Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Historische verhandeling Over de hedendaagsche godtsdienst-plichten En gewoontens Der Roomsche kerke.
| |
[pagina 194]
| |
ge gevaarlyke vyanden acht te geeven: maar het getal was zoo groot, en het steunzel 't welk het meerendeel der Vorsten hun onder de handt toereikten, maakte hun zoo machtig, zulks men somtyds verplicht wierd het geschil t'ontveinzen en hen te dulden, door gebrek van middelen om ze te beteugelen. Alzoo de Pausen meer belang dan iemandt in de demping deezer Ketteryen hadden, zuimden ze mede niet om hun oogmerk te bereiken; zy verwaarloozden niets 't geen van hun afhing, en zy waren geduurig bezig aan de Bisschoppen, Vorsten en Overheden te schryven, om hen aan te maanen, niets te spaaren om deeze Vyanden der Kerke uit te rooijen. Ga naar margenoot+ Maar 't zy dat de Vorsten en Overheden het Volk niet begeerden te bederven, die het gezag der Kerke niet scheenen te verkorten, dan om het hunne op te beuren; of dat ze hen niet zoo schuldig geloofden, als men hen te last leidde, of dat de Staatkunde, die zich zomtyds naar tydsgelegenheit schikt, en die naar de belangen verschillende is, hun gelooven deed dat het hen te gedoogen voordeelig aan den Staat was; zeker is 't dat zy zich weinig bekreunden van hun te beteugelen. De Bisschoppen van hunne zyde, 't zy dat ze niet krachtig genoeg deeze drift konden wederstaan, 't zy dat de andere bezigheden hunner bediening elders vereischt wierden, zy wierden verhindert zich deeze zaak zoo veel als vereischt wierd, aan te trekken; zy kantten 'er zich toen zoo krachtig, of te minsten met zodanig een verwachting niet tegen, als men wel gewenscht had. Dus wierden dan deeze Ketters zoo magtig, dat zy zich in staat vonden den Pausen zelfs het hoofdt te bieden. De aanhangers van Arnold van Bressia, die van dit getal waren, bragten hen in de uitterste ongelegenheit, zulks zy meer dan eens Rome moesten verlaaten, en elders schuilplaatsen zoeken om zich voor hunne woede te dekken; en onaangezien de strafoeffeningen aan hun Hoofdt gepleegt, zynde openbaarlyk te Rome als een Ketter en Oproerige ter doodt gebragt, baarde het een schrik voor de wederparty, zulks het den Pausen onmogelyk was hun gezag te verdeedigen. Ga naar margenoot+ De Vaudoizen en Albigenzen die hun spoor volgden, wierden niet min Vyanden van 't gezag der Kerke, noch min brandende om haar te bestoken. De bescherming die zy onder Raymond Graave van Toulouze en de Graven van Foix en Cominges vonden, maakte hun kloekmoediger, en teffens ontzachelyker: het wierd toen vereischt zynen toevlucht tot krachtiger middelen te neemen, dan die geen die men tot noch toe tegen de Ketters gebruikt had. Deeze middelen wierden eindelyk aangewendGa naar margenoot+ om tegen hun een Kruisvaart te verkondigen, waar van zich de Pausen in andere gelegenheden zoo nuttelyk gedient hadden. Paus Innocentius de III. ongemeen kloekmoedig en teffens gelukkig in zyne onderneemingen, besloot eindelyk zich van dit middel te bedienen: maar hy geloofde dat hy vooraf zynen toevlucht tot zachte middelen te neemen had, gebruikende tot bekeering deezer Ketteren de prediking en twistredening. Hy zond dan ten dien einde Missionarissen naar Languedok, waar van de hoofden St. Dominicus en Pieter van Chateauneuf waren: maar de uitkomst beantwoordde hunnen yver niet, overzulks Pieter van Chateauneuf in 't Jaar 1200. wreedelyk ongebragt wierd, zulks de Paus besloot om tegen hun tydelyke wapenen te gebruiken. Vermits hy wel eer een beruchte Rechtsgeleerde was geweest, bediende hy zich van 't verdichtzel van 't recht om deeze Ketters als Mahometanen te handelen, nademaal zy dit met elkander gemeen hadden van Vyanden der Kerke te zyn. Op deeze