| |
| |
| |
XVI. Hoofdtstuk.
Van de Boetoeffeningen, de Gebeden en Bedevaarten.
Ga naar margenoot+ Men zou niet wel doen de Boetelingen onzer eeuw met die van de eerste Christenen te vergelyken. Het gebruik van zich in 't openbaar te geesselen en de Goddelyke Barmhartigheit aan te roepen met een vermomt gezicht en een strop om den hals, was hen onbekent: Insgelyks de ChristenenGa naar voetnoot(a) in hunne onderbroeken tot aan den middel naakt ontkleed, zich telkens de schouders oprytende, belaaden, dat meer is, met een kruis en ketenen, de armen aan een stuk houts van een overdadige zwaarte gebondenGa naar voetnoot(b) om heiliglyk het Kruis van den Heilandt te verbeelden, schynen veeleer duizendwerf naar Afgodendienaars te gelyken, dan navolgers van de Apostolische eenvoudigheit. Wy zullen van deeze geen gewag maaken die doorne kroonen ter eere van Jesus Christus op hun hoofdt draagen; die zich met scherpe angelsGa naar voetnoot(c) en staale priemen geesselen en prangen, de punt van bloote deegens op hunne borst zetten, of die zich ter liefde van Godt zwaare wonden toebrengen. Kan men het Christendom wel verder voortzetten als men gewillig dien weedom lydt, die de Zaligmaker van 't Menschelyk geslacht niet heeft geëischt?
Ga naar margenoot+ In Spanje en PortugaalGa naar voetnoot(d) doen veele Godtvruchtigen door gevolmachtigden Boete. Daar zyn 'er die om gewin zich in der Boetelingen plaatse tuchtigen, en zich met alle strengheit van een Godvruchtige geesselen die zich wegens zyne zonden kastydt, en die ten koste van zyn lichaam betaalen wil, 't geen hy gelooft aan Godt schuldig te zyn. Geduurende deeze straffe boetoeffeningen, de vrouwen, die 'er Godtsdienstiglyk al de verdienste van onderzoeken,Ga naar voetnoot(e) schreyen en weenen met al haar vermogen. Zy kneuzen zich mede met slagen op de borst en in 't gezicht, trekken zich het hair uit, en verwyten met allen mogelyken yver den geenen die zich niet streng genoeg kastyden. Daar en tegen trachten zich de Boetelingen het hart weder door drinken te
versterken, en terwyl dat zy zich in hunne Godtvruchtige handelingen wat verfrisschen, zwaait 'er de wynfles van handt tot handt; waardoor de boetelingen wederom nieuwe krachten winnen; vervolgens begint men dan te weenen, Godt om zyne Barmhartigheit te smeeken, en alle de Paradys Heiligen aan te roepen. Deeze vermenging van boetvaardigheit en dronkenschap is echter niet aanstootelyk in de Landen alwaar men op goed vertrouwen gelooft dat de Christelyke Godts- | |
| |
dienst een zodanig gedrag vereischt; en zoo men 'er den aart der Volkeren byvoegt, de gesteltheit van 't Gewest 't welk in verzengde herssenen ongeregelde denkbeelden voortbrengt, en de Indrukzelen die men van zyne Leeraars ontfangt, moet men noodzaakelyk bekennen, dat 'er niets redelyker dan dit uit te besluiten is.
Ga naar margenoot+ De Abt BoileauGa naar voetnoot(a) klimt niet hooger dan de elfde eeuw op om den oorsprong der Geesselingen in de Boetoeffening te vinden. Toen was 't, zegt hy, dat zich de gekaperde menschen met roeden en geessels wapenden, om de Goddelykheit door zeer strenge geesselingen te bevreedigen. Het scheen dat men zich toen een taak van de moeielykste Godtvruchtigheit en overdaadige boetoeffening op-leide. Eindelyk bragt men 't met deeze Geesseling zoo verre, dat 'er in de dertiende eeuw eene Sekte van Geesselaars wierd ingevoert, die by paren door de Steden gingen, en zich in 't openbaar geesselden op een geheel min stichtelyke manier, die eenig medelyden verdiende. De Godtvruchtigheit wegens deeze Geesseling ging eerlang tot de vrouwen over. Zy geesselden zich mede: maar om den volke niet te ergeren, deeden zy 't binnenskamers.Ga naar voetnoot(b) Vyfentwintig jaaren na dat deeze Sekte van Geesselaars stant greep, worp zich een andere op, die waande van Godt den last, van zich voor de Zonden van 't menschelyk geslacht te geesselen, ontfangen te hebben. De Kinderen zelfs rechtten onder hun een Genootschap van Geesselaars op. Het blykt by den aangehaalden Schryver, dat deeze Godtsdienstige menschen de misdaden en ongeregeldheden der Christenen opentlyk genoeg berispten: maar nochtans kan men niet ontkennen, dat deeze verwonderenswaardige Godtvruchtigheit met veel buitenspoorigheit verzelt ging.
