Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 233]
| |
VII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 234]
| |
reeds bericht hoe zy ten opzicht van Markus Antonius de Dominis heeft te werk gegaan, alhoewel hy Aartsbisschop en Primaat was, en een der Geleerdste mannen zyner eeuw. Ga naar margenoot+ De Inquisitie van Arragon ondernam noch meer; want zy maakte een Geding tegen Don Karel Prins van Vienna, oudste zoon van Don Jan den II. Koning van Arragon, en voerde het wezentlyk uitGa naar voetnoot*. Die van Castilië draafde noch verder uit, want zy ondernam de gedachtenis van den Keizer Karel den vyfden een Geding aan te doen, doemende zyn Testament als Ketters ten vuure, als ook de Personen die eenig deel aan 't vertrouwen en de vriendschap van deezen grooten Vorst hadden gehad. Alzoo deeze Historie verwonderenswaardig is, zal het den Lezer niet mishagen, dat wy 'er een weinig van ophaalen; wy zullen 't echter op het vertrouwen van drie geachte Schryvers als De Thou, Aubigné en Laboureur, doen. Onder het gerucht dat de Afstant van Keizer Karel den vyfden in de Waereldt veroorzaakte, was het vreemdste de geduurige bezigheden die hy met de Protestanten van Duitslandt had, 't welk hem eenige genegenheit voor hunne gevoelens had doen opvatten, en dat hy daarom de eenzaamheit zocht om te vryer zyne dagen in Godtsdienstige oeffeningen door te brengen, en die overeenkomende met zyne verborgene gesteltheit, te eindigen. Men zeide dat het hem zeer moeide, de quaade handeling die hy de kloekmoedige Vorsten deezer party beweezen had, die het lot der wapenen onder zyne magt had gebragt. Hunne deugdt werkte een schaamte in zyn fortuin over hun ongeval, en baarde ongevoelyk in zyne ziel een soort van achting voor hunne gevoelens. Deeze achting bleek by de keur die hy van personen voor zyn geestelyk bestier deed, t'eenemaal van Kettery verdacht: als van den Godtgeleerden Caculla zynen Leeraar, den Aartsbisschop van Toledo, en voornamentlyk van Konstantyn Ponce Bisschop van Dressa, en zyn Biechtvader. Sedert zyne doodt wierd bekent, dat zyne Cel waarin hy te St. Just storf, overal met geschriften van zyne handt verzien was, over de Rechtvaerdiging en de Genaade ontworpen, die niet veel van de leere der Nieugezinden verschilden. Maar niets bevestigde zoo zeer deeze gedachten dan zyn Testament. Hy had byna geene Godtvruchtige erfmaking noch jaarlykse imkomsten voor de gebeden besproken; en dit Testament was op zodanig een verschillende wyze met die van den Katholyken yver gemaakt, dat de Inquisitie geloofde recht te hebben van het te vernietigen. Zy dorst echter deeze gedachten niet laatenGa naar margenoot+ blyken voor de komst van Philips den II. zyn zoon, naardien men van zyne gedachten noch niet genoeg verzeekert was, en hoedanig hy de zaaken opvatten zoude. Maar deeze Vorst op zyne aankomst in Spanje, hier van blyk genoeg geevende door de strafoeffening van alle de Aanhangers der nieuwe gevoelens; werd de Inquisitie koen genoeg door zyn voorbeeldt, zulks zy eerstelyk de Aartsbisschop van Toledo Primaat van Spanje, Caculla 's Keizers Leeraar, en eindelyk Konstantyn Ponce zynen Biechtvader aanvielen. De Koning deeze drie mannen laatende gevangen neemen, zag het Volk deeze verdraagzaamheit als een proefstuk van zynen yver voor den Godtsdienst aan: maar andere hadden 'er een afkeer van dat 's Keizers Biechtvader, in wiens armen deeze Vorst gestorven was, en gelykzaam deeze verheven ziel in zynen schoot ontvangen had, door de handen zelf van den Koning zyn zoon dus aan de wreedelykste en schandelykste aller strafoeffening overgelevert wierd. Waarlyk de Inquisitie vervolgens in haare Dingtalen te raade geworden, deeze drie personen te beschuldigen, deel aan 's Keizers Testament te hebben, werd deswegen zoo vermetel van hun nevens het Testament ten vuure te doemen. De Koning ontwaakende op het gerucht dat dit oordeel in de waereldt verwekte, schepte in den beginne daar over vermaak, wegens de wangunst, die hy tegen de glorie van zyn Vader gevoed had, ziende zyne gedachtenis voor de beleediging bloot gestelt. Maar vervolgens de gevolgen van deezen toeleg overdacht hebbende, hinderde