grondt, stond de Paus aan St. Dominicus de Aflaten toe, en zyne Leerlingen hadden order de zelve in alle Landen te verkondigen; te weeten, dat die geen die met hun gezag en hun geldt de Kettery holpen uitrooijen, de zelve alzoo wel verdienen zouden, als die hun met den degen in den vuist zouden vervolgen. Dus bragt men een magtig heir van uitgelezen krygsknechten op den been. Alzoo Raimond Graave van ToulouzeGa naar margenoot+ de machtigste Verdeediger der Albigenzen was, dies ondernam men hem ook het allereerstGa naar voetnoot* onder te brengen: maar alzoo hy zich niet bestand genoeg vond een zoo geweldigen aanval te wederstaan, onderworp hy zich den Paus, laatende de bescherming der Albigenzen vaaren, en leverde op de zekerheit van 's Pausen woordt zeven der voornaamste Steden van Provence en Languedok over. Het heir de Kruisvaarders niets meer tegenGa naar margenoot+ den Graaf van Toulouze, die zich onderworpen had, te doen vindende, wende het naar Beziers, alwaar de Albigenzen zich krachtig verschanst hadden. Deeze Stadt wierd dan volkomen beleegert: maar doordien zy niet in staat was, zich tegen hondert duizend Kruisvaarders te verdeedigen, wierd ze verovert, verbrandt en in de assche gelegt. Men liet alle de Inwoonders zoo | |
[pagina 195]
| |
wel mannen, vrouwen als kinderen over den kling springen; men bragt alles om, zonder aanzien van ouderdom noch sexe; men verschoonde niemandt; zelfs de Katholyken, die 'er noch in een klein getal waren, wierden 'er insgelyks omgebragt. Ga naar margenoot+ Het voorbeeldt van Beziers, alhoewel verschrikkelyk, belette den Graave van Beziers niet, die insgelyks Graaf van Carcossonne was, in deeze Stadt de wyk te neemen, en van zich aldaar tot het alleruiterste te verdeedigen. Hy was een Katholyk: maar 't zy dat hy zich verontwaardigt vond, voor de weinige achting die men voor zyne bemiddeling had, wanneer hy gebruikt was om Beziers te redden, of dat hy niet lyden kon, dat men onder voorwendzel van den Godtsdienst zyne Landen verwoeste, en dat men insgelyks zyne Onderdanen verdorf; of dat hy zich verplicht vond hen te verdeedigen en te beschermen; of dat hy zich niet inbeelden kon dat de Godtsdienst alleen de beweegende oorzaak van een zoo bloedigen oorlog was; niets kon hem weerhouden van zich tegen de krachten der Kruisvaarders te stellen, en Carcassonne te verdeedigen, zulks hy besloot deeze Stadt te redden, of dat men hem onder haare puinhopen begroef. Eerlang wierd deeze Stadt berent, bestaande het heir toen uit drie hondert duizend mannen; want na de verovering van Beziers, wierd het zodanig door een groot getal Volks van allerwegen toegeschoten, versterkt, en zelfs van eenige groote Heeren, die door geheele andere redenen derwaarts wierden gelokt. Ga naar margenoot+ Een zoo overgroote meenigte Vyanden verbaasde echter den Graave van Beziers niet. Hy verkondigde een Verklaar-schrift, waar door hy beleed, dat hy tot in den doodt meende in de belydenis van den Katholyken Godtsdienst te volharden; dat dit echter niet belette dat hy zyne Goederen en Onderdanen verdeedigde, van welk een Godtsdienst die ook waren, nademaal hy geloofde door de Natuurlyke Wet verplicht te zyn, die de onschenbaarste van alle was, en door de wederzydse trouw, die zy verleent en gegeeven hadden om elkander niet te verlaaten; dat hy deezen Oorlog niet als een Oorlog van Godtsdienst aanzag: maar als een opgeraapt voorwendzel om hen van hunne goederen te berooven, als ook hem en de Graaf van Toulouze, nevens deeze van Foix en Cominges, die hy vermaande zich by hem te voegen, en dat ze eindelyk de oogen op hunne waare belangen hadden te slaan, die met de zyne gelyk stonden; dat wanneer zy dit niet deeden, hy beslooten had alleen het gevaar