Zodanig omtrent is de oorsprong van de Geesseling geweest, dieGa naar voetnoot(c) de Volkeren van
Italië, Spanje en Portugaal in hunne openbaare en byzondere Boetoeffeningen hebben aangenomen, en die veele Geestelyke Ordens in hunne Kloosters oeffenen. Wy zullen hier na gelegenheit vinden, om van de Boetvaerdigheit te spreeken, wanneer we tot het Sakrament van de Biecht zullen overgaan; en de Processie der Tuchtelingen van Spanje: van de Processiën handelende.
Niets schynt noodzaakelyker dan het gebedt;Ga naar margenoot+ want in alle Godtsdiensten word het geoeffent: maar indien het uitwendige van 't gebedt niet met een innerlyk gevoelen van deugdzaamheit verzelt gaat, moet al zyne geregeldheit als een gewoonte worden aangezien, of als een plechtigheit beschouwt, en in deeze gestalte is 't, dat het in onze Verhandeling plaats vind. Men moet dan het gebedt der geenen als een plechtigheit aanmerken, die in een Gebroederschap ingelyft zyn, ook alle haare Instellingen geestelyk aanzien, en nochtans niet schroomen van zich aan 't misdryf over te geeven; en van deezen die op het uur des Doodts zich in een Monniks gewaadt steeken, en aan de Kloosters het erfgoedt geeven, 't geen zy hunne naaste vrienden onttrekken; van deeze die tot de Godtvruchtigheit overgaan, byaldien zy beschouwen, dat de zinnen hen niet meer dienen konnen. Dit staal geeft een genoeg rechtmatig Denkbeeldt van 't geen wy Plechtelyke Gebeden noemen zullen, en 't geen men als een Plichtreden voor de Goddelykheit gedaan zou konnen afhandelen. Wy laaten het verhaal den Biechtvaderen over.
In den rang der Gewoontens moet men stellenGa naar voetnoot(d) het gebruik van zekere Gebeden in den zak te draagen; hei gebruik 't geen men als een bygelovig overschot van de Amuletes kan aanzien; insgelyks om naaukeurig ter gestelder uure te bidden en altoos in de zelfde gestalte, of in den moeielyk- | |
| |
sten stant die men zich verbeelden kan; als ook zich het opzeggen van een zeker gebedtGa naar voetnoot(a) geduurende een zeker getal van dagen te onderwerpen, enz.
Ga naar margenoot+ ‘De Geloften en Bedevaarten die men op en naar de graven der Martelaren en andere Heiligen doet, naar de Kerken, Kapellen en andere plaatsen van Godtvruchtigheit, zyn van een groote oudheit 't welk door 't getuigenis der Oudvaderen, en andere Kerkelyke Schryveren word bevestigt. Dus drukt zich den Heer Thiers uitGa naar voetnoot(b): maar hy voegt 'er by, zich in te beelden, dat men niet zoude volmaakt konnen zyn, zonder Beevaarten naar Heilige plaatsen te doen, of, om dat men zodanige beevaarten deed, en 'er zyne Geloften en Gebeden opofferde, zulks men van Godt verworf 't geen men van hem door tusschenspraake der Heiligen verzocht, zou men zekerlyk van de ongelegenheden en moeielykheden ontslagen worden, die men leedt, of dat men, de misdaadt uitgezondert, in Godts Genaade storf, en zich gezaligt zoude zien, schoon men een gemeen leven leide---- zoude een grove dwaling zyn.’ Wy gelooven, dat men by zich zelven zonder deeze Beevaarten, den Heiligen zeer wel zou konnen gedachtig zyn; hunne
deugden navolgen, zonder van plaats tot plaats te gaan, en Godt zonder alle de Kerken van een Stadt te bezoeken, yverig zoude konnen bidden.
