Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXL. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 108]
| |
den. Daarna, als de Priester het gebedt voor de Echtgenoten heeft gedaan, nadert hy hen tot op den laatsten trap van 't Autaar. De Bruidegom plaatst zich aan de zyde van 't Epistel, en de Bruidt aan die van 't Euangeli, overzulks de Bruidegom ter rechter zyde van de Bruidt staat. Hunne Bloedvrienden en Getuigen onthouden zich achter hun. De Kerspelpriester vraagt die in den echtenstaat zullen treeden, naarhunnen naam en toenaam; 't welk echter maar een gewoonte is, want hunne namen zyn hem reeds door de afkundiging der Geboden, en door hun getuigschrift bekent, waarvan die begeeren getrouwt te zyn, moeten verzien wezen. Hy vraagt vervolgens de Bruidegom en Bruidt beurtsgewys in de gewoone Landspraake, hen noemende beide by hunnen voornaam, en vraagende den Bruidegom of hy deeze (zyne Bruidt) voor zyne Vrouw aanneemt, en aan de Bruidt of zy deeze (haaren Bruidegom) voor haaren man erkent. Deeze wettige toestemming is volstrekt noodig; zonder dat zou het huwelyk niet wettig zyn. Nadat de toestemming dus wetelyk door 't ja-woordt is uitgedrukt of door eenig voldoened teeken gegeeven, neemt de Priester, die te vooren met gedekten hoofde stondt, ongedekt zynde, de handt der toekomende Echtgenoten, en die te zamen gevoegt hebbende, zegt hy: Ego conjungo vos in matrimonium &c. dat is: Ik vereenige u door 't huwelyk, in den naame des Vaders enz. En teffens maakt hy het Kruisteken over hun, en de Wyquast neemende, besprengt hy hun met Wywater. Vervolgens zegent hy de Trouring en besprengt die kruisgewys met het zelve water; waarna hy die aan den Bruidegom geeft, die de zelve aan den voorsten vinger van zyne Bruidts linker handt steekt. Deeze Trouring is het onderpandt van kuisheit, en van de getrouwe echtgenootschap die de Bruidt den Bruidegom schuldig is. Na deeze verrichting voegt 'er de Priester eenige gebeden by, die van een vermaning aan de Echtgenoten en de Vergadering word gevolgt, waarop deeze plechtigheit met de oeffening van de Mis gesloten word. Ga naar margenoot+ Wat nu verder aangaande de Zegening over de nieuw gehuuwde aan te merken staat, is; dat wanneer de Zegening aan hun moet gegeeven worden, ingevalle als de Bruidt noch maagdt is, en dat ze geen openbaare misslag heeft begaan: Alsdan treed na het Offerdeel der Mis de Priester de Autaar-trappen af, en de Gehuuwden komen vervolgens hunne Godtsdienstigheit offeren, eerst den Bruidegom en daar na de Bruidt. De Priester doet dan wederom eenige gebeden, en om deeze plechtigheit te eindigen, doet hy aan de Gehuuwden een vermaning, zodanig hy noodig oordeelt. Welke vermaning op de echtelyke plichten, het oogmerk van 't huwelyk, de wederzyds liefde enz. uitkomt; en deeze vermaning word door een besprenging van Wywater gevolgt. De waare Gelovigen mogen in zodanig een staat niet by elkander in een huis woonen, noch byeenkomen dan in 't byzyn hunner bloedverwanten, tot dat zy de Zegenig van de Kerke ontfangen hebbe. Na deeze Zegening mogen ze de vruchten des huwelyks genieten, 't welk anders strafbaar zoude zyn, wanneer zulks geschiede zonder de gebruikelykheden door de Kerke ingestelt. De nieuwe getrouwden moeten den KerspelpriesterGa naar margenoot+ de Zegening van 't Bruidsbedt verzoeken. Deeze plechtelyke en Godtsdienstige behandeling word hier mede in 't AfbeeldzelGa naar voetnoot* vertoont. Een der genaadengaven die de Priester het bedt zegenende van Godt smeekt, is, dat die geen die het beslaapen zullen zich vermeerderen; en het Wywater is 't besluit deezer Heiliging. Somtyds vinden zich de Gehuuwden in onvermogenGa naar margenoot+ de huwelyks-plichten te voldoen, en gelooven deeze zwakheit aan eenige betovering en andere bezweeringen te moeten toeëigenen, waarvan wy reeds gewag hebben gemaakt: maar somtydts is 't niet dan een dekmantel, waar onder een zwak of afgeslooft man, het gebrek zyner krachten zoekt te bedekken. Niet