Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 212]
| |
les 't geen men begeeren mogt, te weeten, de onderzoeking van 't Recht voor den Kerkelyken Rechters en die van de uitvoering en doeming aan den Waereldlyken. Maar de Doge noch zyne Raden hebben nooit getracht, gelyk men hier na zien zal, als het Roomsche Hof doet, van enkele Uitvoerders der Kerkelyke veroordeelingen te zyn: dit is eigentlyk 't welk duidelyk de woorden der Wet van den Doge Morosini te kennen geeven, dat deeze die door 't oordeel der Bisschoppen schuldig aan Kettery bevonden worden, dat men die by meerderheit der stemmen van den Doge en zyne Raden ten vuure doemen zal: 't geen men niet dan van Rechters, die waarlyk overweegende stemmen hebben, zeggen kan, en die geen enkele Uitvoerders van eens anders oordeel zyn. De zaaken bleeven niet lang in deezen staat, zonder dat het Roomsche Hof, 't welk altoos nadenkelyk over de voordeelen en bevordering zyner belangen is, zyne poogingen aanwende om te Venetië de Inquisitie te doen aanneemen, die men onlangs ingevoert had, en die in 't meerendeel der Staten van Italië, door de reeds bygebragte middelen, was aangenomen. Ga naar margenoot+ Maar de Venetianen, die menschen van de waereldt zyn, en het best hunne waare belangen kundig, weetende met meer bequaamheit de gevolgen der zaaken te voorzien, wilden 'er nooit in bewilligen. Innocentius, Alexander, Urbanus, Clemens en zeven Pausen hunne Opvolgers, deeden, om tot hun oogmerk te geraaken, al hun vermogen aanwenden; doch alles vruchteloos. De Inquisitie zelf vervolgde haare zaak op de hartnekkige weigering, die men te Venetië om ze aan te neemen deed; men sprak overal niet dan van de onorde en oproerigheden door de Predikatiën verwekt, en het onvoorzichtig en woedend gedrag der Kettermeesteren. Op de eerste styfzinnigheit die deezen valschen yver uitvoerde, verkondigden zy de Kruisvaarten tegen de Ketters en deeze Kruisvaarders deeden in der yl, in stede van den Godtsdienst te dienen, niets dan zich bezig houden, om zich van hunne vyanden te wreeken, en de goederen van zeer veele onschuldigen te rooven, onder voorwendzel van Kettery, waar aan zy niet min dan schuldig waren. Milaan en Parma stond in gevaar door de oproerigheden te vergaan, die 'er verwekt waren, en men hoorde door gansch Italië niet dan klagten tegen de Inquisitie en de Kettermeesters. De Raadt van Venetië bediende zich voordeelig van deeze onordens, om de weigering, die zy zoo volstandig deeden van de Inquisitie aan te neemen, te rechtvaerdigen. Alle deeze vruchtelooze aanzoekingen, verzetteGa naar margenoot+ nochtans der Pausen voorneemen niet; en Nicolaas de IV. verworf ten laatsten 't geen zyne Voorzaten zoo lang vruchteloos aangezocht hadden. Om dan zyne Heiligheit dienst te doen, besloot den Raadt de Inquisitie aan te neemen: maar dit geschiedde met alle voorzorgingen, die men geloofde machtiger te zyn de ergernissen en onorders te weeren, die de zelve byna in alle plaatsen veroorzaakt had, alwaar ze tot noch toe was aangenomen geweest. Men quam dan overeen, dat de Inquisitie geene andere Bedienaren, om haare Dingtalen uit te voeren, gebruiken zoude, dan die van de Republyk; dat om alle afperssingen te myden, de noodige inkomsten voor 't onderhoudt van deezen Rechtbank door geene haarer Bedienaren zouden gelicht worden; dat de Republyk haar een Inkomst aanwyzen zoude, en een Ontfanger aanstellen om 'er de vruchten van te verzamelen, de jaargelderen der Kettermeesteren en die van hunne Bedienaren betaalen, en alle de noodige kosten te doen; dat alle de geldboetens, verbeurtverklaringen, en in 't algemeen alle voordeelen van de vonnissen der Ketteren die zouden inkomen, moesten in des Ontfangers handen komen, om 'er reekening van aan den Raadt te doen, en gebruikt te worden tot het geen hun behaagen zoude te belasten; 't welk alles zeer verschillende met het gebruik van de Inquisitie der andere Staten is, alwaar al het geldt in handen der Kettermeesteren vervalt. Toen dit besluit om de Inquisitie op deeze voorwaarde aan te neemen in den Raadt van Venetië genomen was, werd 'er een Akte met alle de vereischte hoedanigheden opgestelt en naar den Paus gezonden. Schoon nu zyne Heiligheit deeze bemiddelingen van den Raadt onsmaakelyk waren, en wel gewenscht had, dat men de Inquisitie zonder voorwaarders ontfangen had, gelyk in de andere Staten van Italië was geschied; echter lietze haar de Akte, aldus aangeboden, welgevallen, en bevestigde die door een Bulle van den 28sten Augustus des zelven jaars; en dus werd de Vierschaar van de Inquisitie te Venetië opgerecht. | |
[pagina 213]
| |
Alhoewel die een genoeg bepaalt gezag had, geloofde het Roomsche Hof een goede zaak te hebben verricht, van die in te voeren, te meer het zich vleidde met de hoop van eindelyk de Venetianen te verplichten zich van deeze voorwaarden t'ontlasten, en de Inquisitie in haar eigen Rechtsgebiedt over te laaten, niet min vry als die in de andere Staten van Italië genoot. Deeze hoop bevond zich vervolgens vruchteloos. De Raadt mogelyk overtuigt dat men al te veel toegegeeven had, neemende de Inquisitie in diervoegen aan, als was geschied, bleef bestendig van geene nieuwigheit te willen dulden, en de zaaken op dien voet te handhaven, als die waren ingevoert; in stede van de afschaffing der aloude Wetten te bewilligen, heeft men 'er van tydt tot tydt nieuwen ingevoert, die gezamentlyk negen en dertig voornaame HoofdtstukkenGa naar voetnoot* of gewettigde keuren uitmaaken, waar na zich de Inquisitie nu noch in alle de Venetiaansche Staten bestiert. |
|