Wy hebben gezegt, dat de beruchtste Beevaarten eertyds naar het Heilige Landt, Rome, Compostella, Lorette enz. gedaan, tegenwoordig de vermaarste zyn. Reeds hebbenwe van de Beevaart naar Rome onder den naam van 't Jubeljaar gesproken. De Godtvruchtelingen begeeven zich naar Compostella om 'er de Reliquiën van St. Jacob den Grooten te bezoeken, gemeenlyk onder den naam van St. Jacob in Galicië bekent: insgelyks gaan ze naar Lorette om de Lieve Vrouw te bezoeken.
Zie 't geen een goed schryverGa naar voetnoot(c) ons,Ga naar margenoot+ den Apostel raakende, zegt, die het voorwerp van Godtvruchtigheit der Pellegrims is. ‘St. Jacob,Ga naar voetnoot(d) Beschermheilig van gansch Spanje, heeft sedert negen hondert Jaaren in de Aartsbisschoppelyke kerk van Compostella gerust. Het af beeldzel van deezen H. Apostel, staat op het groot Autaar; 't is een klein borstbeeldt van hout, altoos van 40 of 50. waschkaerssen verlicht. De... Pellegrims kussen het afbeeldzel driewerf, en zetten 't met een zeer geachte Godtvruchtigheit hun hoedt op 't hoofdt. Men ziet in de kerk een dertigtal zilvere Lampen hangen, die altoos branden, en zes groote zilvere Kandelaars vyf voeten hoog, door Koning Philips den III vereert. Rondom de Kerk ziet men schoone vlakke vloeren van groote steenen waarop men wandelt, en daar boven ziet men 'er een insgelyks, alwaar de Pellegrims
opklimmen, en een lap van hun kleedt, aan een steene kruis vastmaaken 't welk men 'er opgerecht heeft. Zy hebben 'er noch een ander plechtgebruik 't welk niet min zonderling is. Zy kruipen driewerf onder dit kruis, door een gat,Ga naar margenoot+ 't welk zoo naau is, dat ze genoodzaakt zyn, met de borst tegen de vloer te stooten, overzulks die een weinig grof van lichaam zyn, veel ongemak lyden moeten: Nochtans is 't noodzaakelyk dat ze daar doorkruipen, indien zy de Aflaat die 'er aan verbonden is, verdienen willen.’ Een zeldzaame poort van 't Euangeli waar door de Pellegrims op den weg der Zaligheit komen! ‘Men heeft 'er gezien, zegt de Schryver der Delices de l' Espagne, die vergeeten hadden onder dit steene kruis door te kruipen, wederom een weg van 500. mylen hebben afgelegt, om deeze plechtelyke Godtsdienstigheit te voltrekken.’ Ook hebben de Fransche Pelgrims een Kapel in de zelve kerk.
