XV. Hoofdtstuk.
Vervolg van 't voorgestelde Onderwerp; hoedanigGa naar voetnoot(a) de Gebroederschappen bestaan.
Reeds hebben we van eenige deezer Broederschappen gezegt, dat hunne Instellers zich tegen de Genootschappen van 't vleesch en den Demon hebben aangekant. Niemandt is onkundig, dat het oogmerk der Broederschappen is, zich onder een zelfde Livrei te vereenigen, en onder een Vaandel dienst te neemen, om den Vyandt van 't menschelyk Geslacht te beoorlogen. Men bestrydt hem met eene kloekmoedigheit, die uitterlyk veel belooft: maar 't valt dikmaals met de Medebroeders uit, als met hulptroepen van een vreemd Vorst overgenomen. Zy bestryden een Vyandt, die hun geen vyandt is. Ieder Broederschap heeft zyne Regels, Oeffeningen en Voorschriften van Godtvruchtigheit, insgelyks zyne Krygslisten, sneege vonden en krygstucht. Het voornaamste is, bestendig de merktekenen van het Genootschap te draagen, waarin men getreeden is. De nieuwe Medebroeder ontfangt van 't Opperhoofdt der Broederschap een Brief van Zoonschap, waar na hy deel aan de Geesselingen, de Gebeden, Dooding des Lichaams en alle goede Werken der Broederschap heeft.
Wy zullen hier verscheiden byzonderheden raakende de Gebroederschappen van 't Christendom voorstellen, zonder nochtans ons bepaalt oogmerk over te stappen; want het Verhaal zou wel een groot boek vereischen. Onze eeuw heeft veele nieuwe Broederschappen voort gebragt, waar van wy handelen zullen. De Voorgaande hadden geen lucht van nieuwigheit meer, die te gelyk den Godtvruchtigen mensch en den Waereldling trof. Het vereischte de smaak van dit Hemelsch manna weder te hervatten, die geduurende eenige eeuwen al te smaakeloos was geworden. Niets scheen gevoegelyker dan Godt by zich zelven en met zyn Huisgezin te bidden, of zich by andere Gelovigen in openbaare Godtsdienstigheden te voegen: maar gloriryker is 't de Christenen tot hun Vaandel te roepen en met ontwonden Vaandels naar den Hemel te trekken. Mogelyk is dit de oorsprong van een groot getal deezer Broederschappen geweest.
Italie, Spanje en Portugaal zyn de voornaamsteGa naar margenoot+ landen van Europa, alwaar men het grootste getal van Gebroederschappen vind, waar van veele de naam van Aartsgebroederschappen hebben aangenomen, gelyk we reeds hebben gezegt. Deeze zyn, om zoo te zeggen, de Moeders of Opperhoofden van de anderen. ZyGa naar voetnoot(b) deelen hen hunne en Regels en Instellingen, hunne Kleeding en Voorrechten mede. Rome allen bevat in haaren boezem een aanzienlyk getal deezer Godtvruchtige Genootschappen, waar van ieder zyne Kerk of zyn Gebedenhuis heeft. De Bedieningen, Kunsten en Ambachten verdeelen zich in Gebroederschappen in deeze Hoofdtstadt van den Godtsdienst, en ieder stelt zich onder de bescherming van
| |
onder de Bannieren van St: Salvator, van 't Kruis, van de Drieëenigheit, van den H: Engel, van St: Bernard, van St. Hieronimus, van Sta. Lucia, van St: Rochus, van St. Juliaan van St: Thomas, van Sta. Maria der Tranen en veertig gekroonde Martelaren. |
Twintig Gebroederschappen, vervolgt de Schryver, gaan onder de Banniere van 't H: Sakrament; een onder die van de Opstanding; een onder dieGa naar voetnoot(a) van de Barmhartigheit; een onder die van de Godtvruchtigheit; een onder die van de Verkiezing; een onder die van Maria boodschap; een onder die van den Roozekrans, een onder die van 't Scapulier; een onder die van Salvator; een onder die van den naame Godts; en een onder deeze van de Doodt.’ |
Noch moet men by deeze Broederschappen die der Hoedemakers voegen die St. Jacob de Groote voor hun Beschermheilig hebben; die der Koks, door Paus Paulus den III. op verzoek van zyn Kok Jan van Valees ingestelt; die der Kardinalen Credenciers; die derGa naar voetnoot(b) Boekverkopers, die voor hun Beschermheilig St. Thomas van Aquina hebben, en deGa naar voetnoot(c) Welgelukzalige Jan de Dieu; die der VisschersGa naar voetnoot(d), wiens Beschermheilig St. Andries is, vermits hy een Visscher was; die van de Vettewaariers, die van de Koperslagers; die van de Tapytwerkers, hun Ambacht onder de Bescherming vanGa naar voetnoot(e) St: Venant oeffenende; die der Verwers; die derGa naar voetnoot(f) Linnewevers enz. De Hoogduitschers, Nederlanders en Zwitzers van zyne Heiligheits Lyfwacht, hebben mede een Broederschap.