hy de uitvoering door de zachste en de geheimste middelen die hy verkiezen kon, om de Inquisiteurs niet te verbitteren en geen verongelyking aan 't gezag van hunne Rechtbank te doen. Don Karel, 's Konings eenigsten zoon, namGa naar margenoot+ de zaak met zoo veel gematigtheit niet op; hy gevoelde 'er een verontwaardiging door, geëvenmatigt met de liefde die hy voor den Keizer zynen Grootvader had, en met de ongemeene eerbiedigheit die hy voor zyne gedachtenisse voedde. Alzoo hy noch zeer jong was om te begrypen dat de Koningen het oppermogenste recht van zodanig een geheiligde zaak over des Volks gemoedt niet bezaten, dan die van den Godtsdienst is; | |
[pagina 235]
| |
echter misprees hy opentlyk 's Konings flaaumoedigheit, en sprak vervolgens in 't openbaar van de onderneeming der Inquisitie, met een vrymoedigheit overeenkomende met zyne jonge jaaren en zyn grootmoedig hart, en met zodanig een toeleg die nooit voorbeeldt heeft gehad. Hy dreigde zelf de Inquisitie, de Bedienden en medehelpers van zodanig een geweldenary eens ter zyner tydt te zullen uitrooien. Deeze vrymoedigheit, gelyk we vervolgens zien zullen, quam hem duur te staan; en de Inquisitie zich gehoont en beleedigt ziende, kon niet dan door de doodt van deezen edelmoedigen Prins voldaan worden. Ga naar margenoot+ Ondertusschen werd dit groot geschil bemiddelt; Caculla werd levendig verbrand, verzelt van 't Afbeeldzel van Konstantyn Ponce, eenige dagen te vooren in de gevankenis gestorven. De Aartsbisschop van Toledo beriep zyne zaak naar Rome en haalde die niet dan door kracht van vrienden en geldt te boven; en men sprak niet meer van 's Keizers Testament. Schoon deeze bemiddeling de Prins van Spanje vergenoegde, echter bevreedigde het de Inquisiteurs niet. Alzoo het een hunner grondregels is, nooit te vergeeven, verwekten zy zodanig een groot gemor onder 't Volk, dat de Koning genoodzaakt wierd, hem nevens de Prins Don Jan zynen Broeder, en de Prins van Parma zynen Neef van 't Hof te verzenden, die betuigt hadden van de zelfde gedachten als zyn Zoon tegen de onderneemingen der Inquisitie te zyn. Ga naar margenoot+ De wraak van deeze wreede Rechtbank was hier mede noch niet gestilt: maar eenige jaaren daar na wierd, ter gelegenheit van de beroertens in de Nederlanden, de zaak een misdaadt voor den jongen Prins over het medelyden, 't welk hy wegens 's Volks ongeval gevoelde. De Godtsdienst nam naar gewoonte haar party aan, en trad in haare gevoeligheit. Men onderstelde dat al het Nederlandts Volk Ketters-gezint was, en dat deeze Prins het voorneemen om het te handhaven niet genomen had, zonder zich schuldig aan de zelfde misdaadt te maaken. Eindelyk heerschten ze zoo volkomen over 's Konings gemoedt, dat deeze ontaarde Vader zynen Zoon ter doodt verwees. Al de genaade die men hem bewees, was te kiezen wat doodt hy sterven wilde. Hy verkoor dan een warm bad, waarin men zyne aderen aan armen en beenen opende, zulks hy dus onsmertelyk het leven verloor. Ga naar margenoot+ Miguel van Monsarrat een Spaansch Schryver, in zyn Boek de Coena DominiGa naar voetnoot*, verwytende onder andere misdaaden den Spaanschen Inquisiteurs, van zich van 't voorrecht van de Heilige Bediening te bedienen, om vrouwen en dochters naar de gevankenissen te sleepen, die hun niet wilden ten gevalle zyn, en de wreedheit te hebben, na datze de kuisheit van deeze onschuldige slachtoffers hadden bevlekt, mogelyk onder voorwendzel van haar te beschermen, onmenschelyk tot de uiterste strafpleeging hebben gedoemt; met hun deeze woorden toe te voegen: Amas esso mal hechores, como no teneys verguença ni honra, que despues de aver gozado las mugeres y donzellas que entran en vuestro poder, despudes de averlas gozado las entregays al fuego: O impios peores que los viejos de Susanna! dat is: ‘Gy zyt boven dien booswichten. Hoe hebt gy u niet geschaamt, de vrouwen en dochters die in uwe macht waren te verleiden en te misbruiken, en daar mede noch niet vergenoegt, haar ten vuure te doemen? O verfoeielyk bedryf! O Godtloozen, gy die noch eerloozer dan de oude boeven zyt, die de kuische Susanna beschuldigden! In de werken van Cypriano de Valera vind men het