Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 325]
| |
Historische verhandeling Over de hedendaagsche godtsdienst-plichten En gewoontens Der Roomsche kerke.
| |
[pagina 326]
| |
schotelen aan, die dan door deezen Heiligen Vader gazegent wierden: Maar nu heeftGa naar voetnoot(a) de Prelaat Sakristyn van den Paus het bewint van de bereiding der Agnus Dei door zyne Kapellanen en Klerken van de Kapel. Het wasch waar van zy die maaken, word van 't overschot der Paasch-Waschkaerssen van 't verleden Jaar genomen, en alzo dit niet verre genoeg strekken kan, verzorgt de Apostolische Kamer het overige. Ga naar margenoot+ Op Paasch DingsdagGa naar voetnoot(b) zegent de Sakristyn het water, en den volgende dag op 't eindigen van de Pausselyke Mis, wyt de Paus, bekleedt met het Hoofdtdekzel, de Albe, een Stool van wit damast met een zilvere kant geboord, en op 't Hoofdt een Myter van Goudlaken hebbende, het water dat de Sakristyn den voorigen dag gezegent heeft. Dit water is in een groote zilvere schotel: de heiliging geschied met de gewoone zegeningen, waar by zyne Heiligheit een gebedt tot Godt voegt, hem biddende de dingen te heiligenGa naar voetnoot(c) die de zonden uitwisschen enz. Vervolgens neemt de Paus van den Balzem, giet die kruisgewys in 't water, en voegt 'er insgelyks de Zalfoly kruisgewys by. Dit alles geschied onder de telkens herhaalde gebeden tot Godt. Daarna keert hy zich naar de Agnus Dei,Ga naar voetnoot(d) zegent die, bewierookt ze en bidt Godt dezelve zodanige krachten te verleenen, als hun gemeenlyk worden toegeëigent. Een tweede en derde gebedt volgt hier op, waar na de Heilige Vader in een voor hem geplaatsten Armstoel zitten gaat,Ga naar voetnoot(e) met een handdoek voor gedaan, en hebbende den Myter op 't hoofdt, neemt hy de Agnus Dei de een voor en den ander na, door de Kamerlingen hem in zilver vergulde schotelen toegereikt, en werpt ze in 't Wywater, waar uit die de Kardinalen, met de fyne linne Albe bekleed, aanstonds weder met een, tot dit gebruik dienende, lepel uitneemen. Haare Eminentiën brengen deeze Agnus Dei op een tafel met een wit laken gedekt, en droogen ze aldaar met een handtdoek die zy als een voorschoot voor 't lyf hebben. De Noodhelpende Prelaten schikken de zelve op deeze tafel in orde, alwaar men die wel droogen laat. Nadat de DoopingGa naar voetnoot(f) der Agnus Dei geëindigt is, staat de Paus op en bidt een gebedt tot den H. Geest om de Zegening over de zelven te erlangen; gelyk hy insgelyks tot Jesus Christus doet; waarna men ze weder in de schotels legt, en zyne Heiligheit vertrekt met de Kardinalen, die hemGa naar voetnoot(g) hier in ten dienst zyn geweest, om met hun het middagmaal te houden. Men hervat deezen arbeidt den volgenden Donderdag, en men vervolgt 'er in, tot dat alle de gemaakte Agnus Dei gezegent zyn. Deeze arbeidt eindigt altoos gemeenlyk op Vrydag; en deeze Plechtigheit word in 't byzyn der Afgezanten en veele Vreemdelingen verricht, die nieusgierig zyn deeze dooping der Agnus Dei te zien. Op den naastvolgenden Zaturdag, een dag waarin men de Agnus Dei in de Kapel voorzet, word de Mis door een Kardinaal Priester gezongen. De Paus woont de zelve in zyn Pausselyk gewaadt by. ‘Ga naar voetnoot(h) Wanneer men het Agnus Dei gezongen heeft, een Apostolische Onder-Diaken in zyn Plechtgewaadt gekleed en van den Kruisdrager, van twee