Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 374]
| |
gens na dat de Mis gezongen is, draagt men de Reliquikas van Sta. Geertruid naar de Wester ingang van de Kerk der Bagynen of Geestelyke dochters. Men zet die op een wagen met tafereelen versiert, zinnebeelden en byspreuken behelzende, die de gaauste vernuften van de stadt, op het geestigste, als hun mogelyk is ter eere van de Patronesse der plaats trachten voort te brengen. De wagen word van zes paerden prachtig opgetooit, getrokken: maar eer de overdragt van deeze Heilige begint, moet men deeze plechtigheit in acht neemen. Terwyl men met het optooyen der Paerden die de wagen trekken moeten, bezig is, stelt men de Reliquikas van Sta. Geertruid onder de bewaaring van de Kloostervoogdesse der gemelde Geestelyke Dochters van Nivelle, een Mevrouw die teffens Waereldlyk en Geestelyk is. De Stads-Overheit ontfangt van de Kloostervoogdesse, deeze Hemelsche schat, na dat men te vooren om de eer verzocht heeft, van die plechtelyk in Processie te draagen. Als dan maakt men een aanvang van den Omdragt in de volgende orde. Drie benden Burgers verzellen de Triomfwagen van de Heilige. Aan 't hoofdt van de Processie, gaan de jongens van St. Franciskus met het kruis in gewaadt van Geestelyke krygslui, en met hunne Monnikskappen op; insgelyks de Willemiten, Zangers, Kanoniken en Kanonikessen van Sta. Geertruid. De Kloostervoogdesse volgt met eenige oude Kanonikessen, in 't wit gekleedt in een karos. Geduurende den voortogt zingt men de lofzangen van de Heilige, en wanneer men voor de Bergstraat gekomen is, heft men het Veni Creator op, 't welk door een Koorzang beantwoordt word. Dit Muzyk geëindigt zynde, komt van allerwegen een byna ontallyke meenigte volks toegeschooten, zoo wel burgers als vreemdelingen, om zich by de Processie te voegen. De Godtsdienstigsten door de schaare gedrongen, komen blootvoets hulpe van deze Heilige te smeeken. Een ieder tracht de eerste gunst te verwerven; allen vleyen zy zich die verworven te hebben, en ongetwyffelt is het 'er mede gelegen, 't geen de Schriftuur het Koningryk der Hemelen te overweldigen noemt. De Overheden, Edelen en de voornaamste der Stadt verschynen te Paerdt in de Processie. Men hervat verder het gezang: men zingt den Lofzang van de Drieenigheit enz. Na een kleine voortgang ontmoet men een andere bende van gelovigen. Dit is de Processie van Sta. Barbera. Den omgang van Nivelle, dus voortgaande zingt men de Lofzangen en antwoorden ter eere van de Maagdt, van St. Michiel en alle de Engelen. Dus zingende komt men voor de Kapel van Sta. Anna, alwaar men de zeven Boet-Psalmen en de Litaniën begint, waarmede men vervolgt te zingen, tot dat men voor de lieve Vrouw van zeven Smerten gekomen is, en alhier houd men halte, tot dat de Godtsdienstelingen zich wat verfrist hebben. Het teken van den optogt gegeeven, hervat men weder den rang, welke voorttogt noch ten minsten twee uuren duurde, en in alles vyf uuren geduurt had. Alsdan werd de Reliquikas van de Heilige met alle vereischte plechtigheit weder aan de Kloostervoogdesse overgelevert. Men doet noch een Omgang rondom de Kerk, waarin men eindelyk gaat om het Te Deum te zingen. Waarna de Kloostervoogdes de Reliquikas aan haar vertrouwd, wederom aan 't Kapittel overleevert. Geduurende den agtdaagschen dienst van St. Michiel moeten de Kanonikessen by dag en nacht den dienst voor de Reliquiën van Sta. Geertruid doen: Maar op den negenden dag zet men die weder op haare plaats. Zes Kanoniken met witte Stolen aangedaan, oeffenen deeze plechtigheit. Men vertoont, noch doet geen omdragt met deeze dierbaare