van deezen Oorlog te loopen; dat, nademaal zyn verderf beslooten was, welk een party hy neemen kon, echter liever als een man van moedt met de wapenen in hande sterven wilde, dan het verlies zyner goederen, de verwoesting zyner Steden, en de omhalsbrenging zyner Onderdanen, te overleeven; dat wat het overige aanbelangt, hy Hemel en Aarde tot getuigen nam, dat hy onschuldig was van alle de ongelegenheden, die den Oorlog ongetwyffelt zoude na zich sleepen, nademaal hy 'er zich niet inwikkelde, dan door de onvermydelyke noodzaakelykheit van zich tegen hun te verdeedigen, die onrechtvaerdiglyk hem van zyne goederen wilden berooven. De Kruisvaarders sloegen op dit Verklaarschrift geen acht. Dus bereidde men zich van de eenekant tot een hevigen aanval, en van de andere zyde om zich tot het uitterste te verdeedigen. De Stadt Carcassonne was toen, gelyk nuGa naar margenoot+ noch, in twee deelen gedeelt; het eene gedeelte, 't welk men de Stadt noemde, was op een wel versterkten heuvel gelegen; en 't andere noemde men de Voorstadt, en lag eenigen afstandt van de Stadt. Dit laatste gedeelte niet sterk zynde, werd zonder veel moeiten verovert; alles wierd 'er door 't vuur en zwaerdt verdelgt, zonder eenige onderscheiding van Ouderdom noch Sexe, noch aanzien van Personen, gelyk men te Beziers mede huisgehouden had. Een zoo wreede handeling, verbaasde in 't minst den geenen niet, die in de boven Stadt onder het geleide van den Grave van Beziers zich verdeedigden, gelyk men gemeent had; maar diende niet dan hen krachtiger van besluit te maaken, om hun leven duur genoeg te verkoopen. Middelerwyl quam de Koning van Arragon in 't LegerGa naar voetnoot* der Kruisvaarders. Hy trachtte de zaak van den Grave van Beziers te bemiddelen; maar hy kon van 's Pausen Legaat, die het Hoofdt van deeze onderneeming was, niets verwerven, dan alleen dat de Graaf den uittogt voor zich en den tienden man neemen kon; maar alle de overige Inwoonders moesten zich op bescheidenheit overgeeven, en zouden alle naakt uitgeschud uit de Stadt trekken, en in deezen staat zouden ze des Legaats barmhartigheit moeten afwachten. De Graaf van Beziers verworp t'eenemaal deeze voorstelling. Hy besloot dan het aller uitterste te waagen. De Stedelingen op zyn Voorbeeldt verweerden zich wanhoopendlyk; en het koste een ongelooflyk getal Kruisvaarders het leven, die op verscheidene wyzen voor de muuren van Carcassonne sneuvelden. Eindelyk de Legaat wanhoopende doorGa naar margenoot+ geweld een plaats door een zoo dapperen | |
[pagina 196]
| |
Heldt verdeedigt, te konnen bemachtigen, die ook zoo kloekmoedig door de bewoonders van de zelve ondersteunt wierd, nam zich voor, om ten einde van zyn voorneemen te geraaken, hoe 't ook wezen mogt; want alles scheen hem gedoogt te zyn, byaldien hy maar overwinnaar wierd: hy zond dan een Edelman naar den Graaf, die hem door groote eedzweeringen en beloften, zulks hem geen ongeval overkomen zoude, buiten de Stadt lokte, vermits de Legaat voor had op goed vertrouwen met hem te handelen: maar naaulyks was hy voor hem verscheenen, of men hield hem gevangen. Ga naar margenoot+ De Inwooners van Carcassonne, twyffelmoedig over 't verlies van den Graaf hun Krygshoofdt geworden, verlooren den moedt, die zy blyken lieten, zoo lang zy hem tot hunnen Verdeediger hadden, en die mogelyk hun eindelyk zoude gered hebben. Zy lieten dan hunne gedachten gaan, om uitkomst door de vlucht te neemen, waarin zy door een onderaardsch Riool begunstigd wierden, 't welk zich drie mylen landwaarts uitstrekte. Dus ontquamen zy het woeden der Kruisvaarders, die hen waarschynlyk als die van Beziers en de Beneden-Stadt zouden gehandelt hebben. Ga naar margenoot+ De Legaat Meester van Carcassonne