Waschkaersdragers den Wierookvatdrager voorgegaan, ontfangt uit handen van 's Pausen Sakristyn een zilvere schotel met Agnus Dei, nieuwelyks gezegent en in Chineesche Kattoene Wol van verscheiden verwen, gewonden. De Onder-Diaken word van een Klerk der Plechtigheden en van twee Kapellanen in hunne Koorgewaaden gevolgt. Wanneer zy aan de deur van de Kapel gekomen zyn, knielen ze; de Onder-DiakenGa naar voetnoot(i) zingt met luider stemme deeze woorden in gebroken Latyn:Ga naar voetnoot(k) Heilige Vader hier zyn de nieuwe Agnus Dei, die gy verkondigt hebt, Halleluja. Onlangs hebbenze uit de Fontyn van 't gezegent water gedronken. Zy zyn nu zeer verlicht; Loof den Heere. Hier op antwoordt het Koor in Muzyk: Godt zy gezegent, Halleluja. De Muzyk geëindigt zynde, staat de Onder-Diaken wederop en vervolgt zynen weg. Aan de deur van 't afschutsel van de Kapel gekomen, herhaalt hy de reeds gemelde woorden; en insgelyks voor de derdemaal, wanneer hy voor den Pausselyken Troon gekomen is en zich voor St. Pieters voeten nederknielt, die hem zittende en ge- | |
[pagina *24]
| |
Verklaring Van de Nevenstaande afbeelding. de krachten, van 't agnus dei, Bestaande uit een mengzel van den Heiligen Oly, Balzem en zuiver Wasch; getrokken uit het Boek, Ceremoniaal genoemt, alwaar van de Zegening van 't zelve gesproken word, en waarvan men de volgende woorden op 't einde dusdanig opgetekent vind.Men leest 'er hoe Paus Urbanus de V. aan den Griekschen Keizer drie Agnus Dei, met dit Vaers, en de volgende woorden zond. 't Kan des donders kracht bedwingen;
't Wast de Zonden zuiver af;
Felle brandt zal nooit doordringen,
Noch geen water zyn uw graf.
't Hoed' u voor een schielyk sterven;
't Dryft de Duivels op de vlucht,
En 't doet 's vyandts toeleg derven.
't Baart geen moeder ongenucht'
Voor haar kindt, belaan met zorge.
Als gy arbeidt, zwoegt en woelt,
Zy de voorspoedt u als borge
Van 't genot, waar op gy doelt.
Schoon 't gestel is klein van deelen,
't Kan u van veel kommer heelen.
Het Gebedt 't welk de Paus by de Zegening van 't Agnus Dei doet
Dat het de Zonden uitwissche, dat men vergeeving verwerve, en de genade deelachtig worde. Dat de Christenen het aanraakende en beschouwende, om Godt te looven mogen aangemoedigt worden. Dat het geruisch van de lucht, de hagel, sneeuw en 't onweêr, de hevige winden en donderslagen verzacht worden en gestilt. Dat de booze Geesten voor den Heilzaamen en Zegenryken Standaardt van 't Kruis, 't welk 'er op afgebeeldt is, verschrikken en wegvluchten. Dat den Draager gesterkt zy tegen de beguichelingen, bedriegeryen, listen en loosheden van den Duivel en de booze Geesten. Dat geen storm, noch ongeval, noch pestlucht, noch verwoesting, noch vallende ziekte, noch geene plaagen, en zeestormen, geen vuurs-noodt noch andere tydelyke rampen, niet beschadigen konnen, verdelgen noch benadeelen, den geenen die het Godtsdienstiglyk draagen zullen. Dat de moeder in 't kraambedt voor ongeval bewaart zy. Dat alle die het draagen, geduurig buiten gevaar zyn; dat ze geen ongeluk te vreezen hebben; dat zy voor geene schimmen beducht zyn; dat geene geweldpleeging des Duivels hen niet schaaden; dat zy van de menschen niet konnen bedroogen worden; dat zy geene gevaaren van vuur, blixem, storm en onweêr onderhevig zyn; en dat de zwangere vrouwen zonder smerten baaren, en voor allen ongeval en gevaar zyn bevryt.