deelen, waarin eertyds eene zuivre Ziel gehuisvest was, dan by de hoogste noodzaakelykheit. Onze Schryver merkt aan, dat diergelyke Processiën dikmaals de vertoornde Goddelykheit bevreedigt hebben. Waarlyk is 'er wel iets waardiger voor de Opper-Majesteit dan zodanig een optogt van een tallooze bende van Godtsdienstelingen, die de oogen op de Reliquikas van een Gelukzalige werpen, en met een Heilig gedult verwachten dat de genade Godts uit dit geheiligt lichaam voortvloeijende, zich over hun als een Zaligmakende balzem uitbreide? Den volgenden dag van Pinxter doet de Broederschap van Sta. Geertruid ter eere van de Patronesse een andere Processie, waar van wy iets wegens haare byzonderheit zeggen moeten. De voortogt word door een wel gemonteerde Ruiter geopent, die een schoone dochter achterop gezeten heeft, Godtsdienstig gekleedt, en die Sta. Geertruid verbeeldt. Een gezwinde Duivel en poetzemaker doet eenige krommesprongen voor de gewaande Heilige, en telkens zyn best om haare deftige staatigheit van 't stuk te brengen. Na haar vertoonen zich de jonge Dochters, die het afbeeldzel van de Heilige Maagdt draagen; deeze worden van de Voetboogschutters van Sta. Catharina ge- | |
[pagina 375]
| |
volgt, gelyk ook verscheiden Ordens doen. Ga naar margenoot+ Onder een groot getal Spaansche Processiën, is die der Disciplinanten, die op den Heiligen VrydagGa naar voetnoot(a) word gedaan, een der aanmerkelyste. Zy geeft volmaaktelyk den aardt dier Landaardt te kennen, die natuurlyk tot een hoogmoedige Godtvruchtigheit geneegen is, zichGa naar voetnoot(b) vernoegende in 't geen een schyn van Godtsdienstigheit heeft. Alle de Geestelyke Ordens, al de Gerechs-handhavers van Madrit, al de Ambachts Overluiden, en zelfs de Toneel-speelders die de Kerk nochtans als verachtelyke menschen aanziet, zyn verplicht om die by te woonon. Ga naar margenoot+ De Koning laat 'er zich dikmaals mede van 't gansche Hof verzelt, vinden. Ieder Heer word door zyn lyfknecht een toorts draagende, gevolgt. De toestel van de plechtigheit is waarlyk zeer treurig: De Lyfwacht van zyn Catholyke Majesteit doet den optogt met de Wapenen in den rouw. Gemaskerde mannen insgelyks in den rouw, speelen op verscheiden speeltuigen. De Trommelslagers in 't zwart gekleedt, slaan een treurigen tromslag, om de doodt van 's menschen Heilandt te verkondigen en de beklaaglyke toon der trompetten wekt de smart der Boetelingen op; de Bannieren en 't kruis met floers bekleed, veroorzaaken gezamentlyk een treurig uitwerkzel op het Godtvruchtig hart: maar niets verwekt meer de Godtsdienstigheit, dan de zwaare werktuigen, dienende tot toneelsieraaden van 's Heilandts lyden; zy worden in de Processie gesleept, om ze vervolgens op de Toneelen op te rechten, uitdrukkelyk met dat voorneemen, om 'er de natuurlyke doodt van den Zaligmaaker te verbeelden. Men speelt 'er een soort van Godsvruchtig Treurspel, in verscheiden bedryven verdeelt, en geduurende de vertooning van 't spel, weent men, zucht men en klopt zich op de borst. Al de Boetelingen van Madrit hebben deel aan deeze Processie.Ga naar voetnoot(c) ‘Zy draagen een hooge bonnet met linnen overtrokken ter hoogte van drie voeten en van gedaante als een zuikerbroodt, waar van een stuk lywaat afhangt, 't welk van vooren hun gezicht bedekt. Daar zyn 'er die deeze Godtvruchtige oeffening voor een waar beweegmiddel van Godtsdienstigheit neemen: maar andere wederom doen dit niet alleen dan om aan hunne minnaressen te behaagen, zynde dit een nieuwe soort van liefkozery, aan andere volkeren onbekent. Deeze Boetelingen hebben witte handtsschoenen en schoenen aan, enGa naar