Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVI. Hoofdtstuk.
| |
In den naame van de Heilige Drieëenigheit.Ga naar margenoot+ ‘Ik Ghisla, van Gent geboortig en ouderloos, betuige door het voorbeeldt en de aanmaaning der Heiligen, dat de ootmoedigheit de eerste aller Christelyke Deugden is, en hebbe beslooten een voorbeeldt van deeze ootmoetigheit te geeven, om my t'eenemaal ten dienste van een deezer Heiligen op te offeren, op dat ik onder de bescherming en met zyne hulpe deel mag hebben aan de Goddelyke Barmhartigheit. Ten dien einde offere ik my zoo wel my als myne nakomelingschap aan Sta. Geertruid op, die ik voor myne beschermster en voor die van myne Huisgenooten verkooren hebbe, opdat wy door deeze gewillige dienstbaarheit de vergeevinge onzer zonden verwerven: in welk vertrouwen ik my en voor myne nakomelingen verbinde jaarlyks op den 17den April aan 't Groot Autaar van de H. Geertruid te betaalen de somme van.... En beducht zynde, dat iemandt mogte onze verbintenisse schenden, onderwerpen we ons het vonnis van den Ban in de Kerke van Nivelle tegen de overtreeders der zelve verkondigt; zulks hen wedervaare 't geen Dathan en Abiron wedervaaren is. Dit geteekent in 't overstaan van Getuigen, Nivelle 1030. Andere gebruiken van zich op te offeren of zich in den dienst van een Heilig over te geeven zyn 'er, en de kentekenen van deeze Geestelyke Dienstbaarheit bestaan in een halssnoer om den hals gedraagen, of in een keten die men om den arm wind, en niet dan met het leven afgelegt word. Twee Dekreeten van 't Onderzoek des Geloofs te Rome in 't jaar 1673. uitgegeeven, doemen alle de Broederschappen der Slaverny van de H. Maagdt, en verbieden het gebruik van Ketenen, Beelden en Gedenkpenningen, die deeze Slaverny verbeelden, en de Boeken die van deeze Godtsdienstigheit handelen. Men ziet in de Afbeeldzels deezer Boeken geketende | |
[pagina 345]
| |
menschen, waar van de ketenen van Jesus Christus uit de Gewyde Ciborie, van de Gelukzalige Maagdt, van St. Joseph, enz. afhangen. Deeze Geestelyke gewaande Gevangenschap is 't, die men Slaverny noemt, en die niet dan met het leven afgelegt word. Dit gebruik neemen tegenwoordig de Dienaars van de H. Maagdt noch in acht, gelyk ons den hier voor en onder aangehaalden SchryverGa naar voetnoot(a)Ga naar margenoot+ getuigt. In een Godtsdienstiger eeuw als die wy nu beleeven, had weleer een Christen Vorst zyne Staten cynsbaar aan eenigen Heilig gemaakt, 't welk toen meer geschiede: maar deeze tyden zyn verandert. Men vind nu geen Oppervorst die zich zoo Godtvruchtig aanstelt, dat hy zich genoege een Onderdaan der Kerke te willen zyn. De Heilig aan wien men de inkomst zyner Goederen afstond, verkreeg door dit middel Huizen, Landeryen en rykelyke inkomsten, die de Monniken en Geestelyken noodig hadden, om hunne kosten voor hem goet te maaken: maar de Christenen van onzen tydt zyn een weinig koelder over dit onderwerp geworden. In de veertiende eeuw vind men een plechtgebruik, hoe de Godtvruchtige handelt, zyne Goederen aan de Kerk maakende. Hy nam een mes met een hecht en een klomp aarde, waarin een boomlootje geplant was. Hy offerde deeze drie dingen aan den Heilig, die hy tot zynen Beschermer verkooren had, of liever hy boodt dit den Monniken en Geestelyke Bezorgers van den Heilig aan. De klomp aarde verbeelde de Akkers en andere onroerende goederen, de telg de aardvruchten, en het mes met het hecht de roerende goederen. De Heiligen hebben hunne Bedieningen en Litaniën in de Kerk. Deeze Litaniën eigenen den Heilig alle schuldige loftuitingen toe, en geeven den gelovigen een naaukeurig Denkbeeldt van zyne macht. Ga naar margenoot+ 't Is den Godtvruchtigen gemeen den Heilig te bevoordeelen, die zy voor Beschermer verkooren hebben, voor alle anderen Heiligen van 't Paradys, en om hem volstrekt in alle hunne belangen te stellen, zonder veel benadeeling van de andere Heiligen enz.Ga naar voetnoot(b) ‘Zy verbeelden zich, dat Godt aan deezen Heilig de byzondere Voorrechten gegeeven heeft, om zekerlyk en onfeilbaar van hem alle verzochte gunsten, 't zy geestelyke of tydelyke door zyne tusschenspraake te verwerven, zonder zich veel over eenige boetvaerdigheit te bekommeren, om aan de Wet Godts te voldoen.’ Deeze overtolligheit van byzondere Godtvruchtigheit geeft aanleiding tot andere overtolligheden. ‘Eenige, zegt de Schryver, die wy aanhaalen, gelooven, dat wanneer zy aan Sta. Barbera hunne Godtsdienstigheit opdraagen, op veele plaatsen de Moeder van de Belydenis genoemt, nooit zonder gedaane belydenis sterven zullen, hoedanig zy ook geleeft hebben. Andere onderwerpen St. Christoffel hunne Godtvruchtigheit, en zy beelden zich in, als zy zyn beeldt 's morgens aanzien, datze dien dag noch den volgenden nacht niet sterven zullen---- Om de geroofde, verloorene of gestrooide dingen weer te vinden, ‘beelden zich veele Godtvruchtigen in, dat men niet te doen heeft dan aan St. Antoni van Padua te denken, en ter zyner eere de agtste ReponsGa naar voetnoot(c) der Vroegmetten van zyn Feest te zeggen.’ Wederom andere verbeelden zich, datze dagelyks geduurende een gansch Jaar de kleine Kroon van Sta. Anna herhaalende, Godt hun onfeilbaar een der drie dingen toe zal staan, die zy hem op 't eindigen van 't Jaar verzoeken. Dit zy genoeg om den Lezer een Denkbeeldt van eenige overtolligheden in de Godtsdienstigheit aan Heiligen beweezen, te geeven. |
|