Een ander Schryver, en een waare Pro-Ga naar margenoot+
| |
| |
testant, heeft ons een wel onderrechte beschryving der Godtsdienstigheden van Lorette nagelaaten. Zonder acht op eenige kleine vlekken van kettery te slaan die 'er de goede Catholyken zouden mogen invinden, gelooven wy dit hier te mogen inlyven. Bekent is dat de Santa CasaGa naar voetnoot(a) van de Lieve Vrouw van Lorette in een gebouw is ingesloten, alwaar rondom een groot getal lichten branden. Hier door is 't dat de nieuwe aangekomen Pellegrims, dit Heilig Huis beginnen te kennen. Zy doen hunne Processiën op de kniën, en zulksGa naar voetnoot(b) rondom het prachtig PaleisGa naar voetnoot(c) van de Lieven Vrouw. ‘Eenigen, zegtGa naar voetnoot(d) den Protestanten Schryver, doen deeze Processie vyfmaal, andere zeven en weder andere twaalfmaal, volgens de verborgenheit die zy in 't getal zoeken. Verbeeldt u veertig of vyftig persoonen, 't zy mannen, vrouwen en kleine kinderen te zien, alle op hunne kniën kruipende, ter eenerzyde, en een diergelyk getal die hen ontmoeten, ter andere zyde. Ieder is met zyn Roozekrans verzien, en prevelt zyne Paternosters: Ondertusschen kruipen ze alle langs de muur, zoo wel om den weg te verkorten, als om te eerder de Heilige plaats te naderen: 't welk hen dikmaal tegen elkander doet stooten, en niet weinig moeielykheit veroorzaakt. Dit geschied echter niet wanneer 'er weinig te doen is. De
grootste toeloop van Pelgrims is op Paassche en omtrent den tydt van de geboorte deezer Maagdt, die men in de maandt September stelt. Alsdan is men genoodzaakt andere maatregels te neemen. Ik durve my naaulyks vertrouwen, van iet te zeggen 't geen byna ongelooflyk schynt, en 't welk men ons nochtans verzekert waarachtig te zyn; te weeten, dat men 'er in jaaren van den meesten toeloop verscheidenmaal meer dan twee hondert duizend Pellegrims, geduurende deeze twee Feesten getelt heeft.
Men kan zich naauwelyks iets vermaakelykerGa naar margenoot+ verbeelden als de Karavanen van Pellegrims, zoo van mannen als vrouwen, gezamentlyk als in een lichaam van Broederschappen aankomen. Eenige Gebroederschappen van Boulonje, by voorbeeldt, voegen zich byeen om de Beevaart in gezelschap te doen; ieder genootschap bekleedt zich met zyn zak van gemeen linnen, met een Monnikskap van 't zelve linnen gemaakt als een kous, waar door men de Hipokras zygen laat, en het gansche hoofdt bedekt, niet dan drie gaten hebbende tot opening voor de oogen en den mondt. De groote Paternosters, Gordels, Pellegrims-staffen, en wapens van de Broederschap die geschildert of geborduurt zyn,Ga naar voetnoot(e) en voor en achter, 't zy op de borst of den rug van ieder Broeder gedraagen worden, dienen niet vergeeten. Deeze Pellegrims dus toegetaakelt, zyn alle op Ezels gezeten; en deeze Ezels bezitten, zoo zy meenen, eenige lucht van Heiligheit, hun door veelvuldige gedaane Beevaarten bygezet. Zy struikelen byna nooit, en indien dit ongeval hen mogte overkomen, is 't, zoo men zegt, zonder eenig gevaar voor den Pellegrim. Wat de Vrouwen aangaat, zy kleeden zich op het kostelykste naar haar vermogen, en hebben aan haaren tabberdt een klein Pellegrims-stafje vast gemaakt, ter lengte van een handt. Een stafjeGa naar voetnoot(f)
| |
| |
't welk aanleiding tot aardige gedachten geeft, en dient om een spraakzaame onderhouding op den weg wat vermaakelyker te maaken. Deeze Gezusterschappen van Juffers zitten in Kalessen, begeleid van een drom Ezeldryvers, die haar omringen. Is 't niet fraai deeze potsemakery die voor Godtvruchtigheit verstrekken zal, dus uitgedost te zien, verzeld van verscheiden kromme sprongen, en koddige deuntjes, om de ter Bevaartrydende Juffers te vermaaken? Men verwondere zich niet de vrouwelyke Sexe in zodanig een vryheit te zien. Het voorwendzel van Godtvruchtigheit.... is voldoende genoeg van haar uit haare gewoone gevankenissen te trekken; doch 't is niet te twyffelen of ieder is ten minsten van een broeder of verspieder verzelt.’ Men mag zeggen dat ten deezen opzichte Spanje een bewys van deeze minyverende voorzorge geeft; indien het waar is dat in dit landt de man de beleeftheit heeft zich schuil te houden, zoo langGa naar voetnoot(a) zyn vrouw met den eerwaardigen Vader ingesprek is.