voetnoot(d) een kamizool wier mouwen met linten aangebonden zyn; zy draagen een lint aan hunne bonnnet of aan hun tugtzweep van verwe die het meest hunne minnararessen behaagt.Ga naar voetnoot(e) Zy geesselen zich naar maat en regels, met een tuchtrede van koordtjes, waar aan men aan 't eind kleine wasse bolletjes hecht, verzien van gespitst glas. Wie zich het moedigste en het behendigste geesselt word voor den dappersten aangezien. Wanneer zy een welgemaakte Dame ontmoeten, weeten zy zichGa naar voetnoot(f) zoo behendiglyk te geesselen, dat zy hun bloedt over haar doen sproeijen: en dit is een eer waar voor zy den Tuchteling niet nalaaten te bedanken. Wanneer een Boeteling voor 't huis van zyne Minnares gekomen is, alsdan verdubbelt hy te heviger de slagen, zulks hy rug en schouderen openreyt. De Juffer, die hem van haar balkon te zien krygt, en weet met welk een meening hy dit doet, is hem te gunstiger, en verzuimt niet hier van goede reekening te houden. Deeze die zich dus gedraagen, zyn verplicht van 'er jaarlyks te komen, of by verzuim zou haar eene ziekte bevangen; en dit is niet alleen 't gemeene volk of ook de Burgers die dit uitvoeren: maar 't zyn mede persoonen van een grooten staat - - - - Men ziet by zodanig een gelegenheit te Sevilje wel zeven of agt hondert Tuchtelingen teffens, en deeze hebben den roem van zich strengelyker als die van Madrit te geesselen. | |
[pagina 376]
| |
De BoetelingenGa naar voetnoot(a) van de Processie weder t'huis gekomen, vinden 'er een deftige maaltydt, byaldien het niet op een der plechtelykste dagen van de Heilige Week zy:Ga naar margenoot+ ‘maar na een zoo goed werk afgelegt te hebben, gelooven ze dat het hun gedoogt zy zich een weing smart aan te doen. Eerlang laat zich den Tuchteling eenigen tydt de schouders met sponssen in zout en azyn gedoopt wyrven, om het uitsypelend bloedt te stempen.’ Vervolgens gaat hy aan de tafel zitten en vermaakt zich met zyne vrienden. Deeze ProcessieGa naar voetnoot(b) word des namiddags ten vier uuren begonnen, en eindigt naaulyks ten agt uuren 's avonds. De Processie van 't H. Sakrament, zodanig die in Spanje geschied, heeft mede veele byzonderheden. Zy bestaatGa naar voetnoot(c) uit alle de Kerspel-Kerken en Geestelyken, die, gelyk bekent is, zeer talryk en zeer vermogende in Spanje zyn. De straaten worden met de kostelykste tapyten verzien, waar door de Processie den weg neemt. Al de bordessen zyn ongetraaliet en insgelyks met tapyten behangen. Men spant tykdoek van de eene ter andere zyde van de straat om te beletten, dat de hitte der zonne den gelovigen niet te lastig zy, en men bevogtigt het met water om te frisser lucht te hebben; ook zyn de straaten met zant bestrooit, bewatert, en met veele bloemen bezaait. De rustplaatsen zyn groot en met de uitterste pracht versiert. Men draagt het H. Sakrament onder een kostelyk Verhemelzel. De Koning en zyn gansch Hof woonen de Processie by; de Raden en Rechters insgelyks: maar zonder orde van voorrang, en ieder met een Waschkaers in hande. Zyne Majesteit volgt onmiddelyk het Hoogwaardige, en gaat gelyk zyne Onderdaanen, met een Waschkaers gewapent. Men rust van tydt tot tydt volgens het bestemde gebruik in de Processiën Geduurende de voorttogt van 't Hoogwaardige en al den Godtsdienstigen nasleep, ziet men de Dames op de balkonnen in zomergewaadt, nieusgieriger en gevoeliger mogelyk over de verdienste van een wel uitgerusten Boeteling, dan naar de Godtsdienstigheit van 't gebruik, 't welk ze nochtans met haar hart trachten te doen paaren. Zy zyn 'er van bloemen verzien, die zy over de Processie uitstrooijen, en van