weinig vind men zich belemmert, wanneer men niet dan deeze toevlucht heeft, om de eer van zyn gedrag te bevryden: men moet zich zelf kennen en weeten waar toe men bequaam is. Nochtans kan 'er een Regel van uitzondering zyn: maar de gewaande betovering is gemeenlyk niet dan een verspilling van Geesten, een uitblussching van natuurlyke warmte, en alsdan wel verre van te konnen een N.N. -- zyn, is men zelfs geen man van de zwakste soort. Wat 'er van zy, men heeft in deeze ongelukkigen staat van onvermogen noodig geoordeelt toevlucht tot de gebeden der Kerke te neemen, en zie hier de behandelingen die men voor een onvermogende Gelovige moet in acht meenen. Eerlang moet de KerspelpriestrGa naar voetnoot(a) de Echtgenoten aanmaanen, al hun vertrouwen | |
[pagina 109]
| |
op Godt te stellen.... Hy zal hen berichten in den gebeden te volharden tot den dag, die hy hun aanwyzen zal om de Ceremonie te doen; de dag gekomen zynde, zal hy voor hun in hunne tegenwoordigheit de Mis doen: zy zullen knielen, hy zal de gebeden herhaalen en de Psalmen opzeggen. In deeze gebeden zal hy zich tegen den Demon aankanten, als veroorzaaker der zoo genaamde betoveringen, en hy zal van Godt de herstelling der Huwelykskrachten afsmeeken. Eindelyk zal hy de handt op het hoofdt van de Vrouw leggen, biddende voor haare vruchtbaarheit; en een besprenging van Wywater eindigt alsdan deeze Ceremonie. Ga naar margenoot+ Wy zullen hier eenige Aanmerkingen voordraagen over het bericht der aloude gewoontens met de onze ten opzicht der betamelykheden, voordeelen en plechtigheden des Huwelyks. Wy zullen ons niet lang met het Huwelyks-goedt ophouden, waar van het gebruik zeer oudt is, en zelfs onder de minst beschaafde Volkeren ingevoert. Een dochter Huwelyks-goedt te geeven, is haar eenigermaatenGa naar voetnoot(a) iet te bezorgen, waar mede zy een Heer en Meester koopt. De gedachte is zoo geheel nieuw niet dat ze in een zekere redeneering verbastert zy, die de Oudvaders niet verzuimt hebben aan te haalenGa naar voetnoot(b) wanneer zy de voordeelen van den Maagdelyken staat opreekenen: nochtans vergaapen zich zeer weinig jonge dochters aan de zoetigheden van dit voorrecht. Een aloude Grieksche WetgeverGa naar voetnoot(c) belaste dat de Dochters niet meer dan drie kleederen en eenige middelmatige goederen zouden ten Huwelyk aanbrengen, op dat de beweeg redenen die de Huwelyks eendragt het weezen moeten geeven, niets gerings noch baatzuchtigs bezaten. Een zodanig gebruik zou in die Landen van geen vermogen zyn, alwaar des mans opkomst zich op zyn Vrouws Huwelyks-goedt gegrond vind, zonder eenig aanzien voor haare verdienste en goede hoedanigheden te hebben. Zie hier iets 't welk byzonderlyker is. De Grieken zagen het Huwelyk aan, als een zeer wezentlyke zaak voor 't gemeene welwezen, zulks het gedoogt was aan de Lacedemonische Vrouwen ten minsten eenmaal 's Jaars, opentlyk den ouden Vryers te slaan en kinnebakslagen te geeven; dit korswylig jaarlyks gedrag, vierde men aan den voet der Autaren in een zeer plechtelyk Feest: maar deeze zelfde Grieken, zagen het Huwelyk als een der heilzaamste gronden hunner Republyk aan, gedoogende mede twee andere genoeg strydige gebruikelykheden met deeze vreedzame t'zamenieving, die zy scheenen te willen handhaven, en die het grootste vermaak van 't Huwelykszoet is.Ga naar voetnoot(d) Zy stonden mede Hoeren voor hun vermaak toe, en de Bywyven voor de huizelyke bezigheit, die men nu de Kamenieren aanvertrouwt. 