Paus Clemens de VII. stelde het AartsgebroederschapGa naar margenoot+ van de Liefdadigheit in. Dit Genootschap, 't welk om zyne mildadigheit roemenswaardig is, verzorgde in 't algemeen de noodleidende armen, zonder onderscheid voor hun gebrek. Het deelde alle Zaturdagen broodt uit; oeffende de Mis en deelde de Sakramenten den gevangenen mede; zette veertig arme dochters op St: Hieronimus dag de Beschermheilig hunner Gebroederschap, met eenig Huwelyksgoedt uit, en deed veele andere goede werken.
Het Broederschap of liever Aartsgebroederschap van de Doodt, liet de dooden van een ieder verlaaten, begraaven, en vierde voor de zelven Lykmissen.
Sta. Catharina van Siëna ontfangt de Geestelyke Huldiging van het Siënneesche Gebroederschap haarer Landsgenooten in de Kerk die haaren naam voert. Dit liefdadige Gebroederschap verzelt in Processie op den tweeden Zondag van Mai, kroont met laurier een Misdadige die het van de galg of de Gallei verlost, zynde dit een vorrecht hun door een Siënneeschen Paus verleent.
Het Gebroederschap van den naame Maria wierd in 't jaar 1683. ter gedachtenisse van 't onzet der Belegering van Siëna, opgerecht.
Sta. Maria van de Verkiezing is het Hoofdt van 't BroederschapGa naar voetnoot(g) haaren naam voerende. De Broeders bemoeien zich de zielen van 't Vagevuur te verzachten, en voor haar door hunne gebeden de Verkiezing der Gelukzaligen te verzorgen. Genoeg is 't dat we zonder verder verhaal noemen, de Gebroederschappen der H: Apostelen, Agonisanten, enGa naar voetnoot(h) zielen van 't Va- | |
gevuur die voornaamentlyk de Missen der gelovigen, die noch op Aarde zyn, noodig hebben; die van St: Marcellus en St: Gilles; van de Lieve Vrouw van 't Volk, van de Verryzenis, van St: Salvator in 't Lateraan, van St: Salvator in 't Sancta Sanctorum; het AartsgebroederschapGa naar voetnoot(a) der onbevlekte Ontfangenis van de Maagdt; die vanGa naar voetnoot(b) 't H: Sakrament en de vyf wonden van den Zaligmaker; dieGa naar voetnoot(c) van de Drieëenigheit der Pellegrims. Dit Gebroederschap draagt voor de Pallegrims byzondere zorg, onthaalende hen drie dagen. Het GebroederschapGa naar voetnoot(d) der Piëmonteezen merkt den H: Zweetdoek als een groot voorwerp van Godtvruchtigheit aan; die vanGa naar voetnoot(e) Maria Boodschap eert voornamentlyk de H: Maagdt, en verdubbelt haare huldiging op den dag van dit Feest.
Het Gebroederschap van Gonfalon ontfing voor zyn Stichter St: Bonaventuur, die het in 't jaar 1264. den naam van Aanbeveeling van de Maagdt gaf, en het wit kleedtGa naar voetnoot(f) met een rood en wit kruis in een kring op den schouder voorschreef, waardoor de Gebroeders den naam van witte Boetelingen kreegen. ZyGa naar voetnoot(g) naamen den naam van Gonfalon aan, om hunnen yver voor 't Vaderlandt en de Vryheit in een gelegenheit te doen blyken, wanneer zy tegen den overlast der Koomsche Heeren gerechtigheit oeffenden.
Omtrent het midden van de Verledene eeuw was 't, dat Michiel Buch, de goede Henderik toegenaamt, een arm Schoenmaker van zyn Ambacht, zich belaste met de zorg om de Godtvruchtigheit der Schoenmakers zyne Mede-Broeders weder te herstellen. Hy was een Luxenburger. Wy laaten alle de wonderen van zyn gedrag ongemelt, om niet dan van het Gildt te spreeken, door hem opgerecht. Met allen yver bragt hy zyn leven in stilte met een herbooren aart en in vergeetenheit zyner Medebroederen de Schoenmakers door, indien hy het geluk niet gehad had van een aanzienlyk Edelman gezocht te worden. De Vryheer van Renti was 't die hem ruchtbaar maakte, zonder echter zyn gering Ambacht te staaken. Deeze Baron bezorgde hem zyn Meesterschap. De goede Henderik zette te Parys den winkel op, hy nam jongens en leerlingen aan, met geen ander oogmerk, dan hen Godt te leeren bidden: dus wierd de Schoenmakers Winkel eerlang in een Oeffenschool verandert, alwaar men de leertydt in Godtvruchtigheit doorbragt. Zyn Genootschap besloot in den jaare 1645. zich in te stellen. De Heer Renti word voor Beschermheer van dit nieuw Gezelschap verklaart, en de goede Henderik Vader deezer instelling, klom aanstonds van den trap Schoenmaker tot die van Opperleermeester op. Dusdanig was den Oorsprong van 't Gildt der Broederen Schoenmakers, 't welk in 't jaar 1647. van de Broeders Kleermakers gevolgt wierd, insgelyks het bestier van den goeden Henderik aanbevolen. Vervolgens wierden 'er eenige diergelyken mede in andere steden van Vrankryk opgerecht.
