Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 228]
| |
ker zyde van het Toneel en den Balkon, was een andere verheven zitplaats even groot als de eerste opgerecht, alwaar de Misdadigen zouden geplaatst worden. Op 't midden van 't groote Toneel, stond een ander veel kleinder, en langer dan het breed was, waar op gelykzaam twee getralide kooijen stonden, boven open, waarin de Misdadigers geplaatst wierden, terwyl men hun Vonnis las. Noch waren 'er op het groot Toneel drie Kantzels of verheven Stoelen geplaatst, twee voor de Berichters of Lezers der Vonnissen, en de derde voor een Leeraar; en men had mede naby de verheven zitplaats der Raden een Autaar opgerecht. De plaatsen haarer Katholyke Majesteiten waren zodanig geschikt, dat de Koningin ter linker zyde, en Konings-Moeder ter rechterzyde van den Koning plaats vonden. Alle de Hofdames van de Koninginnen besloegen de overige plaats ter weerzyde van den Balkon. Noch waren 'er andere Balkons voor de Afgezanten, Heeren en Hofjuffers opgerecht, als mede stellaadjes voor 't Volk. Ga naar margenoot+ Een Maandt na de afkundiging van deeze Handeling des Geloofs, begon de Ceremonie door een Omgang of Processie, die in deeze orde uit de Kerk van Sta. Maria voortging. Hondert Koolbranders met pieken en musketten gewapent, hadden den voortogt, naardien zy het hout leveren moesten, 't welk tot de strafoeffening der geenen dienen zoude, die men ten vuure had gedoemt. Vervolgens quamen de Dominikanen voorgegaan van een wit Kruis. De Hertog van Medina-Celi quam daar op te voorschyn, hy droeg de Standaardt van de Inquisitie volgens het erflyk Voorrecht zyner Familie. Deeze Standaardt is van roodt Damast; op welker eene zyde een bloot zwaardt in een Laurierkrans afgebeeldt is, en op de andere de Wapens van Spanje. Men droeg vervolgens een groen Kruis overdekt met een zwart vloers. Veele Spaansche Grooten nevens andere Personaadjes van aanzien, en Bedienden van de Inquisitie, volgden hier op, bekleed met mantels, waar op witte en zwarte kruissen met gouddraadt gestikt, en versiert waren. Deeze Processie werd vervolgens door vyftig Hellebardiers of Lyfwachten van de Inquisitie gesloten, alle in 't wit en zwart gekleedt, staande onder het bevel van den Markgraaf van Pouar, erflyk beschermer der Inquisitie van 't Koningryk Toledo. De Processie in deeze orde het Paleis voor by gewandelt, tradt naar de Plaats; de Standaardt van 't groene Kruis wierd 'er op het Toneel opgerecht. De Dominikanen alleen bleeven 'er: maar de andere vertrokken. Deeze Geestelyke bragten 'er een gedeelte van den gantschen nacht door met Psalmzingen; en met het aanbreeken van den dag, deeden ze op het Autaar verscheiden Missen, tot 's morgens ten zes uuren. De Koning, de Koningin, de Koninginne-Moeder en alle de Hofjuffers verscheenen, omtrent een uur daar na, op de Balkons; waarna ten acht uuren de Processie gelyk den voorigen dag begon, door den troep der Koolbranderen, die zich ter linker zyde van 's Konings Balkon plaatsten, en zyne Lyfwachten ter rechter zyde. Dertig mannen droegen vervolgens de bordpapiere Afbeeldzels, levens groote, waar van eenige in de Gevankenis gestorven waren, wier beenderen mede in koffers gedraagen wierden, rondom met vuurvlammen beschildert: en de andere verbeeldden de Afbeeldzels der geenen, die de Inquisitie ontvlucht waren, en door hunne Gerechts-verzuiming verweezen. Deeze Afbeeldzels plaatste men aan 't eene einde des Toneels. Na deeze quamen twaalf verweezenen zooGa naar margenoot+ mannen als vrouwen met stroppen om den hals en toortsen in de handt, hebbende bordpapiere bonnetten ter hoogte van drie voeten op 't hoofdt, waarop hunne misdaaden geschreeven waren of op verscheiden wyze verbeeldt. Vyftig andere volgden deeze eerste met toortsen in de handt, bekleedt met geele wyde rokken zonder mouwen, voor en achter met een groot en roodt St. Andries Kruis geteekent. Dit waren Jooden voor de eerste reis gevangen, en zich bekeert hebbende; die men verwees in een gevankenis van eenige jaaren, of de geele wyde rok zonder mouwen te draagen: ieder beschuldigde deezer tweederlei Sexe wierden door twee