't Is wel waar dat de last van een Bywyf zich veel verder uitstrekte dan dit huischelyksbestier: maar hoe 't ook zyn mag, het Christendom heeft deeze twee voorrechten van de mannen besnoeit; en indien zy elders hunne tol betaalen, is 't tegen het oogmerk van den Godtsdienst en de plichten den gehuuwde mannen voorgeschreeven. Hier uit onstaat teffens een voornaam voorrecht voor de vrouwen, 't welk de evengelykwaardigheit der beide Sexen is. Geene andere Godtsdienst heeft dit in achtgenomen. De Heidenen, Turken, ja de Jooden zelfs hebben een gezag overheert, 't welk naar tyrannie gelykende is. Wy laaten het verzoek van een dochter aanGa naar margenoot+ haare Ouderen en Bloedvrienden ongerept, insgelyks de Huwelykse Voorwaarde, de Ondertrouw enz. Deeze dingen wierden eertyds byna als nu behandelt. Men had mede het gebruik van den TrouringGa naar voetnoot(e). De Speelgenoten verzelden de Bruidegom en Bruidt, hun ter eere, en om hun voor Raadgevers, Ceremoni-Meesters en Geleiders te dienen. De tydt van de Ondertrouw wierd in vermaak en verlustiging doorgebragt, men bezocht hen, men bewees hun beleeftheden en wenschte hun geluk. De Bruilofts Plechtigheden duurden drie dagen; de Bruidegom, Bruidt en de Jongeluiden van hun gevolg, verscheenen in sierlyk gewaadt en bejuweeldt. Men kroonde de Bruidt, men geleidde haar plechtelyk naar haar Bruidegoms huis, men spreidde een Bruidtsbedt, 't welk men met bloemen versierde, en de bejaarde MatronenGa naar voetnoot(f) bragten de Bruidt te bedt. Deeze Matronen waren toen gelyk nu, vrouwen van vyfenvyftig tot zestig jaaren, die in den arbeidt des Huwelyks waren grys geworden, en die alle de minnestreekjes kennende, geloofden het gezag te | |
[pagina 110]
| |
hebben om de nieuw-gehuwde Bruidt te onderrechtten. Laat ons niet vergeeten een gewoonte te berichten, opzicht hebbende op een gebruik in eenige Hollandsche Steden, alwaar men bloemen en groente op de stoepen, drempels en voor de huizen der Trougenoten strooit. De Laurier heerscht overal tusschen de blomsieraden en loofwerken ten dien einde versiert; overzulks men 'er deeze betekenis uit opmaaken kan, dat de eerste Huwelyksdag den aangenaamsten dag des levens en een triomfdag is. Ga naar margenoot+ De Bruilofts Ceremoniën der Christenen verschillen naar Landsgebruik, en zelfs verschillenze zoo wel in de eene plaats en Provincie als de andere. In eenige plaatsen van Vrankryk gaat de Bruidegom van zyne Bloedverwanten en Vrienden gevolgt, de Bruidt afhaalen, om haar plechtelyk naar de Kerk te geleidden. Hy gaat in 't midden zyner twee naaste Bloedverwanten, en word van het jonge Bruiloftsvolk gevolgt. De Bruidt word met de zelfde Ceremoniën begeleidt: Zy is volgens haaren staat opgesiert en met bloemen bekranst. De Speelnootjes volgen haar en zyn mede bekranst. In Italië, zoo men een zeker SchryverGa naar voetnoot(a) gelooven mag, gaat men zonder eenige Plechtigheit naar de Kerk om te trouwen. De Fransen maaken zeer lange Voorbereidzelen in 't Huwelyk, en willen voor dat ze beminnen eerst kundig wezen. Onder het voorwendzel, waar mede zy hunne neiging bedekken, is 't, dat zy zoo lang de minnaar speelen. De Italianen houden van deeze lange Voorbereidzelen niet. Te Venetië worden de Huwelyken gesloten zonder elkander te zien of te kennen; een gebruik geheel strydig met 't geen men in deeze Stadt eertyds oeffende,Ga naar voetnoot(b) nademaal men 'er een opvyling van huwbaare Dochters had, om ze aan den meestbiedende vervolgens te leeveren. Tegenwoordig brengt men 'er geheele maanden tusschen het vryen en huwelyksluiten door, indien men het bericht van den Heer Didiër gelooven mag. De aantekening die Misson over deeze Gewoonte heeft gedaan, is een weinig arg. ‘Het vereischt, zegt hy,Ga naar voetnoot(c) dat gy u inbeeldt, dat de Huwelyken alhier niet gemaakt worden met de zelfde oogmerken als men elders anders heeft: het geschil is niet over de liefde noch genegentheit, noch de achtting. Indien zig iets diergelyks ontmoet, 't zy zoo; maar 't komt 'er niet op aan, dan van 't maagschap of van de fortuin: wat de persoon aangaat daar word weinig naar gezien.’ Zie hier dan het gedrag der Venetiaansche vryery; nadat alles tusschen partyen tot een verblyf is gebragt,Ga naar voetnoot(d) wil het gebruik dat de Jongman dagelyks op zekere avond-uuren onder het Venster van zyne Liefste komt en gaat. Een ander gebruik is 't dat de Bruidegom geen bezoek by zyne toekomende aflegt, ten zy hy een snoer paerlen brengt, die hy verplicht is haar te geeven. Deeze eerste byeenkomst van persoonen die elkander nooit gezien hebben, veroorzaakt zomtyds een wonderlyk en zeldzaam onthaal: 't welk gemeenlyk aan de afgezonderde levenswys, waar in de Dames worden opgevoedt, verschuldigt is. Het onechtelyk byslaapen verzoet deezeGa naar margenoot+ zeldzaame en dikmaals bedriegelyke Huwelyken. Het gebruik is 'er zodanig algemeen van geworden, dat het zeer gemeen is de wettelyke Vrouwen in een goed verstandt met haare Medeminnaressen te zien leeven: gelykzaam als deeze gehuwde Vrouwen der eerste tyden, die niet alleen zonder echtsyver de Bywyven haarer mannen aanzagen,Ga naar voetnoot(e) maar zelfs haar in 't byslaapen behulpzaam waren, te weeten, datze zich eenigermaaten de kinderen deezer Bywyven toeëigenden. Zomtyds zelfs is de onechtelyke byslaping der Venetianen een soort van een geheim Huwelyk,Ga naar voetnoot(f) waar van de Ceremonie niet voltrokken word, dan lang na de volbrenging, en gemeenlyk alleen eenige dagen of uuren voor de doodt van een der partyen. Maar wat het zonderlingste in deeze gebruikkelykheden zy, zoo weerstrevig met de Wetten van 't Christendom, is, dat de moeders zelfs naar der Bywyven en Medeminnaressen kinderen begeerig zyn; 't welk byna eveneens in Persië geschied, indien men Chardyn gelooven mag. Deeze ongeregeltheden zyn niet min inGa naar margenoot+ Spanje gemeen. Eenige Reizigers verzekeren ons, dat de kinderen naaulyks hunne kindschap afgelegt hebbende, gedachten maaken zich van Minnaressen te verzien, en leeven met haar op zodanig een manier, die hen voor hun gansch leven verderft. Echter gaat 'er de minnary overdaadig in zwang. ‘Men bemint nooit in Vrankryk, zegt Mevrouw d'AunoyGa naar voetnoot(g), gelyk in Spanje, en zonder de zorg, yver, de tederheit, de opoffering zelf tot in den doodt te ree- | |
[pagina 111]
| |
kenen.... 't welk ik bekoorlyk vinde, is 't de getrouwheit en 't geheim.’ Deeze twee zaaken ontbeeren de Fransen. ‘De Minnaars spreeken van hunne Minnaressen met zoo veel achting en genegenheit, dat het schynt dat ze hunne volstrekte bestierderessen zyn.’ In dit Landt is 't dat men de liefde in haare volmaaktheit vind. De Minnaar en Minnares konnen elkander nooit vergeeten. 't Is een geduurige ommegang van gevoelens op duizenderlei wyze uitgedrukt, om eenpaariglyk getrouw te leeven en elkander genegen te zyn. Hier nevens verzuimt men niets om zyne drift te vergenoegen, 't welk het uitterste oogmerk van de liefde is: hoe zuiver de begeertens der Minnaars zyn, echter is genoeg bekent, dat de liefde zich met dit geestelyk vuur niet vergenoege. Deeze Minnaressen ten wier opzichte men zoo zuivere en edele gedachten voed, zyn van een verschillende meening met de Byzitten. Deeze ontrusten de huishouding niet, zoo men Mevrouw d' Aunoy gelooven mag. Een Man is somtyds van een Vrouw, Bywyf en Minnares verzien. Alles geschied zonder opspraak, en het Gerecht, zegt gemelde Mevrouw, word het hoofdt om de huiskrakkeelen te beslechten. De laatste byzonderheit die wy hier de Spaansche Minnary raakende zullen voorstellen, en die wel de zonderlingste is, indien 't waar zy, bestaat hier in, dat wanneer een Juffer word adergelaaten, de Wondheelder voor den laatbandt, die hy heeft gebruikt, een ongemeen geschenk van des Juffers Minnaar ontfangt. Eindelyk, om noch iets raakende het byzonderste van hun Huwelyk te zeggen; een dochter die haar keur heeft gedaan, kan zich het vaderlyk gezag onttrekken, en in weerwil van Vader en Moeder trouwen. Als dan vervoegt zy zich by den Kerspelpriester van haare Parochie, en deeze neemt haar uit haar Ouders huis, plaatst haar in een Geestelyk Vertrek, of zelf by een Godtsdiensteling; en blyft zy in haar besluit volharden, verplicht hy de Vader en Moeder haar een huwelyks uit zet te geeven, overeenkomende met haaren staat. Deeze Gewoontens zyn zeldzaam: wy zullen in 't vervolg van dit Werk eenige andere beschouwen, die niet min ongemeener zyn; werwaarts wy den Lezer wyzen. |
|