By deeze Beevaarten zoude men noch andere zeer beruchte voegen konnen, die de PellegrimsGa naar voetnoot(b) niet doen, zonder met een ongemeene verworven genaade weder te keeren. Zodanig is het bezoek dat zeekere gelovigen aan de Lieve Vrouw van zeven Smerten, te Nivelle doen: Maar 't is genoeg deze Lieve Vrouw te hebben aangeweezen, even eens als de Bevaart der Nederlandsche Godtvruchtelingen in deeze stadt, om 'er vanGa naar voetnoot(c) Sta. Geertruid den bystant af te smeeken. Het zoude noodeloos zyn anderen aan te toonen; want wat meer is, wie durft zich vleijen een zoo overvloedige stoffe uit te putten?
|
-
margenoot+
- De verschillende Boetoeffening der alouden met de hedendaagsche aangemerkt.
-
voetnoot(a)
- Deeze Boetoeffening word in Italië en in Spanje geduurende de Vaste en de Paaschweek gepleegt.
-
voetnoot(c)
- Zie, Voiages du S. Dellon. To. 1. 1709. gedrukt.
-
margenoot+
- Eenige door gemachtigden in gebruik gebragt, en hoe zich dit toedrag.
-
voetnoot(d)
- 't Is niet alleen in Spanje en Portugaal, dat 'er de Boetoeffening door gemachtigden geschied; maar men ziet het mede in Provence en Italië ingevoert. Voor eenige Jaaren was 'er een zekeren Jacob Zéger, die dit liefdadig Handwerk in eenige Brabantsche Steden waarnam Deeze quant geesselde zich tot bloedens toe in 't byzyn van den Zondaar, indien men hem slechts zoo veel gaf om eenige hartsterkende wateren te koopen, voor dat hy detuchtiging begon; behalven het geen men hem voor de Boetoeffening betaalde. Men zegt ook, dat hy twee dochters had, die zich tot zodanige kastydingen verhuurden, niet alleen voor Juffers, maar ook voor Vrouwen en gemeene Vrouluiden, die maar iets te betaalen hadden. Men had een gestelde prys gezet, wanneer 'er moest gevast worden, 't zy die min of meer bezwaarlyk viel. Tien stuivers was 't dat men gaf, als men geen vleesch eeten mogt, en dertig om op water en broodt te vasten: maar wat de Boetoeffeningen aanging, waar in men zich geesselen moest, en voor andere Godtvruchtige bedryven van die natuur, hier op stond geen vast gestelde prys, zulks men te vooren een geding te maaken had. Men leidde zyn Register voor den Boetoeffenaar open, en men las het verhaal der verbintenissen die de gewoonte doen neemen had: Een boete van vier gemeene Vasten, het opzeggen van 52. Ave Mairâs 's daags, een boete van 25. geesselslagen 's Vrydags na middernacht, nevens een Miserere mei Deus, een vaste op water en broodt op een Woensdag, nevens drie Magnificats voor Zonnen opgang gezegt, een boete van vyf Roozekraussen ter middernachts uure, nevens zeven Boet-Psalmen en de Litaniën van alle Heiligen geleezen, waren toen voldoende. Andere Boetelingen hoorden drie Missen na den anderen in de Kerk der Jesuïten
voor St. Ignatius, met bloote kniën op 't marmer; men stond overeend met beide de armen uitgestrekt voor een beeldt van de H. Maagdt; van een tot twee uuren na middernacht ging men rondom het Sakrament van 't Mirakel, hinkende blootsvoets, zonder dan van hondert tot hondert treeden te mogen rusten; men trok zich 150. hairen uit het hoofdt voor de Kerkdeur der Karmelieten, of men moest 'er 's morgens tusschen twee en drie uuren zyn, en 150. Ave Marias opzeggen, zich vyf en twintig roeslagen geeven, zeggende het Domine ne infurore tot aan Beati quorum, en zulks op bloote kniën, en op een plank met zant bestrooit 250. Ave Mariâs, met vyf maal het Laudate Dominum; des Maandags, Woensdags en Zaturdags 's nachts te slaapen zonder hemdt en gansch naakt tusschen lakens bestroeit met paerde hair, enz. Maar genoeg hier van, wy zullen meer andere diergelyke staalen onaangemerkt laaten, vermits het aan 't waare Christendom geen voordeel geeft; want deeze oeffeningen t'eenemaal buiten bevel, zyn by de waare Christenen verachtelyk, en by hunne Leeraars verboden, die de Godtsdienst eeren willen.