flessen met reukmiddelen, die men over de afgevaerdigde van de strydende Kerke uitstort, gelyk het Wywater de heimelyke laagen des Duivels weerstaat, terwyl hem de geurige wateren deezer schoone Sexe besproeyen. De Poetsemakers zyn mede onder deezeGa naar margenoot+ Godtvruchtigen vermengt, danssen ter zyden het Hoogwaardige, en bedryven ontallyke looze streeken geduurende de Voorttogt. Deeze Grillemakers, die meest uit Biskayers bestaan, zyn van een verwonderende gezwindheit: maar 't geen noch meer te verwonderen is, bestaat hier in, hoe de Spaansche deftigheit met een zoo verschillende gesteltheit kan overeenkomen. De Processie duurt eenige uuren, en 't is somtyds wel twee uuren na den middag voor dat ze geëindigt zy. Dit geschied zynde, houden de gelovigen het middagmaal om vervolgens zich weder in de Autos Sacramentales te laaten vinden. Deeze Autos zyn een soort van Godtvruchtige kluchtspelenGa naar voetnoot(d), die by den helderen dag ter eere van 't H: Sakrament gespeelt worden, alhoewel by het toortslicht en midden op de straat. De Autos duuren een maandt en maaken het besluit van de Godtsdienstigheit van 't H: Sakrament. De Processie van 't H: Sakrament opGa naar margenoot+ Sakramentsdag word ernstiglyker te Genua volbragt. Men behangt 'er gelyk in Vrankryk de straaten en huizen met tapyten; men bestrooit 'er de wegen met groente, en de Juffrouwen strooijen bloemen en reukwerken op 't hoofdt der geenen die de eer hebben het Hoogwaardige te volgen: maar de hoffelykheit is 'er met geene boertery vermengt, en men wyst 'er de Godtsdienstige boerteryen wysselyk van de handt, 't welk men te Milaan, zoo men de Reizigers gelooven mag, noch driftiglyk beyvert, en waar by menGa naar voetnoot(e) verzekert, dat drie een weinig vooraf geoeffent word, om Christelyker op het Feest te schynen. | |
[pagina 377]
| |
Ga naar margenoot+ De Processie van de Roozekrans van maakzel der Vaderen Dominikanen te Venetië, is zeer aanmerkelyk. Tot een gevolg van 't Kruis ziet men 'er een groot getal van kleine Engeltjes en Heiligjes, bestaande uit de schoonste en welgemaakste jonge kinderen van beiderlei Sexe. Een deezer meisjes verbeeldt Sta. Apollonia, een ander Sta. Lucia, en noch een ander Sta. Agnes: met een woordt, het zyn vernuftige Copyen der Burgeressen van 't Paradys. De gewaande Heiligen, worden door eenige kleine zwarte Duiveltjes verzelt, van staerten, horens en klaauwen verzien; niets ontbreekt hen dan te konnen uitvoeren, 't geen zy verbeelden. Zy bedryven allerlei kromme sprongen, en maaken voor de Heiligen belachelyke kuuren, om zoo 't mogelyk was deeze Zalige Jeugdt van haar Godtvruchtig bedryf af te trekken; maar zy behouden echter haar vereischte deftigheit, dekkende zich met het schildt van een ontleende Heiligheit, en geloovende zich mogelyk gewapent te zyn met alle Zaligmaakende Wapenen, verachtenze alle de kunststreeken der Duivelen. Te meer men arbeidt om haar van de Godtsdienstigheit af te trekken, te minder zy acht op de gevaarlyke boerteryen geeven die de Hel voortbrengt, om haar hier van af te leiden; boerteryen waarin niet dan de gemeene gelovigen van de Processie zich gesticht vinden. Sta: Catharina van Siënna woont met een kindt aan haare zyde deeze oeffening by. Het verbeeldt een kleine JesusGa naar voetnoot(a) houdende in de eene handt een bezem, en in de andere een blaasbalg. Na deeze Heilige Dochters vertoont zich een sleep van Godtvruchtige Vrouwen, uit de schoonste verkooren, om verscheiden Heiligen van 't Oude Testament te verbeelden. De Muzyk vermengt zich dan met deezen stoet: de CastratenGa naar voetnoot* zingen Lofzangen en