Het GebroederschapGa naar voetnoot(h) van de Barmhartigheit te Lissebon is te berucht om het niet aan te roeren. Het bestaat uit de voornaamste Perzoonaadjes van den Staat, en de Koning zelf is 'er in opgeteekent. Dit Gebroederschap 't welk zeer talryk is, breid zyne takken door 't gansche Koningryk uit, laat veele Missen voor den Gelovigen doen: maar voornamentlyk den geenen die onder hun gehoorig zyn.
Het verhaal 't welk wy van alle deeze Gebroederschappen gedaan hebben, zal genoeg voldoen. Veele Godtvruchtelingen gelooven, dat alleen de Intekening zeer veel verzekering ter Zaligheit toebrengt; dat zekere livreitekenen wezentlyke merktekenen van 't waare Christendom zyn, en dat 'er geen waare Godtvruchtigheit dan die van hun Genootschap zy. Dies moet het verdrietig voor eenige Geestelyke Ordens zyn dat de Godtsdienstelingen zich anders laaten onderrechten.
|
-
voetnoot(a)
- De Grieken en Romeinen verschaffen ons Voorbeelden van diergelyke Genootschappen ter eere hunner Godheden, en men vind ze mede onder de Oostindianen.
-
margenoot+
- Hoe de tydt een ongemeen getal van Broederschappen allenks heeft voortgebragt,
-
voetnoot(b)
-
Hist. de Ordres Religieux & Militaires. 6 Part. Ch. 34.
-
voetnoot(c)
- Dit Gebroederschap wierd in 't jaar 1406. opgerecht, onder de aanroeping van negen Martelaren, die Beeldhouwers waren geweest. Clemens de VIII. keurde hunne Instelling in 't jaar 1596. goedt.
-
voetnoot(d)
- St. Eloi, Bisschop van Noion, te vooren Goudsmidt van Koning Clotarius den II. en berucht in de aloude en hedendaagsche Legende Boeken. De Verbintenis die hy voor Godt en den Godtsdienst had in 't midden der Hoofsche grootsheit die hem omringde, beletten hem niet in de Goudtsmedery te arbeiden: maar hy wyde zynen Godvruchtigen arbeidt aan de Reliquiën. Hy maakte veele Heiligdoms kassen. Verscheiden Gebroederschappen in Vrankryk en de Nederlanden hebben de eer, hem voor hun Beschermheilig t'erkennen.
-
voetnoot(e)
- Het Gebroederschap der Leertouweren is onder de bescherming van deezen Apostel, vermits hy levendig gevilt wierd.
-
voetnoot(f)
- Zy hebben onder hun Genootschap aangenomen de Handtschoenmakers, Reukwerkmakers, Bontwerkers, Zydewerkers, Koussekopers enz.
-
voetnoot(g)
- Deeze Kerk, die haar naam aan den Heilig gegeeven heeft, wierd in 't jaar 1430. door Paus Martinus den V. aan de Gebroeders Apotekers afgestaan. Op St. Laurens dag deeldt het Gebroederschap 50 Roomsche Ryksdaalders aan eenige arme huwbaare dochters uit.
-
voetnoot(h)
- Hunne Beelden wierden in 't jaar 1494. door Sixtus den IV. bevestigt. St: Cosmus en Damiaan waren broeders en Artsen; en leefden op 't einde van de derde eeuw.
-
voetnoot(i)
- St. Pantaleon was een Arts ten tyde van Diokletiaan.
-
voetnoot(k)
- St. Crispyn en St. Crepiniaan, beide Roomsche Edelen onder de Regeering van Diokletiaan; zy wierden volgens hunne Legende, Schoenmakers, om de Heidenen tot hun te trekken, en aan hunne bekeering te arbeiden. Deeze twee Heiligen rusten te Soissons: Nochtans waant men dat een Kerk te Rome die mede bezit. Hoe kan dit beide overeenkomen? Het waare raadzaam dat men de kassen opende, om te zien of ze ook beide geen verscheiden deelen deezer twee lichaamen inhadden: maar zekerder is 't dat men 't geloove; want men zeer zelden deeze Heiligdommen genaaken mag. Wy laaten deeze overweeging P: Giry over, de Schryver van 't Leven der Heiligen in 't jaar 1715. te Parys gedrukt.