Bedienden van de Inquisitie geleid. Achter hun volgden twintig Jooden, zoo mannen als vrouwen, voor de derdemaal weder afgevallen, en ten vuure gedoemt. Deeze die betuigt hadden zich te bekeeren, moesten volgens gewoonte geworgt worden. De andere in hunne dwaling hartnekkig gebleeven, verbrande men levendig. Zy droegen mede linne rokken zonder mouwen, beschildert met duivels en vuurvlammen, als ook hunne bonnetten met de zelfde Afbeeldzels verzien; maar vyf of zes der zelven, hartnekkiger dan de anderen, hadden ballen in den mondt om hun het lasteren te beletten. Deeze die tot de strengste straf waren gedoemt, wierden behalven het geleide der twee Inquisitie-Bedienden, noch van | |
[pagina 229]
| |
vier of vyf Geestelyken van verscheiden Orde omringt, die hun geduurende den voorttogt vermaanden. De Misdadigen in deeze orde voorby de Balkon van den Koning gekomen, en een omwandeling op het Toneel hebbende gedaan, plaatste men hun op de opgaande verheven zitplaatsen ter linker handt, ieder tusschen de Inquisitie-Bedienden en Geestelyken die hun verzelt hadden. Eenige Grooten van 't getal deezer Bedienaren plaatsten zich op twee banken beneden de verheven zitplaatsen hun aangeweezen. De Geestelykheit van de Parochie van St. Martyn quam vervolgens, en nam plaats naby het Autaar; de Amptenaren van den Opper-Raadt der Inquisitie, de Inquisiteurs, Qualifikateurs, de Bedienden van alle andere Raadsvergaderingen, en veele andere aanzienelyke waereldlyke en geordende Personaadjes, die een langen sleep uitmaakten, verscheenen vervolgens, en namen plaats op de verheven banken ter rechter handt, aan weerzyde van den Zetel voor den Groot-Inquisiteur opgerecht. Hy was de laatste van den trein, in 't violet gekleedt, en door den Voorzitter. van den Kastiliaanschen Raadt verzelt; in zynen Zetel zich geplaatst hebbende, tradt de Voorzitter weder te rug. Ga naar margenoot+ Toen begon men de Mis te doen, en de zelve ten halve volbragt hebbende, tradt de Celebrandt van 't Autaar, en plaatste zich in een stoel voor hem beschikt. De Groot-Inquisiteur uit zynen Zetel opgestaan, en bekleedt met een Koorkleedt en den Myter op 't hoofdt, naderde, nadat hy het Autaar gegroet had, des Konings Balkon; hy klom de trappen ten einde van de zitplaatsen op, nevens eenige Amptenaren van de Inquisitie, die het Kruis, de Euangeliën, en een Boek droegen, behelzende den eedt die de Koning van Spanje verplicht is te doen, om het Katholyke Geloof te verdeedigen, de Ketteryen uit te rooyen, en met al zyn gezag de Dingtalen der Inquisitie te onderschragen. De Koning staande met ondekten hoofde, hebbende een zyner Grandes aan zyne zyde, die de Koninglyke Degen ophield, zwoer hy den eedt te zullen nakomen, waarvan een Raadsheer van den Koninglyken Raadt en de Inquisitie, de lezing deed. Hy bleef in deeze gestalte staan, tot dat de Groot-Inquisiteur weder naar zyne plaats gekeert was, alwaar hy zyn plechtgewaadt afleide. Toen klom een Geheimschryver van de Inquisitie op een aldaar geplaatsten kansel, en las een diergelyken eedt, dien hy den Raadt en de gansche Vergadering deed afleggen: vervolgens trad een Dominikaan den zelven kansel op, en deed 'er een Sermoen, vervult van loftuitingen over de Inquisitie en ter verachting der Kettery. Het was omtrent den middag toen menGa naar margenoot+ met het vonnis leezen een aanvang maakte over den geenen die Verweezen waren. Men las daar op die der schuldigen, die in den Kerker waren gestorven, of die men oordeelde het Recht veracht te hebben. Hunne Afbeeldzels wierden op het kleine toneel gebragt, en in de getralide kooyen gezet; vervolgens deed men de lezing der vonnissen, en ieder misdadige den een na den ander in de zelve kooyen gaan, overzulks zy voor een ieder ten toon stonden. Onder de twintig personen ten vuure gedoemt,Ga naar margenoot+ waren 'er zes mannen en twee vrouwen die nooit hunne dwalingen wilden bekennen, noch over hunne misdaadt berouw toonen. Een jonge vrouw wierd weder naar den kerker gezonden, om datze geduurig haar onschuldt betuigde, overzulks men goed vond haar geding nader te onderzoeken. Eindelyk las men de