andere Zangstukken. Een Heilige Maagdt prachtig uitgedost en bekleedt met Koninglyke versierzelen, volgt op deeze Godtvruchtige Matroonen. Zy heeft een ongemeene groote Roozekrans in de handt, waarvan de kraalen en graanen het allergrootste slag zyn. Men zegt dat de Heilige Maagdt geduurende haar leven een byzondere achting voor de Godtvruchtigheit van de Roozekrans heeft gehad: ten minsten wenden dit de Dominikanen voor. De jonge Dochter die de Heilige Maagdt verbeeldt word in een rosbaar gedraagen. Op een weinig Afstant van haar, draagt men een Houte Lieve Vrouw, waarvan de Dominikanen ongemeen veel werks maaken. Het volk verootmoedigt zich en werpt zich op de kniën, met een ongemeenen yver rondom dit wonderwerkend beeldt; zich inbeeldende dat men door dit middel een overvloedigen Oogst van Zegeningen vergaderen zal. De Dominikanen met hunne Roozekranssen gewaapent omringen de Lieve Vrouw. Christenen van een dikhuidigen en byzonderenGa naar margenoot+ smaak vergenoegen zich niet met deeze plechtiglyke Omdragten te verzellen, alwaar de Heiligen van den staat van ootmoedigheit berooft worden, die zy verkooren hadden, om zich op Aarde voor Godt aangenaam te maaken; maar hoe 't ook zy, deeze soorten van oeffeningen worden by Persoonen voor uitneemende aangezien, wanner het bygeloof en de driften geduurig dit beweeren: een twist altoos voordeelig aan de Bestierders van de Strydende Kerke. Wat de verborgenhedenGa naar voetnoot(b) der Processiën, aangaat, zullen wy hun overlaaten te doorzoeken, naardien het een geheim voor niemandt anders dan voor hun is. Wy zullen hier in geen breeder verhaal over de stoffe der Processiën treeden. In vervolg van dit werk, zullen we twee of drie anderen beschryven, waarvan het minste 't geen 'er van gezegt kan worden, zeer ongemeen den Lezer voorkomen zal. De Processien zyn van een Heidenschen oorsprong.Ga naar margenoot+ Men voerde ze eertyds zeer plechtelyk ter eere van de valsche Goden uit. Over dit onderwerp kan men Polydorus Virgilius naslaan: maar om echter den Lezer te voldoen, zullenwe hem een Heidensche Processie beschryven, zodanig die Apuleus ons in 't XI. Boek van zyne Herscheping opdist. Het behelst dan een Processie ter eere van Diana. Men zag 'er eerstelyk eenige manschap ten oorlog uitgerust, en andere als Jagers met jagtmessen en zwynsprieten gewapent. Vervolgens zag men 'er in Vrouwe kleederen vermomt, met getrensde hairen, en van 't hoofdt tot de voeten deftig in den dos, versiert met alle bedenkelyke Juffers Sieraden. De eene verbeelde de Overigheit, de andere een Philosoof. Men droeg op een rosbaar ter eere van de Woud-Godin een getemde Beer, als een levendig zinnnebeeldt van de jagt, waarin Diana haar gezag by de Heidenen voerde. ---- Dusdanig waren dan de | |
[pagina 378]
| |
voorafgaande voorwerpen van de Processie; waar na de Godtvruchtige Vrouwen in 't wit gekleedt volgden, met bloemen bekranst: zy strooiden 'er van langs de wegen, alwaar de doodelyk kleedaadjes van eenige Goden en 't Afbeedzel van de Godin passeeren moesten. --- De gewyde Stoet, die deeze bloemen vertraden, bewierookten mede de straaten met een kostelyken balzem, die geduurende de voorttogt by druppelen droop. Een groot getal van Godtvruchtelingen van wederzyds Sexe volgde deeze Matroonen met toortsen in de handt. De Muzyk werd 'er niet vergeeten, en de Koorstemmen van Kinderen vermengden zich aangenaam met de t'zamenstemmende speeltuigen, om de Goden lof te zingen. Na dit Koor volgden die geenen die zich tot de Godtvruchtigheit overgaven. --- De Priesters die hen volgden, droegen veele gewyde dingen tot den Godtsdienst in