-
margenoot+
- Wanneer het Geesselen der Boetelingen is opgekomen.
-
voetnoot(b)
- Zie de aangehaalde Kronyk door den Abt Boileau. Ibid.
-
voetnoot(c)
- De Boetelingen onderscheiden zich in Italië door Verwen. Zy maaken 'er veele Gebroederschappen uit onder den naam van blaauwe, groene, violetverwige, graauwe, zwarte en witte Boetelingen. Geduurende de H: week geesselen zich de Gebroeders naar de maat met Zweepgeessels, die, zoo men zegt, meer geruchts maaken dan smart veroorzaaken. Indien 't zoo is, worde hunne boetoeffeningen met zoo veel vertrouwen niet uitgevoert, als die der Braminen en Faquiers, noch die der Oudheits Heidenen. Wy zullen de vergelyking niet aanhaalen, bedugt zynde hun haatelyk te maaken: maar naardien wy op 't Artykel van de boetoeffening gekomen zyn, moet men den Lezer te kennen geeven, dat het is, zoo men 't dus noemen mag, het wonderlykste en uitterlykste in de Godtsdiensten waarvan den Dienst een groote toerusting, veele Priesters en gebruikelyheden vereischt. Zy toont het zelve merkteken in den geenen die zich de Waereldt ontrekken, om vrienden van Godt te worden, en vyanden der menschen trachten te zyn. Eveneens eindelyk is 't in de landen alwaar de verhitte herssenen door de warmte van 't Gewest zich lichtelyk van ongemeene denkbeelden overlaadt. Op dit beginzel is 't dat men de boetelingen der Mexicanen en Oostindianen kan afleiden; insgelyks die der Grieken en der aloude Romeinen, aan wien Minutius Felix verwyt: dat ze den Goden hun eigen bloedt opofferende, en door de gaaping hunner wonden biddende, geen bedaarde zinnen hadden. Wat de hedendaagsche Geesselingen aangaat, Polydorus Virgilius neemt de vryheit die by de Lupercales te verge yken, die men met den Geessel in de handt en een vermomt gezicht, vierde. Hy voegt 'er by, dat de Egiptenaren zich by zekere offeningen met roeden geesselden.
-
margenoot+
- Van welk een aart de plechtelyke Gebeden zyn.
-
voetnoot(d)
- Zie Theirs de la plus necessaire de toutes les devotions. Ch. 21.
-
voetnoot(a)
- Ibid, alwaar de Schryver van de 30. daagsche en 33. daagsche gebeden enz. spreekt.
-
margenoot+
- Hoe de Beevaarten van een Oud. gebruik geoordeelt worden, en van welk een nuttigheit men meende de zelve te zyn.
-
voetnoot(b)
- Ibid. Ch. 23. Het omzwerven, 't welk men Beevaarten noemt, heeft onder de regeering van Konstantyn den Grooten een begin genomen. Veel gemeener werd dit omtrent het einde van de vierde eeuw ingevoert: maar dit is geenzins te vergelyken met de Beevaarten der volgende eeuwen. De tiende eeuw werd berucht door die naar 't Heilig Landt, die haare geboorte aan de Kruisvaarten gaf. Men mag mede onder de Beevaarten rekenen, de plechtiglyke Godtsdienstigheden die de afgezonderde Jooden van Jeruzalem ten minsten eens in 't jaar naar deeze Hoofdtstadt van Judea deeden, en de reizen der Godvruchtelingen van 't aloud Heidendom om het Orakel van Apollo te Delphos, van Jupiter Ammon in Afrika, van Serapis in Egipte, en van Trophonius om in Beotië in 't Hol 't welk zynen naam voert, raad te vraagen.
-
voetnoot(c)
-
Etat de l' Espagne door den Abt van Vayrac. To. I. 1719. Hollandsche druk.
-
margenoot+
- Het gedrag der Pellegrims om St. Jacob beschermheilig van Spanje te gaan bezoeken.