geworden, maakte 'er zyn Wapenplaats van tegen de Albigenzen. Toen wierd de Graaf Simon van Montfort Veldheer der Kerke benoemt; en om hem in deezen dienst te meer aan te moedigen, naardien de Graaf van Beziers in de gevankenis van hartzeer of iet anders gestorven was, gaf men hem de schoone Landen in bezit, die men den Graave en de bewooners van Beziers ontweldigde, en men verzeekerde hem een goed aandeel in de behaalde overwinningen te zullen geeven, die hy over de Landheeren van de party der Albigenzen zoude doen. Deeze nieuwe Veldheer der Kerke door deeze reeds wezentlyke giften aangemoedigt, en door de beloften, die ongemeen zyne staatzucht en belangen vleiden, voerde nochtans eenigen tydt niets van belang in 't onderneemen uit; en deeze draaltydt gaf den Albigenzen gelegenheit zich te herstellen en te versterken. Hy was manhaftig, ervaaren, arbeidzaam en wat meer is gelukkig: maar de Kruisvaarders die zich niet dan voor veertig dagen in den dienst verbonden hadden, aerzelden op 't eindigen van den verstreeken tydt. Ga naar margenoot+ Het volgende JaarGa naar voetnoot* voerden hem zyne Vrouw en Vrienden een grooten onderstandt van Kruisvaarders toe: hy diende 'er zich met een goeden voorspoedt en wys beleid van om de plaatsen te overmeesteren, die men weigerden over te geeven. Het sterk Kasteel van Menerbe, 't welk het eerste dorst wederstandt bieden, was ook de eerste Sterkte die men geweldadig veroverde; alles wat men 'er in vond moest het wraakzwaert bezuuren. De Stadt Lavaur had vervolgens het zelve lot: zy wierd belegert, verovert en geplundert; en de bloedtstorting was algemeen gelyk in Menerbe was geschied. Alles viel voor den Graave van Montfort gelukkig uit; want de overwinning volgde hem overal: en alles scheen aan te spannen om de Albigenzen t'eenemaal te verdelgen, wanneer twee voorvallen, waar op men het minst gedacht had, hunne zaaken scheenen weder te herstellen en de Katholyke party te bederven. Raimond Graaf van Toulouze was naarGa naar margenoot+ Rome gegaan, om zich met den Paus te verzoenen, en voerde dit ook waarlyk uit. Onder andere Voorwaarden eischte men van hem, dat hy de Albigenzen uit zyne Landen verdryven moest. Hy had zulks wel belooft: maar wedergekomen, porde men hem, om zyne belofte uit te voeren, aan, vermits hy daarin nalatig was; en wanneer hy het niet langer sleepende zag te houden, verklaarde hy opentlyk hier toe niet te konnen besluiten, naardien het een middel was om zyn Landt te ontvolken, en hem tot een Heer zonder Onderdanen te maaken. Op deeze weigering sloeg hem den Legaat in den Ban, en liet hem door den Grave van Montfort den Oorlog aanzeggen. Insgelyks wierd de Graaf van Foix in het zelve Verklaarschrift van Oorlog begreepen, en men beloofde den Veldheer der Kerke alle de Eigendommelyke Goederen van deeze twee Prinsen, byaldien hy 'er hen van beroofde. De Graaf van Montfort door deeze zoo groote beloften aangemoedigt, waar van het uitwerkzel een noch krachtiger staatzucht, dan hy reeds bezat, uitwerkte, nademaal hy niets meer ter harte nam, dan zich meester van 't grootste gedeelte van Zuid-Vrankryk te maaken, dies hy zich eerlang te velde begaf. Hy veroverde daar op alles, 't welk niet in staat was, eenigen wederstandt te bieden. Hy nootzaakte beide de Graven het veldt te ruimen, en hy dwong hun, om zich te beschermen, in sterke plaatsen op te sluiten. Maar alzoo 'er geene Steden waren, die men eindelyk niet veroverde, vermits 'er geen Leger te velde was om ze bystandt te bieden en te onzetten, zoo was het verderf deezer Prinsen, zonder 'een zeer onverwacht toeval, onvermydelyk. | |
[pagina 197]
| |