vonnissen over deezen gevelt die van een dubbel huwelyk overtuigt waren, insgelyks van tovery, van ontheiliging der Gewyde dingen, en van veele andere misdaaden, als ook tegen de berouw hebbende Jooden; 't welk tot 's avonds ten negen uuren duurde. Daarna eindigde men de Mis, en de Groot-InquisiteurGa naar margenoot+ gaf met zyn plechtgewaadt bekleedt, een plechtelyke vryspreeking over hun die zich bekeerden. De Koning vertrokken zynde, wierden de misdadigen die ten vuure gedoemt waren, den Waereldlyken Rechter overgelevert, op ezels gezet, en drie hondert schreden buiten de Poort van Foncaral geleid. Na middernacht was 't toen ze hunne straf ontfingen; de hartnekkigen wierden levendig verbrandt, en de berouwhebbende worgde men voor dat ze in 't vuur geworpen wierden. Die tot de geesseling verweezen waren, moesten des anderen daags door de kruisstraten geleid worden, op ezelen gezeten, en wierden langs alle straten en op openbaare plaatsen gegeesselt. Behalven deeze algemeene strafoeffeningen van de Inquisitie, worden 'er jaarlyks noch byzonderen op 't einde van de Vaste verricht. De Kettermeesters worden by deeze gelegenheit door de Overheden, de Amptenaren van den Gerechte en die van den Koning, van den Stadvoogdt, de Edelen, den Bisschop, en van de gansche waereldlyke en geordende Geestelykheit begeleid; en alles word byna met de zelfde Ceremoniën uitgevoert. Noch word 'er jaarlyks in deezen tydt,Ga naar margenoot+ te weeten, op den goeden Vrydag, in Span- | |
[pagina 230]
| |
je en Portugal, een Ceremonie verricht die men ons gedooge alhier wegens haare byzonderheit te berichten. 't Is een Processie van Boetelingen bestaande uit alle de waereldlyke en geregelde geestelyke Ordens der Parochiën van de Stadt en van hunne Broederschappen, uit alle de Rechtbanken en Genootschappen, insgelyks Gilden en Ambachten; waar onder zich de Toneelspeelders mede vinden laaten, en de zelve gelyk de andere bywoonen. De Koning laat 'er zich mede somtyds by vinden, verzelt van 't gansche Hof, een talryken sleep uitmaakende. De Boetelingen gaan alle met den degen op zyde, en een waschkaers in de handt. Ieder Heer word van veele lyfknechten toortsen draagende gevolgt. De geheelen toestel deezer plechtigheit heeft een treurig gelaat: de Benden van 's Konings Lyfwacht voeren hunne wapenen in den rouw; en de Paerden uit zyne stal worden 'er by de lydzels door Palfreniers geleid. Men ziet 'er mannen vermomt en in 't zwart gekleedt, met verscheiden werktuigen van Muzyk; als trompetten, trommels, fluiten en anderen. De Tromslagers zyn in 't zwart gekleedt, en slaan als voor een overleden Veldheer, en de Trompetters blazen een treurigen toon. De Kruissen en Banieren der Parochiën zyn mede met zwart vloers bekleedt. Men sleept 'er plompe en zwaare werktuigen die men op verhevene Toneelen oprecht, nevens de Afbeeldzels die de verborgenheden van 't Lyden onzes Heeren verbeelden. Op deezen dag vertoonen zich alle de Juffers aan haare vensters en op de Balkons, opgetooit als of ze ter bruiloft zouden gaan, en leunende op schoone en kostelyke tapyten. Alle de Boetelingen der Stadt verzuimen niet deeze Processie by te woonen. Zy draagen op hun hoofdt een lange bonnet bedekt met een lap kamerdoek, ter hoogte van drie voeten, en van gedaante als een suikerbroodt, waarvan een stuk lywaadt afhangt, van vooren hun gezicht bedekkende. Men kan zeggen dat 'er eenige zyn die deeze Godtsdienstige oeffening door een oprechten drift van Godtvruchtigheit volvoeren: maar veel andere zyn 'er die dit niet doen dan om aan hunne Meesteressen behaagelyk te schynen; en 't is een minnery van een nieuwe soort aan andere volkeren onbekent. Deeze Boetelingen hebben witte schoenen en handschoenen aan, en een vest waarvan de mouwen met linten aangestrikt zyn. Zy draagen 'er een aan hunne bonnet of aan hunnen geessel, van verwe die aan hunne meesteressen 't meest behaagt: zy geesselen zich maatsgewyze, met een geessel van snoertjes aan welks einde men kleine wassche balletjes heeft gehecht, verzien van gescherpt glas. Deeze die zich te moediger en behendig geesselt, is 'er het meest geacht; en die