XIII. Hoofdtstuk.
Van de Zegening van 't Nieuw Vuur,
Ga naar margenoot+ De plaats alwaar het Nieuw-vuur plechtelyk gezegent word, moet met bloemen bestrooit zyn. Op de Kanoniale uuren moet men het oude vuur uitdooven: maar aldanGa naar voetnoot(a) moet een Akolyt het nieuwe buiten de KerkGa naar voetnoot(b) aansteeken.
De Dienstdoende Priester of BisschopGa naar voetnoot(c), met alle zyne Plechtgewaaden versiert, en van de Bedienaren van 't Autaar, nevens de Geestelykheit verzelt, treed na het Kanoniale uur in Processie buiten de Kerk, en begeeft zich ter plaatse alwaar de Zegening van 't vuur moet worden gedaan. De kruik met het gezegent water word 'er plechtelyk gebragt; als ook het Wierookvat, insgelyks het Manupel van den Onderdiaken en 't Misboek, 't welk in 't violet is: de Onderdiaken gaat alleen met het Kruis, door de Geestelykheit gevolgt. Nadat een ieder zynen rang genomen heeft, ontdekt den Celebrant zyn hoofdt, en zegt:Ga naar voetnoot(d) de Heere zy met u enz. volgens gemeen gebruik; daar na zegt hy een gebedtGa naar voetnoot(e), en ter halverwege gekomen, maakt hy het teken van 't Kruis over het vuur.Ga naar voetnoot* Hy zegent mede de vyf grynen Wierook die een Akolyt in een bekken voor zyn borst houd. Ondertusschen legt de Wierookvatdrager eenige gezegende houtskolen in 't Wierookvat, de Celebrant doet 'er iet van den Wierook by en zegent die. Een Diaken bied hem de Wyquast aan, die kussende. De Bisschop besprengt dan driewerf het vuur met Wywater om het te zegenen, en zegt in 't besprengen:Ga naar voetnoot(f) Asperges me Domine &c. hy bewierookt driemaal dit gewyde vuur met diergelyke Plechtigheden. Alsdan neemt een Akolyt, of de Sakristyn een kleine kaers en ontsteekt die by 't nieuwe vuur.
Men vervoegt zich in Processie naar de plaats der Ceremonie, en keert eveneens weder;Ga naar voetnoot(g) maar de Diaken legt te vooren alle zyne violette gewaaden af, daar in tegendeel de Onder-Diaken een Manipul van deeze kleur aandoet; en zich de Diaken in 't wit steekt. Wy zullen hier de Orde van de Processie niet weder ophaalen; alles 't welk iets byzonders verzelt, is, dat de Diaken met het Riet voortgaat, waarvan wy de beschryving hebben gedaan, en de Onder-Diaken met een kleine kaers die in een lantaern besloten is. De Processie staat in den ingang van de Kerk stil, de Diaken kust dan het Riet, en de Akolyt steekt een der kaerssen van 't Riet met zyn kleine kaers op. Alle knielen zy; de Diaken heft het Riet