Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 92]
| |
want toen begroef men de Keizers niet dan aan de Kerkdeuren; het binnensteGa naar voetnoot(a) wierd voor Jesus Christus en zyne Heiligen bewaart: maar de Heiligen bleeven 'er niet lang alleen.Ga naar voetnoot(b) Veele Gelovigen, 't zy door vreeze voor het toekomende, 't zy door voorzorge, wenschten by hun begraaven te worden, hoopende van straffe door de verdiensten der geenen beschut teGa naar margenoot+ zyn, die volgens de woorden van St. Maximus, zich ontzachelyk in de Helle gemaakt hadden. In 't vervolg stond men niet alleen den Kerkelyken van een voorbeeldelyk leven de begraving in de Kerk toe: maar ook den geenen van een taamelyk leven, en die niets merkwaardigs aan zich hadden, dan de waardigheit waar mede zy bekleedt waren. Eindelyk wierden 'er de Leeken mede zonder onderscheid ontfangen, gelyk nu tegenwoordig in gebruik is. Men meent mede dat de aloude Kerke niet gedoogde de Heidenen by de Christenen te begraaven. 't Is volgens dit aloud gebruik dat men de Ketters en Ongelovigen in ongewyde aarde moet begraaven. De eerste Kerke bewaarde langen tydt de ingevoerde orde door de Wet der twaalf Tafelen geboden,Ga naar voetnoot(c) van de Kerkhoven buiten de Stadt te hebben, en 't schynt dat men de uitzondering naar deezen regel zoo redelyk en gewigtig in een goede staatsregeering niet begon werkstellig te maaken dan onder de Regeering van den Keizer Theodosius. Anderen gelooven dat ze onder het Pausschap van Gregorius den Grooten begon. Hoe 't ook zyn mag, de Overvoering van de Reliquiën der Heilige Martelaren in de Kerken was toen t'eenemaal in gebruik, en de Godtsdienstigheit deezer eeuw reeds verworven hebbende, de Gelovigen van een uitmuntende Heiligheit by hun te laaten begraaven, is 't waarschynlyk dat de Mogentheden eerlang gedoogden, dat 'er Kerkhoven in de Steden gesticht wierden. |
|