dit niet in acht neemen, worden van de vrouwen uitgejouwt, vermits zy deeze bloedige en wreede handeling t'aanschouwen gewoon zyn, zulks zy niet konnen nalaaten den geenen schimpige woorden toe te voegen, die zich naar haaren zin niet straf genoeg geesselen: en men vind 'er zoo weinig aandacht onder deeze boetelingen, vermits ze somtyds deeze schimp en hoon met de zelve munt beantwoorden, en die zeer dikmaals den aanschouwers toevoegen, die zy op den weg ontmoeten. Wanneer zy een schoone Juffer zien, weeten ze zich zoo behendig te geesselen, dat hun bloedt over haar spat; en 't is een eer waar over zy niet nalaat den minnaar te bedanken. Maar geheel anders gaan zy te werk als zy voor 't huis haarer minnaresse gekomen zyn: want alsdan verdubbelen zy de slagen, en zoo hevig, dat ze den rug en de schouders openryten. De Juffer die hen van haare Balkon in die gestalte ziet, weet dat het om haar te behaagen geschied, draagt hun hier over een goed hard toe, en verzuimt ook niet hier van rekening te houden. Voor 't overige zyn onder deeze Boetelingen menschen van grooten aanzien, als ook van allerlei soort; en men heeft aangemerkt dat wanneer die geene die jaarlyks deeze oeffening gewoon zyn, de zelve komen na te laaten, gemeenlyk ziek worden. Eenige deezer Boetelingen zyn er die noch veel strenger lichaamsquellig oeffenen. Zy gaan blootvoets, en slaan een mat om 't lyf die hun de armen en een gedeelte van 't lichaam tot den middel toe bedekt. Eenige sleepen kruissen van een ongemeene zwaarte; andere draage bloote degens dien zy over hunnen rug en de armen slaan, maakende breede wonden, wanneer ze met de zelven te onbesuist omgaan. Andere in 't hemdt, hechten zich aan een kruis by den ingang der Kerken, en maaken lange en smertelyke jammerklagten. Deeze die zich dusdanige lichaamsquelling aandoen, zyn altoos vermomt, als ook hunne huisgenoten die hen volgen en langs den weg ten dienst staan, hun dikmaals konfituren en andere verfrissing aanbiedende. Hoe 't echter zy of deeze Boetelingen dit bedryf 't zy door liefkozery of waare boetoeffening doen, 't is nochtans waar dat 'er jaarlyks veele van stervenGa naar voetnoot*. | |
[pagina 231]
| |
Ga naar margenoot+ Om weder tot de Inquisitiëtie te komen, moetenwe zeggen, dat schoon zy deeze Processiën en verschrikkelyke strafoeffeningen doet, echter haar gevankenissen niet leedig blyven; want zy nochtans van allerlei slag van menschen en Sexe opgevult zyn. Deeze zyn 't wier misdaaden niet konnen beweezen, of die niet verdienen met een openbaare en lichaamelyke straf gestraft te worden. Voor dat men ze uit de kerkers ontslaat, moeten ze een afzweering van Levi of Vehementi doen, te weeten, van lichte of krachtige vermoeding over Kettery. Deeze die afzweering van krachtige vermoeding hebben gedaan, indien zy 'er wederom komen toe te vervallen, worden voor afvalligen aangezien, en moeten zonder bemiddeling sterven: maar die alleen in een licht vermoeden vallen, zyn de doodt niet schuldig, schoon zy weder vervallen. Voor 't overige, al die de afzweering hebben gedaan, vooral die van Vehementi, moeten den wyden schand-rok draagen, eenige hun leven lang, en andere een zeker getal van jaaren; zynde dit de grootste schande en verontwaerdiging voor den persoon, en zelfs voor zyne vrienden. Die geene waar aan de Inquisitie eenig overschot van middelen gelaaten heeft, dienen 'er zich van, wanneer zy konnen, om zich van de noodzakelykheit van een zoo faamloos kleedt te draagen, vry te koopen. Dit slag van vrykoping word zelden toegestaan, schoon het daarenboven een moeielyke zaak is om te verwerven, en ook zeer veel kost; en wanneer alsdan het minste quaad vermoeden op hun valt, vervallen ze weder in handen van de Inquisitie met het verlies hunner goederen; want eerstelyk verklaart men de roerende en onroerende goederen der geenen die tot de doodt verweezen zyn, verbeurt; en wat de anderen aangaat, hunne goederen worden by hunne gevangenneeming in beslag genomen, en zy vinden ze by hunne ontslaging, door de quaade bestiering der opzichters, door ontroving, door verbeurtverklaringen en geldboetens byna verteert. |
|