gebruik; waar na men de Goden Anubis, Mercurius, Serapis enz. zag te voorschyn komen, verwaardigende met hunne Aanbidders te vermengen onder de gedaante die met hun karakter en bedryf overeen quam. Men verzuimde mede niet in deeze Processie zekere verborgenheden te draagen, die een gedeelte van 't wezentlykste, en 't kostelykste of dierbaarste van den Godtsdienst uitmaakten. Deeze dingen waren in een koffertje gesloten, door een Bedienaar der Goden gedraagen, en met zodanig een statigheit die vereischte des volks gemoedt in te neemen, en om den Godtvruchtigen een blindt geloof in te drukken. Ga naar margenoot+ De Processiën waren mede by de aloude JoodenGa naar voetnoot(a) in gebruik. Men meent dat ze onder de regeering van Konstantyn den Grooten in 't Christendom ingevoert wierden. Het gebruik van Waschkaerssen had reeds standt genomen: maar men bezigde de zelve in de Processiën niet, dan lang daar na. Ga naar margenoot+ De Mystagogisten verzeekeren onsGa naar voetnoot(b) dat de Processiën den Christenen de verscheiden Reistogten van Jesus Christus doen erinneren, voor onze Zaligheit gedaan, en het Christelyk leven 't geen wy op aarde te lyden schuldig zyn. Wy gelooven nochtans dat de Christenen, die 'er het gebruik van in de eerste eeuwen der Kerke invoerden deeze aanmerking hier over niet hebben gemaakt; maar dat zy alleenlyk het Heidendom in hunne Plechtigheden moesten navolgen, die veel luister aan den Godtsdienst gaf, en dat de Jooden zelfs geen zwaarigheit maakten van die aan te neemen. Daar en boven is 't genoeg te begrypen, hoe de Christenen in 't midden der Heidenen leevende, hun allenks veele gebruikelykheden ontleent hebben, die zy geloofden aan hunnen Godtsdienst zonder benadeeling te mogen toeëigenen. Het Kruis 't welk men voor de Processie draagt; leert ons dat de gelovigen Jesus Christus altoos moeten voor oogen hebben, en, het Beeldt van den Heilig, gedraagen, dat zy verplicht zyn hunne Heilige Voorgangers na te volgen, die navolgers van den Zaligmaker zyn geweest. Het volk 't welk na de Priesters en de Geestelykheit volgt, dient om den gelovigen te onderwyzen, dat zy zich op hunne leeringen moeten vertrouwen, en hen blindelings opvolgen op den weg, die zy hun toonen, om tot de Zaligheit te geraaken. Wat de manier van de Processiën by te woonen aangaat, de Geestelyken moeten niet dan hunne gedachten over de verborgenheden latten gaan, en wanneer dit niet geschied, steekt 'er mogelyk geen quaadt in om het Godtsdienstiglyk te onderstellen. Zy moeten 'er mede geene tydelyke voordeelen in beoogen, zodanig als de voordeelen van een Kerspelkerk konden zyn, of van een Klooster, door een begeerte van eenige byzondere Godtvruchtigheit in te voeren enz. en van zich in te laaten in hunne Opperhoofdigheit, gelyk Jesus Christus deed toen hy met zyne Discipelen gemeenschap hielt. Eindelyk moeten zy hun byzonder leven schikken naar 't oogmerk van de Processie. Wat het volk aangaat, men moet het de uitmuntenheit van de Plechtigheit doen betrachten en 'er de verborgenheden van verklaaren, op dat men 'er met zodanig een gemoedt verschyne, als de Kerk verkiest aan de gelovigen te zien. Vermits het alleen niet voldoet eenigeGa naar margenoot+ merkwaardige Processiën war haar voorwerp betreft, beschreeven te hebben: zoo gaan wy over om van de algemeene orde te spreeken, die in de Prosessiën, door de Kerke ingestelt, moeten waargenomen worden.Ga naar voetnoot(c) ‘De Bannier of het Afbeeldzel van den Heilig moet voor af gedraagen worden, en zoo 't mogelyk is door een Geestelyke in zyn Koorkleedt. De kinderen volgen | |
[pagina 379]
| |