Ga naar margenoot+ De Koning van Arragon, die tot dus verre de Bemiddelaar van den Vrede was geweest, of in de party der Kruisvaders zyn belang had gevonden, 't zy hy niet dulden kon, dat men de Graaf van Toulouze zynen Schoonbroeder t'eenenaal beroofde, 't zy dat hy geloofde verplicht te zyn de Verdrukking van den Graave van Foix te beletten, die zyn Leenman was, of dat hy misnoegd scheen over 't geen men in de verdeeling, om deeze twee Prinsen te berooven voorstelde, en verzuimt had, hem 'er iet van te geeven, verklaarde hy zich voor hun toen men 't in 't minst niet had verwacht, en dus den Graaf van Montfort verliet. Ga naar margenoot+ Deeze Handeling en 't gedrag der Arragonezen Koning stremde t'eenemaal den voortgang der Kruisvaarders, en herstelde de zaaken der Albigenzen. Niet lang duurde het of zy bragten een heir van hondert duizend mannen ter been, bestaande uit Arrogonneezen, Languedokers, en Provencianen. Als zy zich geloofden in staat te zyn van alles te onderneemen, verwachtten ze dat de Graaf van Montfort hun bezoeken quam; zy stelden zich in 't slag Veldt, en booden hem kloekmoedig een Veldslag aan. Ga naar margenoot+ Hun getal noch de goede orde deezer bestryders verbaasde echter den Graave van Montfort niet. Hy ondernam dan den aangeboden Veldslag te waagen. Men streed wederzyds met zodanig een bitterheit als de Godtsdienst by het belang gevoegt, gewoon is de strydende partyen in te boezemen; maar de Koning van Arragon die in 't hevigste van den strydt sneuvelde, baarde dit een groote verslagenheit onder de Albigenzen, 't welk onder hun een onorde veroorzaakte, en deeze wanorde wierd door de nederlaag gevolgt: want de Graaf van Montfort zich van hunne verbaastheit bevoordeelende, bestreed hen van allerwegen zoo hevig, zulks hy hun t'eenemaal sloeg, nadat 'er twintig duizend mannen gesneuvelt waren. Ga naar margenoot+ Op deeze nederlaag der Albigenzen, leidde de Graaf van Montfort krachtig toe, om zich van zyne overwinning te bevoordeelen Hy vertoonde zich voor Toulouze, welke Stadt zich eerlang op bescheidenheit overgaf. Narbonne volgde dit voorbeeldt van Toulouze: en geduurende vier Jaaren dat de Graaf van Montfort na deeze groote Overwinning leefde, behaalde hy allen voorspoedt dien men verwachten kon. Maar eindelyk door een onvermoedelyk geval, keerde zich de Fortuin; de Graaf Raimond bemachtigde in 't Jaar 1415. Toulouze;Ga naar margenoot+ waarop eerlang Montfort wederom een belegering met meer dan hondert duizend Kruisvaarders deed. Toen was 't dat de Goddelyke Voorzienigheit iets anders voorhad, overzulks alle de Kruisvaarders geslagen wierden; en de Graaf van Montfort, na dat hy in zyne dye gewondt was, wierd door een voetboog van boven de wal geschooten, en gedoodt. De doodt van deezen Graaf scheen toen zonder herstelling de zaaken der Katholyken te verderven. De Graaven van Toulouze, Foix en Comminges veroverden eerlang weder alles, 't geen men hun ontweldigt had. Zy verdeedigden eenigen tydt deeze Voordeelen: maar de doodt van den Graave Raimond veranderde wederom het weezen der zaaken. De jonge Raimond zyn Zoon hem in 'tGa naar margenoot+ Jaar 1420. opvolgende, en de Oorlog met een ongelyke macht van die zyner Vyanden vervolgende, had niet dan een quaaden uitslag, zulks hy zich genoodzaakt vond over te geeven. Hy wierd naar Pavia gevankelyk gevoert; en om zyne vryheit te verwerven, teekende en bewilligde hy, in 't Jaar 1423. alles in, wat men begeerde, en onder andere de zeer strenge besluitneeming tegen de Albigenzen. Ter andere zyde vonden zich de Graaven van Foix en Comminges veel te zwak om de kracht van zoo veele Vyanden te wederstaan, die hun geduurig over den hals quamen. Dus eindigde dan de Oorlog der Albigenzen, die veel meer menschen bloedt en geldspilling gekost had, dan 'er vereischt wierd om een gansch Ryk te overwinnen. |
|