zelfde verwyt. De hier bygebragte voorbeelden geeven genoeg te kennen hoe het onrechtvaerdig en eigewillig vermogen van de Inquisitie byna zonder bepaling is. Het strekt zich niet alleen over de Volkeren en Onderdanen van den Vorst in zyne Staten uit, alwaar deeze Rechtbank ingevoert is, als ook over de Grooten van 't Koningryk: maar ook overde Koningen zelf; en het voorbeeldt 't welk wy bybrengen zullen, zal genoeg zyn te doen zien met welk een onbeschaamtheit deeze Vierschaar haar gezag heeft durven doordryven. Onder de regeering van Philips den III., Koning van Spanje, waren 'er tweeGa naar margenoot+ Franciskaner Monniken, 't zy dat ze van meening waren de nieuwigheden te bestryden die toen in verscheiden Staten over den Godtsdienst ingevoert wierden, of anderzins, mogelyk dat ze een weinig over den staat van 't geschil tusschen den Roomsch Katholyken Godtsdienst en die der Protestanten al te vryborstig zich geuit hadden; of dat ze by de Heilige Bediening beschuldigt wierden, van meening te zyn geweest hunne Orde te verlaaten en 't Geestelyk kleedt af te leggen, om den Protestanten Godtsdienst t'omhelzen, en daar over gevangenomen en in den Kerker van de Inquisitie gebragt, alwaar zy, nadat hun Geding volgens gewoonte gehouden was, te weeten, zonder hen te hooren, en als de Kettery aankleevende, gedoemt wierden, om verbrandt te worden. Dit baarde toen veel geruchts, en men geloofde hen niet | |
[pagina 236]
| |
schuldig te zyn over het geen de Amptenaren van de Inquisitie van hun zeiden. De dag van de Auto da Fé, of de handeling des Geloofs verscheenen zynde, liet men de Processie te Madrid volgens gewoonte voorby 's Konings Paleis gaan. Deeze twee Monniken die men mede voerde om hun strafvonnis t'ontfangen, gaven Godt de eer, overzulks zy de marteldoodt voor de belydenis van zyn Euangeli stonden te lyden, en zongen luidkeels Psalmen en Gebeden, 't welk door den Koning gehoort wierd. Hy wasGa naar margenoot+ op zyn Balkon, en hen ziende, kon hy zich niet onthouden hun te beklaagen, zeggende: zie twee mannen die het ongeluk hebben over een zaak te moeten sterven, waarvan zy niet overreedt zyn. Naaulyks waren deeze woorden gesproken, of ze wierden door eenige Bedienden van de Inquisitie by deeze Heilige Bediening aangebragt, die eerlang iemandt zond om den Koning aan te zeggen, dat het geen hy gezegt had veele personen en voornamentlyk de Heilige Bediening geërgert had, overzulks het noodig was, dat hy deeze misdaadt door eenige voorbeeldelyke straf uitwiste en boette. De Koning sloeg toen noch niet veel acht op 't geen men hem gezegt had: Maar de Inquisiteur by hem komende, deed hem ernstelyk weeten, dat zyne Majesteit zich eenige straf onderwerpen moest. Men overlei eenigen tydt wat de Koning voor deeze voldoening te doen stondt, en eindelyk vond men goedt, dat zyne Majesteit door aderlating een kopje bloedt zou laaten aftappen, en dat men dit bloedt door Beuls handen verbranden zoude; 't welk toen in 't overstaan van den Groot-Inquisiteur en zyne Amptenaren wierd uitgevoert. Deeze daadt vind men in de Gedenkschriften van den Grave van Roussy aangeteekent, in het Tafereel der Pausen Pag: 335. aangehaalt, te Keulen in 't jaar 1714. gedrukt. Na dusdanige verschrikkelyke voorbeeldenGa naar margenoot+ te hebben bygebragt, is 't genoegzaam buiten eenige verwondering te begrypen, hoe de Inquisitie zoo ontzachelyk is geworden, dat zelfs de vermogenste Personaadjes haar niet min dan het Volk gevreest hebben. Als zoo ook, toen de vyanden van den Grave d'Olivarez, (die in Spanje de plaats bekleede, gelyk de Kardinaal van Richelieu in Vrankryk deê) zyn bederf bezwooren hadden, vonden ze geen zekerder middel om tot hun oogmerk te komen, dan hem by de Inquisitie aan te klaagen. 's Konings genegenheit en 't vermogen van deezen eersten Amptenaar van een zoo ontzachlyke Monarchie, belette echter niet, dat hy gevangen wierd. Hoe zeer hy den Volke met weldaaden opgehoopt had, en waarvan de fortuin aan 't zyne verknocht was, nochtans dorst zich niemandt voor hem verklaaren, noch ten zynen voordeele iets reppen; en deeze voortreffelyke man, moest van een ieder verlaaten, echter sneuvelen. |
|