XXXV. Hoofdtstuk.
Van de Plechtigheden die men in acht neemt ten opzicht van een Christen op zyn Uiterste leggende.
Ga naar margenoot+ Wanneer der Kranken laatste uure nadert, en dat zy de Sakramenten ontfangen hebben, maaken zy hun Testament, en men stelt orde in hun Gewisse, en spreekt met de zelve niet dan van Geestelyke zaaken. De Kerspelpriester moet hen dikmaals komen bezoeken, van het tydelyke afwenden, de verbintenissen van Vrouw en weenende Kinderen ter zyde doen stellen, vermits die de hartbreeking verzwaaren, of dienen tot een voorwendzel om naar uitstel van de reize naar de eeuwigheit te wenschen: Indien de Zieke zich verplicht vind vergoeding te moeten doen, moet men hem hier over aanporren, en zoo hy zyn Testament niet heeft gemaakt, moet men hem daar toe aanmaanen en dit op een rechtmatige en eerlyke wyze te doen, zulks de vrede onder zyne erfgenaamen en gezin gehandhaaft blyve, en zyne goede naam in de Waereldt bewaart. Men moet mede niet lyden dat de Zieke ten nadeele van zyn huisgezin de goederen aan de Kerk bespreekt, onder voorwendzel van Zielmissen, Gebeden en andere Godtsdienstigheden op het oogmerk van den Kranke. Met een woordt, men moet niet dulden dat een stervende de zynen van een goedt berooft, 't welk de valsche ongerustheit van Gewisse dikmaals den Priesteren ter liefde van den Hemel en eere van Godt word gemaakt. Ook moeten de Priesters geen gelegentheit geeven, waardoor men strikken spant om de zielen te beangstigen, wanneer de laatste uure nadert. Het moet hun verboden zyn onrechtmatige en nadeelige wegmakingen voor de Erfgenaamen te dulden, noch door vleyery de gryze Godtvruchtelingen daar toe aan te maanen, die op 't einde hunner dagen geloven hunne zonden af te leggen, maakende den Priester 't geen hunne nalatenschap wezen zal. Dit is 't waarvan ons de Kerkgewoonte-Boeken bericht geeven, en zie hier het verhaal van 't geen men Ceremonie noemen kan in deeze laatste Afhandeling eens Christens leven.
Wy zullen niet weer herhaalen hoe de Priester in 't huis van den Zieke komende zich zegenende gedraagt; dat hy het huisgezin den Vrede wenscht; dat hy de Zieke en de Kamer met Wywater besprengt;Ga naar voetnoot(a) en dat hy om zekere Gebeden in de Gewoonte-Boeken aangeweezen, te doen, het Koorkleedt en de violette Stool aandoet. Na ieder deezer gebeden vat hy de Wyquast op, om de Zieke te besprengen; hy geeft hem eenige Godtvruchtige lessen, beginnende die door kruistekenen op het boek, en op zyn voorhoofdt, op den mondt en op de borst; insgelyks doet hy 't op den mondt en de borst van den kranke, zoo wanneer die niet in staat is het zelf te konnen doen. Indien de Zieke een dochter of vrouw is, moet een vrouw haarer vriendinnen deeze Kruistekenen in de plaats van den Priester doen. Op het eindigen van de voorlezing, doet de Priester een kort gebedt, waarna hy de rechter handt op het hoofdt van de Kranke legt; vervolgens maakt hy het teken van 't Kruis over deeze zieke, besproeit haar met Wywater en vertrekt: maar zoo de Kranke op 't uiterste legt, moet de Kerspelpriester hem of haar niet verlaaten. In deezen staat moet hy de zieke het Kruis geeven en den Dienst zeggen die de ziel van den stervenden aan Godt en aan de tusschen spraake der Heiligen beveelt. De goede tusschenpoozen van den stervenden moeten besteedt worden in verhandelingen van berouw; verzaakinge der Waereldt en haare ydelheit; liefde des naasten; 't geloof aan de leere der Kerke; de hoope in Godt enz. 't Zal mede noodig zyn, zegt het Gewoonte-Boek van Alet, aan den Zieke te beveelen ‘Dat hy zich op de Voorbede van de Lieve Vrouw vertrouwe - - - aan die van zynen Bescherm-Engel, van zyne Beschermheilig en alle de Heiligen.’ Eindelyk, wanneer de Kranke het Zieltogen allenks naadert, zal zich de Kerspelpriester, de stervende met Wywater te besprengen, haasten, om hem nieuwe krachten te
geeven, tegen de Vorst deezer eeuwen te bestaan, hy zal hem noch krachtiger aanmaanen, indien 't mogelyk is, hem het Kruisbeeldt te kussen aanbieden, het Kruis voor hem stellen, opdat het Christelyk vertrouwen door dit aanschouwen