Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 339]
| |
men tot den Staat van Gelukzaligheit verheffen wil. Ga naar margenoot+ Men vind verscheiden soorten van Heiligen. Eenigen worden 't door behulp van tydelyke goederen, en door weldaaden aan de Kerk en haare Bedienaren beweezen; anderen door 't gezag 't welk zy verworven hebben, Beschermers en Patroonen te zyn verklaart. Wederom anderen zyn 'er die door Geleerdheit en hun groot vernuft hebben uitgemunt. Een lange en zeldzaame afzondering, een leven 't welk in aanzien van de Waereldt voor buitenspoorig zoude doorgaan, heeft 'er veelen tot de Canonisatie gebragt. De ernstige bekeering tot Godt, na een ongeregelt leven te hebben gevoert gehad, heeft verscheiden anderen tot den Gezaligden staat gebragt. Eindelyk worden 'er onder de erkende Heiligen van de Roomsche Kerke een genoegzaam getal Martelaars van Jesus Christus van dien aart gevonden. Zodanige Heiligen vind men in de aloude en hedendaagsche Legenden, waarin hun leven als ten voorbeeldt der Gelovigen met lofspraak beschreeven, genoegzaam verdacht voorkomt, indien ze voor Waerelds-gezinde menschen dienen zouden. Men vind 'er niet dan groote, wonderdaadige, uitsteekende en zeldzaame zaaken in verhaalt. Behalven de Heiligen door daaden en by naam bekendt, zyn 'er duizenden die deeze hoedanigheit niet bezitten: maar men vermoed echter dat zy waare en wettige Heiligen zyn, vermits de Paus hen voor zodanige verklaart, nadat men hunne lyken uit de begraaf-plaatsen die men Catacombes of onderaardsche Begraaf-plaatsen noemt, heeft gehaalt. Alhoewel men zich verbeeldt dat deeze nieuwe Beschermers een voorbeeldt geduurende hun leven in de Waereldt zyn geweest, echter heeft dit na hunne doodt nooit ontbroken of zy hebben de gaven van mirakelen verworven. Hiervan is men te Rome overtuigt, alwaar de Godtvruchtigheit den onbekende Heiligen toegeëigent, groot gezag heeft. Ga naar margenoot+ Het schynt dat de Gelovigen na de uitspraak van 't Apostolisch Hof geene zwaarigheit maakten zich onder de bescherming deezer onbekende Heiligen te beveelen: nochtans hebben eenige Geleerden onderstaan, de gronden van deezen eerdienst te ondermynen. De Heer Thiers, een deezer Geleerden, heeft deeze Godtvruchtigheit niet beschreeven dan om die te wraaken. ZieGa naar voetnoot* hoe hy zich hier over uitdrukt: ‘Een Godtvruchtigheit die nu 't meest geacht is, is deeze, die men den nieuwen Heiligen bewyst, wier Lyken uit de- - - Catacomben of onderaardsche Begraaf-plaatsen gehaalt zyn, en die men uit genegenheit aan vermogende Persoonaadjes geeft, die de zelven verzoeken, nadat de Kardinaal Stedehouder van den Paus, of Bisschop Sakristyn van de Apostolische Kapel hun de vereischte naamen heeft gegeeven: -- Men draaft van allerwegen naar de Kerken alwaar de lyken der nieuwe Heiligen rusten; men brengt 'er Offerhanden, of doet 'er Geloften, insgelyks Bedevaarten en negendaagsche Gebeden; men laat 'er Missen doen en Euangeliën leezen; men brengt 'er en beveelt 'er de zieken ter geneezing van verscheiden krankheden, alsmede doodgeboorne kinderen of die ongedoopt gestorven zyn, in verwachting dat zy wederom door tusschensprake deezer nieuwe Heiligen zullen opgewekt worden; men spoed zich om de Reliquikassen te kussen, om 'er de Paternosters aan te wryven, alsmede gedenkpenningen en eenig lywaadt ten gebruike der zieken; men schreeuwt dan mirakel - - - Iedereen wil 'er getuige van zyn, en men verbreid dit overal, de toevloeijende schaare vermeerdert en de Kerken worden meer en meer