Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 382]
| |
XIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 383]
| |
duurende de voorttogt zyn twee Wierookvatdragers bezich met wierooken. Wanneer men met de Reliquiën in de Kerk gekomen is, moet men het Te Deum zingen; men plaatst dan de zelven op het Autaar om door 't volk ge-eert te worden. Voor dat men die wegsluit, geeft 'er den Bisschop zynen zegen over. Men stelt eenige gebeden haar ter eere in, en men laat voor de plaats alwaar ze rusten een lamp nacht en dag branden. De Reliquiën der HeiligenGa naar voetnoot(a) mogen door geene leeken gedraagen worden, onder voorwendzel van eenige Broederschap. De overdragt der Beelden geschied gelyk die van de Reliquiën. Ga naar margenoot+ Over de wonderdaadige werken der Reliquiën, zullen we ons niet uitbreiden, want dit zou byna onuitputtelyk zyn. Wy zullen alleen van 't bloedt der Martelaaren spreeken, 't welk op verscheiden plaatsen van 't Christendom bewaard word. Rome vooral en Italië mogen roemen op die onderwerp veelvuldig aldaar te vinden; en niet te verwonderen is 't vermits de vervolgingen die de eerste Christenen onder de tiranny van 't Heidendom geleeden hebben. De grondt van Rome is t'eenemaal doorweekt van 't bloedt der gelovigen. Deeze stadt, zegt een zeker schryverGa naar voetnoot(b) heeft het zoo gulzig gedronken, dat ze daar van dronken geworden is. Hy voegt 'er by, dat de Paus van deeze gewyde aarde aan de vreemdelingen geschenken doet; willende dus aan de Godtvruchtige begeertens der gelovigen voldoen, die te Rome door Godtvruchtige beweegredenen gekomen zyn, en niet weder naar hun landt vertrekken willen, zonder de Heilzaame merktekenen hunner gedaane reize mede te brengen. Dit Heilig Overblyfzel meent men ten minsten een gedeelte der eigenschappen te bezitten die de Heiligen altoos mededeelen, wanneer men ze aanraakt; en dit is 't geen wy door een mirakel bewyzen zullen, uit den aangehaalden Schryver getrokken.Ga naar margenoot+ Een Poolsch Afgezant zocht vieriglyk by Paus Pius den V. aan, hem een H. Overblyfzel te vergunnen: 't zy dat de H. Vader den Polen zyne Schatkamer niet wilde openen, of dat hy geloofde dat een weinig by een geraapte aarde van de vloer alzoo veel kracht had, als eenig afgescheiden gebeente eens lichaams van den Heilige, nam hy zynen neusdoek, leide 'er een weinig van de Roomsche aarde in, en die vervolgens toeknoopende, gaf hy den Afgezant dit geschenk, die meende dat de Paus met hem den spot dreef. Echter opende de Afgezant op zynen wederkomst in zyn Hof den neusdoek, en scheen de daarin zynde stoffe te willen wegwerpen; maar hy bevond dat de aarde en den neusdoek byde doortrokken van bloedt waren, en dit was het Bloedt der Martelaren.Ga naar margenoot+ Het Bloedt der Martelaren heeft een meenigte van Mirakelen gedaan. De aangehaalde Schryver verhaalt 'er veelerlei soorten van; werwaarts wy den Lezer wyzen. Wat de wonderdaadige manier aangaat ‘waarvan men ten allen tyden, zoo hy zegt, gezien heeft, dat het Bloedt der Martelaren vloeibaar geworden, de vroome Zielen zich vleijen, dat Godt deeze voldoening den gelovigen voor hunne vertroosting en vergelding hunner Godtvruchtigheit heeft willen geeven.’ Men heeft nu, en voornamentlyk in Italië, veele deezer ongemeene vloeibaarmakingen.Ga naar voetnoot(c) Op den dag van't Feest van St. Eustacius, ziet men te Rome het Bloedt van dien Heilig kooken. Het Bloedt van St. Jan den Dooper werkt niet min te Napels uit, en zelfs in drie verscheiden Kerken. Het betreftGa naar voetnoot(d) voornamentlyk de eere van Jesus Christus, het schynt noch andermaal de komst van den Zaligmaker te willen verkondigen. In de zelve stadt wykt het Bloedt van St. Bartholomeus geenzins voor dat van St. Jan den Dooper, noch ook niet voor het Bloedt van St. Stephanus, 't welk niet nalaat te vloeijen op den dag als men de vinding van 't lichaam van dien Heilig viert. Eenige ongelovigen meenen dat al deeze vloeibaarmakingen meer bedriegery dan een mirakel is; en wy zouden het insgelyks gelooven, indien wy niet overtuigt waren door oneindige voorbeelden, en van 't goedt vertrouwen der Pristeren Geestelyken van dit landt. Wy zullen 'er een van voorstellen die dit t'eenemaal bewyst. Op den agttienden September stelt menGa naar margenoot+ te Napels den gelovigen het Hoofdt en 't Bloedt van den Heiligen Januarius, Beschermheilig van de stadt, plechtelyk ten toon. Men doet 'er mede een plechtelyken OmgangGa naar voetnoot(e) ter eere van dien Heilig, | |
[pagina 384]
| |
waarin men met prachtstatie het Hoofdt en 't Bloedt van den Martelaar omdraagt. Men draagt deeze twee Reliquiën onderling te gemoet: zoo draa zy elkander genadert zyn, ziet men 't bloedt vloeibaar worden, kooken, en tracht de boorden van 't glaze vat waarin het bewaart word, over te bruizen. Men kan jaarlyks op dit mirakel staat maaken; want het bedriegt nooit de verwachting der volkeren, die altoos in staat zyn, getuigenisse der waarheit van de daadt te geeven. Wy zullen van de vloeibaarheit van 't Bloedt van St. Vit niets meldenGa naar voetnoot(a) zodanig als men in een Abdy van 't Bisdom van Tarante ziet, noch deeze van 't Bloedt van St. Pantaleon, van Sta. Ursul, van St. Laurens en veele anderen. Wy gaan ook met voordacht veele Overvoeringen voorby, alwaar de Reliquiën zich eertyds door mirakelen hebben berucht gemaakt; insgelyks veele wonderbaare geneezingen, zeldzaame uitwerkzelen, en uitneemende verlossingen haar toegeschreeven. Mogelyk zal men geloven, dat men niets diergelyks in onze dagen ziet: het ongeloof spot tegenwoordig met het goedvertrouwen onzer Voorvaderen. Wy echter wyzen het naar de Kerkelyke Handvesten. Men zal 'er zien dat den arm der Heiligen niet is ververkort. In 't Jaar 1672.Ga naar voetnoot(b) deedt Rome in de onderaardsche Begraafplaatsen een opgraaving van vier hondert agt en twintig Heiligen, meerendeels naamloos en onbekent: maar zy hebben niet te min veele Reliquiën uitgelevert. Noch was 'er een andere opgraaving voor deeze gedaan. |
|