by paaren, hebbende voor hun Hoofdt een Kerkelyk Persoon of hun Leermeester. Een Duivelbanner volgt hen, draagende het Wywater en de Wyquast, of een Wierrookvatdrager houdende het rookende Wierookvat en de Wierookbus in handen; vervolgens komt de Kruisdrager tusschen twee Waschkaersdragers. De andere Kerkelyken volgen by paaren. Deeze die de Kasuifels of Misgewaaden draagen, volgen hier op: maar indien 'er Kanoniken zyn, Koorzangers zynde, gaan die hen voor. ---- De Mispriester is de laatste in rang: maar in Plechtelyke Processiën en die voor de Mis gedaan worden, gaat de Diaken ter rechter zyde den Mispriester en de Onderdiaken ter linker---- een andere Onderdiaken draagt het Kruis.---- In Processiën buiten den Mistydt gedaan, word 'er geen Diaken noch Onderdiaken vereischt, uitgezondert in deezen van 't H. Sakrament: maar de twee eerste Koorzangers met Kasuifels bekleedt, gaan aan weerzyden van den Mispriester. De Overheden en de voornaamsten der plaats volgen hier op, en na hun het overige volk: eerst de mannen, vervolgens de vrouwen en jongedochters.’ 't Overige kan de Lezer in 't gewoonte Boek naslaan. De optogt der Afgevaerdigden van de strydende Kerke, die een Pocessie uitmaaken, word altoos naar een Kerk bestemt: maar somtyds houden ze op den voorttogt halte, om vervolgens meer andere te bezoeken; zynde een ongemeene Godtvruchtigheit, altoos van eenige Aflaaten verzelt, die zyne Heiligheit de Paus verleent om de Gelovigen aan te moedigen. Te Rome noemt men deeze Godtvruchtigheit Kerkbezoeking of StatioGa naar voetnoot(a): beteekenende eertyds dit woordt, een verblyf 't welk men in een plaats vond, ook Haven of onthouding van Schepen, Veldlegering enz. Alle deeze denkbeelden komen met de strydende Kerke overeen. De Afzonderingen zyn in alle Godtsdiensten, zoo men door dit woordt een gewillige scheiding van het overige menschdom verstaat, om zyne Godtsdienstigheden in 't byzonder en zonder eenige afwending te oeffenen. Ieder kan by zich zelven zodanige Afzonderingen doen: maar veel plechtelyker is 't, en wy noemen alleen Afzonderingen, het verblyf 't geen men eenigen tydt in een Queekschool of in een Klooster neemt, om 'er Godt beter te bidden, voor de verzoekingen bevryt te zyn, en zonder zich aan de aardsche zorge over te geeven. Reeds hebbenwe gezegt dat de NegendaagscheGa naar margenoot+ Gebeden oorspronkelyk van 't Heidendom zyn; om deeze Godtsdienstigheit wel waar te neemen, moet men acht geeven dat die naaukeurig in 't getal van negen word bepaalt. Eenige Godtvruchtelingen gelooven dat negen plechtelyke Missen in negen achtereenvolgende dagen gedaan, voor Godt aangenaamer zyn, dan twaalf Missen geduurende twaalf dagen gezegt. Indien het waar is dat deeze Negendaagsche Gebeden geschieden ter eere van negen Ordens der Engelen; kan men dan twyffelen dat ze niet wel ontfangen worden? Niets is 'er 't geen 's menschen hart meerGa naar margenoot+ vleyt dan 't geen men Godtvruchtige Werken noemt; nademaal die aangezien worden als een volstrekt verdrag, of, om met andere woorden uit te drukken, als een bestant tusschen zyne driften en de plichten die den Godtsdienst het zelve voorschryft.Ga naar voetnoot(b) Iemandt is 'er die gezegt heeft, ‘dat een Godtvruchtige, Godt bidt, en zyne schulden niet betaalt; dat hy zynen naasten berooft, en het tiende den armen geeft; dat hy een Gasthuis bouwt en goede huizen af breekt; dat dan eindelyk de Godtsdienst by den Godtvruchteling het tegengewigt van de ongerechtigheit is.’ Wy zullen niet onderzoeken of dit karakter wel waarachtig is. Het vereischt hier niet te zedenleeraaren: maar men kan vrymoedig genoeg zeggen, dat veele menschen de goede Werken als den grooten weg der Zaligheit aanzien. Wy konnen 'er noch byvoegen, dat hoedanig deeze goede Werken zyn, de Kerkelyken 'er zich altoos vruchteloos van bedienen, onder het waarschynelyk voorwendzel van veele Christenen ten Hemel te geleiden: vooral hebben zy zich een weg willen baanen voor hunne. jaarlyksche inkomsten, die, volgens den Heer Thiers,Ga naar voetnoot(c) in de vierde of vyfde eeuw een aanvang namen. Dit deed nochtans niets ter zaake: want de gewoonte allenks ingevoert, werd vervolgens t'eenemaal een Wet. Men zag toen niet dan menschen van alle Staaten, Ouderdom en Sexe, die hunne goederen en hunne belangen ten voordeele der Ker- | |
[pagina 380]
| |
ken en Kloosteren opofferden. Van allerwegenGa naar margenoot+ voerde men nieuwe oeffening van ootmoedigheit in; de Godtvruchtelingen walgden van de oude Vrouwen die hun te zwak scheenen. De Priesters en Monniken hadden veelvuldige gezichten; zy onderhielden een naauwe onderhandeling met de Paradys-Heiligen. Men nam de krachtigste maatregels tegen den Duivel die ontzaglyk wierd. Men dolf de Kruissen op; men vond veel te vooren onbekende Reliquiën. Men ontdekte zelf eenige monden van de Hel en twee of drie van 't Vagevuur. De Kaarten der Monniken weezen de juiste hoogte aan, en deeze ontdekking was niet een der min wezentlykste van de eeuw. Een ontelbaare meenigte van zielen wierden uit het Vagevuur gered, en veele Verdoemden ontslagen. De Ryken waren eerlang op hunne bloedverwanten bedacht: men verzon nieuwe middelen om de dooden aan wien men zich verplicht vond, te verquikken. Ga naar margenoot+ Men vermeenigvuldige de Missen. Een enkele Offerhande kon niet voldoen; maar tien, twintig of dertig wierden 'er vereischt. Somtyds steeg dit getal op dertig duizend. De Oppergezaghebbers der Kerke verkooren nieuwe Beschermheiligen. Men stichte ontelbaare Autaren en Kerken. Zwermen van Monniken bedekten het Aardryk. 't Was, zoo men zeide, een werk van Godt. Men wees hun verblys-plaatsen aan, en men stevigde hunne inkomsten: maar de vroome zielen vermeerderden die. Men was de huizen niet zeer gunstig, alwaar de Godtvruchtigheit ten allen tyde haare schuilplaats vond. Men oordeelde genoeg dat de Kloosters zich met de Godtsdienstigheit vermeenigvuldigden, en dat die geen die hun erfgoedt aan de Dienaars der Kerke hadden afgestaan, geen middel zich te redden vonden, dan onder de Monnikskap of 't Nonnenhulzel. Eindelyk, men was toen krachtiglyk overtuigt dat Godt niet beter dan door de Monniken en Priesters kon gedient zyn: ook zag men niet dan Monnikskleederen en kappen, Kruinscheeringen, Geloften van onthouding en kuisheit, gewillige echtscheidingen door een beweeging van Godtvruchtigheit en de Waereldt te verlaaten, zulks men Godt te vieriger met de Monniken en Heremiten badt. Behalven de Jaarlyksche inkomsten der Kerken, Kloosteren en Missen, waren 'er noch andere zeer aanmerkelyke.Ga naar voetnoot(a) Men besprak die om het H: Sakrament ten toon te stellen, of in Processie buiten de gewoone dagen te draagen, dan de Kerk bestemt had, of om een dag beter dan volgens de Oorspronkelyke Instelling der Kerke te vieren. Zodanig is de Jaarlyksche gifte waar door men, zegt den Heer Thiers die wy hier aanhaalen, het H: Sakrament op den dag van 't Feest van den Patroon eener Kerspelkerke ten toon stelt; de dag van 't Feest van dien wiens naam men vierde, of voor wien men eenige byzondere Godtsdienstigheit over had. Men besprak mede Jaarlyksche Giften van Diensten en Gebeden ter eere der Heiligen, wanneer men van hunnentwegen eenige ongemeene gunsten genoten hadt. |
|