Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 70]
| |
Offerhande. Het voornaamste hoedanig men dit Broodt aanbiedt, bestaat, wat de wying aangaat, hier in; nadatGa naar voetnoot(a) de Priester het Offerdeel van de Mis heeft afgehandelt, neemt een Klerk het Broodt aan uit de handen van deezen die het aanbiedt, en geeft het den Onder-Diaken, indien 'er een is, om het door den Priester te laaten zegenen, die staande en ongedekt een Gebedt voor 't Autaar doet, maakende het teken van 't Kruis over het Broodt, 't welk hy vervolgens met Wywater besproeit. Daarna snyt een Akolyt dit Broodt in verscheiden gelykdeelige stukken, en deelt die den bewoonders van de Kerspelwyk om. Deeze uitdeeling word na de Communie gedaan. Ongeoorloft is 't het Gezeegent Broodt te verkoopen, derhalven word 'er niet meer van gezeegent dan tot de uitdeeling noodig zy, en wat 'er van overblyft, word den armen gegeeven. Ga naar margenoot+ Wat het Sakrament van 't laatste Olyzel nevens de Communie aangaat, word niet dan den kranken die in gevaar van te sterven zyn, uitgedeelt. Deeze Communie moet den zieke nuchteren ontfangen, byaldien zulks zonder ongelegenheit geschieden kan: maar zoo hy niet in staat is die te nuttigen, moet men ze hem niet toereiken. Indien echter de zieke de Hostie niet geheel door slikken kan, mag men 'er hem een gedeelte van geeven en vervolgens de Absolutie verleenen: maar men moet de Hostie niet in eenig vocht doopen, onder voorwendzel van de zelve den zieke te gemakkelyker te doen genieten. Ga naar margenoot+ Indien de Zieke de Hostie weder uitbraakt, en dat de gedaante noch geheel schynt te zyn, moet men die van de andere Stoffe afscheiden, in eenig welvoegelyk vaatwerk leggen, en na de Kerk brengen, om die in een heilige of bequaame plaats weg te sluiten,Ga naar voetnoot(b) tot dat de Stoffe bedorven en verandert zy, waarna men ze in 't SacrariumGa naar voetnoot(c) werpt, en indien men de Stoffe niet wel onderscheiden kan, moet men 't geen de Zieke uitgebraakt heeft, met vlaswerk of iet anders opneemen, die verbranden en de assche in 't gemelde Sacrarium brengen. De Kerspelpriester moet voor eenig toeval wegens de waerdigheit van 't H: Sakrament beducht zyn, of beletten dat men den geenen de laatste Communie niet toereike, die een geduurige kuch hebben, of die de Hostie niet doorzwelgen noch verteeren konnen. Wanneer dit laatste Kerkrecht naar eenigeGa naar margenoot+ plaats moet gebragt worden, dient men zorge te draagen, dat de Kamer van den zieke die het ontfangen zal wel gezuivert zy, en alle de plaatsen van 't Huis waardoor men met het Sakrament passeeren moet. Men moet zelfs deeze plaatsen met welriekende bloemen en kruiden bestrooyen. Het H: Sakrament moet op een wel gedekte tafel geplaatst worden, alwaar men mede twee Kandelaars met ontsteeken Waschkaerssen zet, insgelyks een glas, eenig vaatwerk met water of wyn om des Priesters vingeren te zuiveren; en eenig schoon lywaat om voor den Zieke te leggen. Indien het Sakrament opentlyk gedraagen word, gelyk gemeenlyk in de Roomsch Catholyke Landen geschied, laat de Kerspelpriester met het klokje schellen, om de bewoonders van de Kerspelbuurt daar door te doen weeten, dat zy het H: Sakrament met waschkaerssen en toortsen verzellen; dat zy het Verhemelzel draagen, of dat ze andere uitwendige teekenen van hunne achting en Godtvruchtigheit bewyzen. Wanneer de Gelovigen vergadert zyn, wast de Priester zyne handen, gelyk de gemeene gewoonte voor de Bediening der geheimenissen is, en in de Plechtigheden wanneer hy zegenen en inwyen moet. Hy trekt zyn Koorkleedt aan, verziet zich van de Stool en 't Pluviaal, gaat verzelt of van andere Priesteren of eenige Klerken gevolgt, naar 't Autaar, knielt en bidt, en vervolgens weder opstaande, neemt hy een witte Sluier die hy om den hals slaat, spreid de Altaardoek over 't Autaar, opent het Tabernakel, knielt andermaal en neigt om de Ciborie op te neemen, die hy op den Altaardoek zet, doet een derde neiging om die te ontdekken, en wanneer hy de gesteltheit der Hostiën heeft bezien, dekt hy de Ciborie met zyn klein overdekzel en vat die met beide de overdekte handen door de slippen van de witte Sluier die hy om den hals heeft. Vervolgens plaatst hy zich onder het Verhemelzel: een Klerk de ontsteeken lantaern draagende, gaat vooruit; twee andere Klerken, waar van de eene met het Wywater, de Autaardoeken, en Handtdoeken belaaden is, terwyl de andere het Kerkgewoonte-Boek draagt, en de Schel heeftGa naar voetnoot(d), volgen hier op. Daar- | |
[pagina t.o. 71]
| |
No 46.