-
voetnoot(l)
- De snyders en niet de Schoenlappers. Hun Beschermheilig is St. Huomobono een Kleermaker door de Kerk in 't getal der Heiligen gestelt. Men viert op den 13den. November het Feest van dien Heiligen Snyder.
-
voetnoot(m)
- Het wierd in 't jaar 1500. onder het Pausschap van Alexander den VI. opgerecht.
-
voetnoot(n)
- Sta. Maria in Capella, is een verbastert woordt van Copella, een soort van Vaatwerk.
-
voetnoot(a)
- Een Gebroederschap van zwarte Boetelingen in 't jaar 1488. ingestelt. Zy woonen de Misdadigers in 't strafplegen by, begraaven hun, en laaten de Lykmissen voor hun doen
-
voetnoot(b)
- Opgerecht in 't jaar 1600. door een Jacobyn Meester van 't Gewyde Paleis, en het Ampt van Opziener over de Boekery waarneemende.
-
voetnoot(c)
-
Jan de Dieu leefde in den aanvang van de zestiende eeuw. Hy was tot den ouderdom van 22. jaaren een Schaapherder geweest, en werd vervolgens een Soldaat. Overzulks hy de Roozekrans en zyne andere Godtsdienstigheden verzuimt had, viel hy van 't paerdt en bezeerde zich, om leeftocht uitgeweest zynde. Zie Giry 't leven vande Welgelukzaligen Jan de Dieu. Het bleek door 't verhaal van zyn leven, dat hy min bequaamheit had, om een goedt Soldaat te zyn dan een grooten Heilig te worden. Zyne onachtzaamheit had hem byna het leven gekost. Men dankte hem af; hy wilde het Herderschap weder aanvangen: maar hy waagde het anderwerf een Soldaat te worden, en werd gelukkiger, zegt P: Giry, naardien deezen Oorlog rechtmatig was. In een Zeestorm wilde hy Jonas navolgen, en begeerde in Zee geworpen te zyn. Men vatte hem by 't woordt: maar een Ave Maria welvoegelyk gezegt hebbende, redde hy zich. Sedert voerde hy een tyd lang een heilig leven; wanneer hy op reis ging verkocht hy boeken, of liever hy wierd een Kramer van nieuwe maaren. Hy verkocht papier, printen, Catechismussen, en deed teffens vermaaningen tot deugdt. Deeze Godtvruchtige Boekverkoper, die mogelyk geen weerga had, heiligde zodanig een handel waarvan de Godtvruchtigheit niet veel geruchts in de Waereldt maakte. Hy zette vervolgens te Grenade een
winkel op, verliet die eenigen tydt daarna weder, gaande langs de straaten Barmhartigheit uitroepen. Men geloofde dat hy gek was, want hy bedreef alles waardoor men deeze meening bevestigen kon. Het gebeurde eens dat hy voor de Lieve Vrouw het Salve Regina zong, waar op zy het gordyn 't welk haar bedekte weg schoof, om hem met het aanschouwen te vereeren. De Sacristyn toeschietende wilde hem slaan, als meenende een dief voor te hebben: maar zyn been verstramde, en werd niet dan door 't bidden van den Gelukzaligen herstelt.
-
voetnoot(e)
- Het Martelaarschap is 't 't welk aan St: Venant het bestier deezer kunst verzorgt heeft. Hy wierd nedergestort. Overzulks riep men hem voor 't gevaar van te vallen aan, 't welk de Tapytwerkers dikmaals onderworpen zyn.
-
margenoot+
- Verscheiden andere Gebroederschappen ingestelt, en door wie.
-
voetnoot(c)
- Onder het bestier van St: Philippus Neri werd deeze Broederschap in 't jaar 1550. opgerecht.
-
voetnoot(d)
- In 't jaar 1597. onder het Pausschap van Clemens den VIII. ingestelt.
-
voetnoot(f)
- Dit kleedt is een wolle of Sergie rok, die Sak word genoemt. Men sluit die met een Gordel. Een spitstoelopende kap dekt het gezicht van den Broeder of Boeteling, behalven twee gaten voor de oogen geplaatst. Alle de Gebroederschappen draagen op hun zak een schildt, waarop het Afbeeldzel van den Heilig is verbeeldt, 't welk voor een livrei van het Gebroederschap verstrekt.
-
voetnoot(g)
- Zie Hist. des Ordr. Relig. & Militair. 6. Part. Ch. 34.
|