bezocht en berucht gemaakt - - - Deeze Godtvruchtigheit zou voor Godt van een groote verdienste konnen zyn, indien ze niet tot vermindering strekte van de achting die de Kerke altoos voor de aloude Heiligen heeft gehadt -- en indien het waar is dat deeze nieuwe Heiligen waare Heiligen waren. --- Maar 't is te duchten dat de verdienste die men hun bewyst, den Volke van de eerbied aftrekken zal die men aan de aloude Heiligen schuldig is, overzulks zy zich inbeelden dat de nieuwe Heiligen van meer vermogen zyn, en by Godt in hoogen achting staan.’ Men zou 'er niet willen voor instaan dat her Volk, altoos beminnaars van nieuwigheden, met lichtelyk tot deeze ongeregeltheit vervallen mogt. 't Schynt hen toe, dat het met Godt als met de menschen is, en dat de laatst gekomene, van 't Opperwezen als eerste gunsteling moet worden aangezien. De Heer Thiers gelooft dat de Godtsdienstigheit den alouden Heiligen beweezen, gereegelder, zekerder en beter ingestelt is. 't Staat hem vry zich 'er aan te houden: maar men kan hem antwoorden, dat men zonder gevaar deeze aloude Heiligen met den geenen vereenigen mag, die de Paus in de laatste, eeuwen door een plechtiglyke Canonisatie of door andere gewettigde middelen erkentheeft. De Godtvruchtigheit aan de Heiligen beweezen,Ga naar margenoot+ is op hun vermogen gegrondt, 't welk door hunne mirakelen geduurende hun | |
[pagina 340]
| |
leven gedaan, of die na hunne doodt, beweezen word: Dus zyn dan de mirakelen de onwraakbaare getuigen van de Heiligheit der geenen die de PausGa naar voetnoot(a) onder 't getal der Heiligen stelt; nademaal Godt deeze wezentlyke merktekenen van zyn Oppergezag niet mededeelen zoude, dan aan den geenen die door hunne deugdt uitgemunt hebben. Men noemde eertyds alle overnatuurlyke uitwerkzelen, mirakelen, als deeze die den loop der natuur stremden, en de Wetten wederstreefden waarna die werken moesten. Deeze uitwerkselen waren, om zoo te zeggen, een geweld-pleeging de natuur aangedaan: alzoo Godt die niet gedoogde dan om ongemeene redenen, gelyk by voorbeeldt, de vernietiging der dwaling, en de handthaving van den waaren Godtsdienst enz. Wat deeze mirakelen aangaat die het Heidendom eertyds bezigde om de dwaling te verdeedigen, men heeft die in den rang van beguichelingen, bedriegeryen en verblindigen gestelt, waarvan wy geen breeder gewag zullen maaken. Ga naar margenoot+ Sedert eenige eeuwen heeft men een ander drukbeeldt van de mirakelen opgevat. Zy zyn algemeener, min moeielyker en gemeener geworden dan in de tyden der eerste Kerke. Zy hebben opgehouden voor hunne voorwerpen alleen de Godtsdienst en waarheit te hebben: maar in vergelding van dien heeft men zich konnen troosten, te zien hoe de Wetten der natuur worden omgekeert, om aan 't verzoek, 't welk een Heilig aan Godt doet, naar zyn behaagen te voldoen, of om zyne byzondere benoodigdheden te verwerven. Men heeft de vogelsGa naar voetnoot(b) doen zwygen om de Leerredenen der Heiligen aan te hooren, en de visschenGa naar voetnoot(c) uit het water komen, om hunne vermaningen by te woonen. Deeze verandering van het denkbeeldt, met een woordt gezegt, hebben de Heiligen met min moeiten doen bewyzen, dan de gewoonte vereischte. Alle deeze veranderingen zyn noodwendig van een groot getal mirakelen gevolgt geweest, die noch niet opgehouden, en ook niet tot aan 't einde der eeuwen ophouden zullen. Hoe krachtig zich de ongelovigen hier tegen mogen zetten, word echter het geloof der vroome harten nooit uitgeput: 't is een bron die geenzins uitdroogen zal. |
|