-
voetnoot(d)
- Het Lichaam van St: Jacob is te Compostella zedert den aanvang van de negende eeuw geweest, en van dien tydt af heeft het groote mirakelen in deeze stadt gedaan. Tamayo de Salazar door P: Giry aangehaalt, verzeekert dat deeze Apostel de Koningen en Prinsen van Spanje met vyftien verscheiden verschyningen heeft begunstigt, en dat alle deeze verschyningen altoos van eenig gewichtig voordeel wierd gevolgt. By voorbeeldt, 't gebeurde eens dat hy zich aan 't hoofdt van des Konings van Spanjes Krygsbenden gestelt had, en het zelfs tegen de Mooren aanvoerende, op een wit paerdt zat, en zeventig duizend deezer ongelovigen versloeg. Eenige eeuwen te vooren waren insgelyks Castor en Pollux beide op witte paarden gezeten de Romeinen tegen de Latynen ter hulp gekomen.
-
margenoot+
- Insgelyks de Beevaarten die zy naar de Lieve Vrouw van Lorette doen.
-
voetnoot(a)
- Het Huis Santa Casa genoemt, heeft in Italië de verhevenste bynaamen gekreegen; het is zoo men voorgeeft het zelve Huis waarin de Heilige Maagdt gebooren, verlooft en getrouwt is; alwaar mede de Boodschap van de geboorte van den Zoone Godts en zyne Menschwording is geschied. Meer dan dertien eeuwen is 't dat dit Huis te Nazaret had gestaan; wanneer het in den jaare 1291. de Engelen van daar naar Dalmatië overvoerden. Na verloop van drie jaaren en zeven maanden vervoerden zy 't andermaal en bragten 't in de landstreek van Recanati, onder het gebied van Ancona geleegen. Indien men de Legende Schryvers gelooven mag, hoorde men 'er dikmaals een Hemelsch muzyk, wier zoetluidendheit de bewooners van de gebuurschap in verwondering bragt; deeze Schryvers voegen 'er noch by, dat de gansche natuur zich over deeze overvoering verheugde, en dat zelfs de boomen des Wouds het Heilig Huis begroetten. Nochtans nam het hier ter plaatse niet dan agt maanden zyn verblyf, waarna het een weinig verder vervoert wierd. Maar naaulyks waren 'er vier maanden verloopen, wanneer het de Engelen voor de vierde en laatste reis vervoerden. Toen plaatsten zy 't alwaar men 't noch heden ziet, en men een prachtige Kerk gebouwt heeft, waarin dit Heilig Huis beslooten is. Behalven dat is het noch van vier muuren omringt die het omvangen zonder nochtans aan te raaken. De Legende Schryvers voegen 'er een mirakel by, om reden van deeze afscheiding te geeven: waar over men zich niet verwonderen moet, nademaal het
gebouw, de Stoffe, de Sieraaden, en Beelden alle wonderbaarlyk zyn. De Paternosters die men 'er aan strykt, de neusdoeken en eenig ander linnengoedt daar aan geraakt, of iet 't geen van dit Heilig gesticht afhangt, worden insgelyks wonderwerkende werktuigen. Wy moeten niet vergeeten te zeggen dat alle Oorspronkelyke Getuigschriften van Lorette van menschen afkomstig zyn die het Heilig Huis hebben zien overvoeren, en weinig haapert 'er aan dat ze mede geen bequaame Heiligen geworden zyn.
-
voetnoot(b)
- De Mahometanen die naar Mecca ter Beevaart gaan, moeten zevenmaal een omweg rondom de beruchte Mosqué van deeze Stadt doen. Zie Reland. de Relig. Maho:
-
voetnoot(c)
-
Regia; dus drukt zich een Italiaansch Schryver uit.
-
voetnoot(d)
-
Voiage d' Italie par Misson. To. I. 1702. Hollandsche druk.
-
margenoot+
- Met welk een gedrag deeze. Beevaart word uitgevoert.
-
voetnoot(e)
- Zie'tgeen wy 'er reeds hier voor van gesproken hebben.