La CONFESSION.
B. Picart sculp. dir. 1724.
EXTREME ONCTION. | |
[pagina 71]
| |
na komen de Toortsdragers, waarop de Priester onder het Verhemelzel volgt, draagende het H: Sakrament voor de borst. Indien de Geestelykheit dit Sakrament naar een afgelegen plaats brengen moet, legt men de Hostie in een kleine zilvere bus, die men in een Stoffe zak steekt, en deeze zak aan den hals hangt, rustende op des Priesters borst, en zodanig dat het H: Sakrament niet beweegen noch vallen kan. Ga naar margenoot+ De Priester in de Kamer van den Zieke komende, wenscht de Huisgenoten den Vrede, en tot aan de tafel gekomen, spreid men 'er den Altaardoek over om 'er de Ciborie op te zetten. Vervolgens aanbidt hy het H: Sakrament, gelyk ook alle, die in de kamer zyn, doen: hy besprengt de Zieke en zelfs de kamer, terwyl de Antiennen gezongen, en eenige Psalmverzen en Gebeden met deeze handeling overeenkomende, worden opgezegt. Na deeze verrichting ontdekt de Priester de Ciborie, neemt een Hostie tusschen den duim en voorsten vinger van de rechter handt, houdende die een weinig boven den Kelk, en neemende de Ciborie in de linker handt, keert hy zich om, en nadert den Zieke om hem de Communie toe te reiken. Ga naar margenoot+ Na de Communie zet de Priester de Ciborie weder op de tafel, teffens zich neigende: vervolgens wryft hy de vingers aan den rand van den kelk, overzulks met het vatten van de Hostie eenig gedeelte aan de zelve mogte gekleeft hebben, in de kelk valle. Daarna sluit hy de Ciborie en dekt die met de kleine Sluier, buigende andermaal zyne kniën; hy wast dan mede de vingers waarmede hy de Hostie gevat heeft, in een bekken met water en wyn, en deeze die by den Zieke zyn, staan hem in deeze Afwassing ten dienst. Deeze Godtvruchtige handeling door gebeden en vermaaningen volbragt zynde, keert de Priester, indien 'er eenige Hostiën in de Ciborie overig zyn, na de gegeeven Zegening over den Zieke, weder naar de Kerk nevens de Gelovigen die hem by den geenen verzelt hebben, die dit laatste Kerkrecht ontfangen heeft. In de Kerk gekomen, verkondigt hy hen de Aflaten door den Paus en den Bisschop verleent, en geeft hun den Zegen, maar, indien 'er geene Hostie in de Ciborie overgebleeven is, keert de Priester zonder eenige Ceremonie wederom, na de gebeden te hebben gezegt die op de Communie van den Zieke volgen. Indien de Zieke zieltoogende is,Ga naar voetnoot(a) gaat de Priester alle de gewoone gebeden enz. voorby, en geeft hem alleen het laatste Olyzel,Ga naar voetnoot* niet dan twee of drie woorden gebruikende. De Priester, aan wien men het laatste Kerkrecht geeft, moet zyn Koorkleedt aanhebben, en daar over een witte Stool op de borst gekruist. Reeds hebben we het gebruik aangemerkt, 't welk de aloude Gelovigen van de Eucharistie maakten, wanneer de doodt naakende was; overzulks zal geene Sekte van 't Christendom de Oudheit van 't Viatique of laatste Kerkrecht betwisten konnen. Indien de Priester genoodzaakt is ditGa naar margenoot+ Sakrament te bedienen by iemandt van de Pest besmet, plaast hy zich negen of tien treeden van de plaats alwaar de Pestzieke is, en zelfs boven den windt. In deezen afstant zich bevindende, wind hy de Gewyde Hostie in een andere die ongewyt is, en na dit te samen in een bladt papier gewonden te hebben, legt hy 't ter aarde in een bequaamen afstant van de plaats, en dekt dit papier met een steen, om verzeekert te zyn dat 'er de windt geen ongeval aan toebrengen kan. De Priester hier op vertrekkende, komt de Pestzieke, of iemandt die hem dient, de Hostie opneemen, nadat deeze Priester verklaart heeft, welke de Gewyde Hostie is. Vervolgens doet de Priester de Gebeden en Ceremoniën die men voor en na de Communie van Pestziektens is gewoon. |
|