onschuldig van de misdaadt zy, die men hem te last legt; dat hy zich echter de doodstraf onderwerpt, hoopende van Jesus Christus de vergeeving zyner zonden te verwerven, | |
[pagina 264]
| |
waarvan hy waarlyk schuldig is. Ondertusschen onthoud hy zich deeze dagen onder een groot getal gevangenen, die verslagen door de aannadering van de strafoeffening, of hunne verwyzing voorzien, of die sedert men hun vonnis heeft te kennen gegeeven, in alles 't geen men begeert toestemmen, en bekennen iet waarvan zy onschuldig zyn. Lodewyk word dan eindelyk na zyn vonnis te hebben aangehoort, den Waereldlyken Rechter overgelevert; men leid hem voor 't Parlement, alwaar men hem zonder zich te bemoeien van zyne Gedingstukken te overzien, ten vuure veroordeelt. Voor dat men hem den Uitvoerders van 't strafvonnis overlevert, vraagt men hem in welk een Godtsdienst hy begeert te sterven; waarop niet alleen Lodewyk, maar byna alle die diergelyk lot moeten ondergaan, antwoorden, dat zy, gelyk zy geleeft hebben, sterven, belydende den Roomsch Katholyken Godtsdienst; dat zy alle andere Sekten en Ketteryen als ook de Wet van 't Jodendom verfoeien, en dat ze niemandt dan Jesus Christus voor hunnen Zaligmaker erkennen, in wiens verdienste zy alle hunne hoope en vertrouwen stellen. Lodewyk vervolgens aan een paal of brandt-staak gebonden, sterft eindelyk volstandig in zyn gevoelen; en op de zelfde wyze eindigen alle die de Heilige Bediening ten vuure heeft gedoemt, hunne droevige dagen, en die men Convitto negativo of halstarrige Overtuigden noemt. Laat ons nu beschouwen hoe deeze ontslagen worden die men genaadig is, en die men tot een ballingschap verwyst, om dat ze hunne bekentenis tot na het uitgesproken vonnis hebben achter gehouden. Wy onderstellen dan dat Lodewyk door vyftien of twintig personen beschuldigt is, die alle in hunne getuigenissen niet overeenkomen. Lodewyk zyn onvermydelyk verderf ziende, vermits hy geene voldoende beschuldigingen tegen een zoo groot getal getuigen, die voor hem onbekent zyn, geeven kan. Indien hy zich echter noch in deezen staat bevind, baard de vrees voor de straf eindelyk in hem een besluit zich zelf te beschuldigen over 't geen hy niet heeft gedaan, redeneerende mogelyk by zich zelven in deezer voegen: Hoe zoude ik zoo veele getuigen konnen noemen? Maar, wanneer ik zoo gelukkig was van die alle te konnen raaden, hoe zoude ik de juiste tydt, plaats en de gelegenheden der byeenkomsten konnen noemen, die men voorgeeft dat ik met hun hebbe gehad? dit schynt my t'eenemaal onmogelyk. Nochtans weet ik door ervaarenheit dat deeze en geene zich dus gered hebben, bekennende 't welk zy nooit hebben gedaan, alzoo min als ik: derhalven kan het my genoeg zyn de naamen der geenen te noemen die telgen my getuigt hebben, schoon ik in alle andere omstandigheden zoude missen. Maar wat middel is 'er de naamen van twintig personen te raaden? word het vereischt om alle zwaarigheden voor te komen, dat ik beschuldige hen alle voor nieuwe Christenen te kennen, often minsten met wien ik de naauste verbintenis hebbe gehad, nademaal dit het eenigste middel is, waar door ik myn leven redden kan? Lodewyk dit by zich zelven overlegt hebbende, overdenkt ernstelyk en naaukeurig welke Personen hy vermoedelyk reden mogt gegeeven hebben, om hem te bezwaaren. Hy verzoekt dan verhoort te worden, en niet weetende dikmaals de naam der geenen die hy zich verbeeldt tegen hem getuigt te hebben, geeft hy den Kettermeesteren dit te kennen, noemenende, by voorbeeldt, de zoon, dochter, of vrouw van iemandt; en om 'er twintig te noemen die hem bezwaart hebben, beschuldigt hy 'er twee hondert, zonder nochtans alle die geenen te raaden waarvan hy beschuldigt is geweest. Eenige gevangenen beginnen met het noemen van hunne ouders, kinderen en broeders, zich verbeeldende dat hunne Rechters, in aanmerking dat ze hun eigen maagschap niet verschoonen, hen als verstandeloozen verontschuldigen mogten, indien het gebeurde dat ze niet recht alle hunne beschuldigers noemen konden. Anderen om hunne bloedvrienden niet ten toon te stellen, verschoonen ze hun en genoegen zich die onverschilliger zyn te noemen. Maar om weder tot de zaak van Lodewyk te komen: hy vleit zich na een zoo ronde bekentenis, gered te zien; nochtans vind hy zich meer dan ooit belemmert, indien hy alle de naamen van zyne getuigen niet geraaden heeft, nademaal de Inquisiteurs niet nalaaten hem te zeggen, dat zoo hy op 't geen aan zyne bekentenis ontbreekt, niet voldoet, de Promoteur zynen eisch zal doen, zulks men zyn Geding als een Diminuto voordraage, te weeten, als een mensch die boosaardiglyk alle zyne medeplichtigen niet verklaart, en wiens bekentenis onvolmaakt is. Deeze rampzalige, die reeds zich zelven van een valsche misdaadt om zyn leven te redden beschuldigt, zich echter in gevaar ziende van verlooren te gaan, niet tegenstaande de verschrikkelyke bekentenis die hy heeft gedaan, doorloopt zyn gansch Vaderlandt, de nabuurige landen en 't gansche Koningryk, | |
[pagina 265]
| |
zulks hem niets ontbreeken mogte: hy noemt dan alle die hy voor nieuwe Christenen kent, zoo wel Priesters als Monniken en Kloosterzusters; en zoo hem Portugal niet voldoed, gaat hy met zyne gedachten door Spanje, Italië en Vrankryk, om iemandt uit te denken die hy beschuldigen kan. Indien men hem dan zegt dat dit noch onvoldoende is, haalt hy de dooden uit den graave op, waaraan, gelyk elders is aangeweezen, de Heilige Bediening zich niet min het vermogen toeëigent dan aan de levenden hun Geding te maaken. Indien eindelyk Lodewyk het geluk heeft alle de vereischte naamen op te noemen, ontgaat hy onder de Verzoenelingen de Handeling des Geloofs, en hy word voor vyf jaaren ballingschap in Brazil of elders ontslagen. Dus onderscheid men dan die geen die zich beschuldigt hebben, nadat ze veroordeelt zyn, van deeze die hunne verwyzing voorgekomen zyn, want deeze laatsten worden nooit in ballingschap gezonden. |
|