-
voetnoot(f)
- Daar zyn 'er, zegt den Schryver met een kantwyzing aangehaalt, van Gout, Zilver, Ebbenhout, Yvoor, gemaakte blomwerkken, en verscheiden die met paerlen en edelgesteente bezet zyn
-
voetnoot(a)
- Men voegt 'er by dat de Geestelyke zyne pantoffels aan de deur laat staan, om aan den man daar door te berichten dat hy de Godtsdienstigheit van de Vrouw niet verhinderen moet.
-
voetnoot(b)
- Eveneens als men in zekere Christen Landen door Gevolmachtigden boete doet. Ook zyn 'er Beevaarten waarvan men zich zonder benadeeling van de Zaligheit ontstaan kan, byaldien men 'er een deezer Godtvruchtelingen voor loont, en gelyk reeds hier voor gezegt is, die deezen last op zich neemt om het uit te voeren. Een zeker Luiker Walon, Klaasje genoemt, was, zoo men zegt, over deeze soort van Volmacht aan te neemen eenige jaaren zeer berucht geweest, en 't gemeene zegge te Brussel was, dat zoo Klaasje door haar Geestelyk gedrag niet wel slaagde in 't verwerven 't geen men verzocht, men geen Priester noch Monnik over dit onderwerp te gebruiken had. Haare kamer was altoos vol van Huisgenooten, die voor hunne Meesters of Meesteressen Beevaarten te doen verzochten, en Santen of Santinnen te gaan bezoeken. Niet weinig neering had zy onder de burgers aangequeekt, die haar quamen raadvraagen over 't geen men by de Heilige Maagdt te verzoeken had; zy sprak verstandiglyk van 't vermogen der Heiligen, en van 't geen zy voor hen hadt gedaan. Deeze vroome en Godtvruchtige Vrouw was Moeder van een Zoon en Dochter in 't zelfde Ambacht opgevoedt: altoos waren ze voor de Boetelingen en Beevaarten in 't werk. Juffrouw Klaasje hielt, gelyk Jacob Segers het dagregister der schulden die zy met den Hemel overeenquam om de Zondaars te ontlasten. Zie hoe zy de partyen te boek stelde: een Beevaart blootvoets van myn huis tot aan de Lieve Vrouw van Halle te doen; zich drie Missen achtereen te laaten doen, en aan ieder Mis een Waschkaers van goed gewicht enz op te offeren. Een negendaags gebedt tot de Lieve Vrouw van goede Bystant te doen, met de Waschkaers in de eene en de Roozekrans in de andere handt; zich de Jonge Juffrouw aan te beveelen, waarvan ik voor deezen gesproken hebbe, St. Bricus te gaan bezoeken, en hem wegens een voornaame
Dame te bidden, dat hy de goedheit heeft haar man van zyn ongeregelt leven af te leiden; een gebedt tot St: Eloi voor een jonge Juffrouw; een bezoek naar St: Marcou te doen, om hem te bidden dat hy een oude Dame van het schurft geneeze; een boete voor een Juffrouw, verweezen van den mondt zoo wyd zy kan zonder te sluiten, van middernacht tot een uur op te houden, en die vervolgens 52. Ave Marias met een Inviolata Integra enz. op te zeggen, overzulks zy eenige Geestelyken had gelastert, enz.
-
voetnoot(c)
- Deeze Heilige muntte al sedert haare kindschap uit. Vervolgens haar Moeder Weduw geworden, wierd ze Geestelyk en begeerde dit mede van haare dochter. In deezen staat van afzondering was 't dat Sta: Geertuid volbragt van haar Gode toe te wyen, en werd een der schoonste sieraaden der Kerke. Een Legende Schryver heeft zeer vernuftelyk aangemerkt, dat deeze Heilige in den zelven tydt als Mahomet ter Waereldt quam: een wonderbaat bewys van de Voorzienigheit Godts die zich van Sta: Geertruid bedienen wilde om den Godtsdienst in 't Westen te ondersteunen, terwyl die in 't Oosten aan 't waggelen was. Een ander bewys van de Waarheit deezer aanmerking, is den naam van Geertruid, (Gartrout) 't welk gansch getrouw beteekent. Zie Ryckel reeds aangehaalt.
|