VI. Hoofdtstuk.
Van de Poogingen om de Inquisitie in de Nederlanden in te voeren, en hoe dit Oorzaak tot Muitery en Oorlog heeft verwekt.
Ga naar margenoot+ Wat de Nederlanden aangaat; de overeenkomst van den aart deezer Volkeren met die van de Duitschers en Fransen, waar tusschen beide zy gelegen zyn, deed genoegzaam oordeelen of men onder hun het oogmerk wel bereiken zoude, de Inquisitie aldaar in te voeren, of dat ze 'er nooit zoude konnen bestaan; dit gaf oorzaak tot nadenken of men 'er eenige pooging toe aanwenden zoude, of dat men 't allenks waagen en voortzetten zou; mits dat de Bisschoppen in bezitting van hun recht bleeven, om over de Ketters te oordeelen, gelyk ook de Overheden in 't recht van hun te verwyzen, en de strafoeffening uit te voeren.
Maar sedert de Reformatie van Luther, toen 'er zich een groot getal Ketters in deeze Nederlandsche Provinciën onder voorwendzel van den Koophandel quamen neer te slaan; Keizer Karel de V. die 'er geen vriendt van was, of ten minsten beducht wierd, dat ze eindelyk de sterkste in de Erflanden worden mogten; waar by quam de achteloosheit der Overheden, door het groot getal van Ketters, die zich in deeze Provinciën met 'er woon begaven, zulks ze zich genoodzaakt vonden in hunne vervolging te verflauwen, besloot hy een Edikt in den jaare 1550. uit te geeven, 't welk de invoering van de Inquisitie, in alle de Nederlandsche Provinciën behelsde, gelyk die in Spanje in gebruik was.
Ga naar margenoot+ Dit Edikt werd verkondigt: maar Maria Koningin van Hongaryë, des Keizers Zuster, en Landvoogdesse deezer Provinciën, hem getoont hebbende, dat indien dit Edikt wierd uitgevoert, alle de vreemde Kooplieden en een gedeelte der Inboorelingen zelfs, zeekerlyk deeze Landen verlaaten zouden, om elders de vryheit van hun Gewisse te zoeken, die men hun berooven wilde, 't welk den Koophandel die toen aldaar de bloeienste van gansch Europe was, t'eenemaal bederven zoude; hier op verleende de Keizer twee Verklaarschriften, waar door hy den Vreemdelingen van het rechtsgebiedt der Inquisitie uitzonderde, en insgelyk de Gerechtsvorderingen verzachtte, ten opzicht der Inboorelingen des Lands betreffende.
Het Edikt schoon door den Keizer verzacht, wierd echter niet ter uitvoering gestelt, 't zy dat deeze Vorst, die niet altoos wilde 't geen hy scheen te willen, zedert niet meer op de uitvoering drong; 't zy dat het Volk, de Bisschoppen en Overheden, die 'er hun voornaamste belang in vonden, de gevolgen beter dan iemandt van voorzagen, en die daarenboven wisten, dat de Keizer niet in staat was van hun geweldadig, tegen wil en dank onder dit juk te brengen, zulks zy geheime wederstreevingen deeden. Hoe het ook zy, zo lang als Karel de V. leefde, wierd de Inquisitie in de Nederlanden niet ingevoert, en de zaaken bleeven ten opzicht der Ketteren in den voorigen staat.
Na de doodt van den Keizer, die in 'tGa naar margenoot+ jaar 1559. voorviel, verzuimde Philips de II. zyn Zoon, aan wien de Nederlanden ten deel gevallen waren, niets, om 'er de Inquisitie even streng, als in Spanje in te voeren. De Staten stelden 'er zich aanstonds door vertoogingen tegen, die niet eerbiediglyker noch krachtiger konden zyn. Philips de II. die nochtans wilde gehoorzaamt zyn, sloeg 'er geen acht op; en het Volk 't welk niet begeerde gedwongen te weezen in een zoo tedere zaak, en van zodanig een uitgebreidentheit, als die van den Godtsdienst was, sloeg aan 't muiten.
Aan deezen Opstant der Nederlanden is de Republyk van Hollandt haare geboorte en welvaart schuldig. Nooit zag men een Opstant, die zoo lang gestevigt en met wrevelmoedigheit gehandhaaft wierd. De Oorlog duurde meer dan zestig jaaren met zodanig een verbittering, die nooit weerga vond. De uitslagen waren wisselvallig. De Koning van Spanje zag zich dikmaals in staat een volstrekter gezag in te voeren dan geen van zyne Voorzaten hadden gehad; en het muitend Volk van hunne zyde stond somtyds gereed, om van Meester te veranderen, of t'eenemaal hunne vryheit te herwinnen, voerende een Volksbestiering in, by na met die van 't aloude Rome overeenkomende.
Eindelyk beide de partyen door een zoo langen en wreeden Oorlog afgemat, die wederzyds krachten en geldmiddelen had uitgeput; zoo werd 'er een Vrede getroffen; maar die den Spaansche Koning het voornaamste