Te Rome, by den Drukker van de Apostolische Kamer. 1662. Met toestemming der Geestelyke Overheden
A. Een naaukeurig afschrift van 't gedrukte papier, 't welk de Paus by de Agnus Dei geeft, zynde een soort van wasch gedrukte gedenkpenning, verbeeldende een Lamgelyk men by de letter B. ziet, en deeze Gedenkpenning heeft ter andere zyde eenig Afbeeldzel van een Heilig. C. De Wapens van Paus Alexander den den VII., die het oorspronkelyke van 't gemelde afschrift A. verleent heeft. D. Het Scapulier. E. De Rozekrans of Paternoster uit 15. tienlingen bestaande. F. Een gemeene Paternoster, met versiert. G. Een Ring waarvan zich de Malthezer Ridders bedienen om hunnen Rozekrans te bidden; de Roos die 'er boven op is, wyst den weg aan met een klein zwart stipje op de 15. Syferletters rondom de zelve, en het getal der tienlingen reeds gemeldt. H. Een Tienling om den Paternoster te leezen. I. Het Broodt van Sta. Genevieve, of een soort van beschuit, 't welkde Geestelyken van Sta. Genevieve voor de koorts uitdeelen. K. Een gezegende kopere gedenkpenning die de Zusters der Liefdadigheit te Parys aan haaren Paternoster draagen, om haaren maagdelyken staat te bewaaren. | |
[pagina *25]
| |
No 31
A. Copie exacte de la feuïlle jmprimée, que le Pape donne avec les Agnus Dei, qui êst une espece de medaïlle de cire, representant un Agneau comme on le voit a la lettre B. cette medaïlle a pour revers l'jmage de quelque Saint. C. Les Armes du Pape Alexandre VII. qui a donné l'original de la susditte feuïlle A. D. Le Scapulaire. E. Le Rosaire, Chapelet composé de 15. dixaines. F. Chapelet ordinaire, enrichi de Reliques &c. G. Bague dont les Chevaliers de Malthe, se servent pour dire leur Rosaire, la Rose qui êst au dessus, tourne à ressort, et marque avec le petit point noir sur les 15. chifres qui sont autour, le nombre des dixaines, deja dites. H. Dixaine pour dire son chapelet. I. Pain de Ste. Genevieve, ou espece de petit biscuit sec, que les Religieux de Ste. Genevieve distribuënt pour la fievre. K. Medaïlle Benite, de Cuivre que les soeurs de la charité à paris, portent à leur chapelet, pour conserver leur virginité. | |
[pagina 327]
| |
mytert ontfangt. Wanneer men met het Kruis inkomt, staat hy met de geheele Vergadering middelerwyl op: maar herstelt zich eerlang. Wat de Onder-Diaken aangaat, hy blyft voor zyne Heiligheits voeten geknielt, terwyl hy de Agnus Dei op de volgende wyze uitdeelt. Ga naar margenoot+ Twee Auditeurs neemen een Handtdoek die zuiver en wit is, en bieden de zelve twee Noodhelpende Cardinalen Diakenen aan, die het over de kniën van zyne Heiligheit spreiden. De beide Auditeurs houden geknielt beide de einden van deezen handtdoek, terwyl het Gewyde Genootschap in de milddadigheden ven den Heiligen Vader deel neemt. Haare Eminentiën bieden, na de gewoone betuigingen van eerbiedt en achting, den Paus hunne omgestolpte gehoorende Myters aan, alsdan legt zyne Heiligheit van deeze Gewyde Agnus Dei in de gehoornde bonnetten zoo veel als 't hem behaagt.Ga naar voetnoot(a) Eertyds gaf hy niet dan drie der zelve voor ieder Lidt van 't Genootschap, twee aan andere Prelaten, een aan de overige Geestelykheit, enz. Haare Eminentiën kussen veders de handt en knie van den Heiligen Vader. Nadat de uitdeeling der Agnus Dei aan de Kardinalen en overige Geestelyken is gedaan, naderen de Afgezanten en andere voornaame Persoonaadjes met hunne witte Handtdocken, om mede beurtsgewys deel aan deeze Geestelyke weldaaden te hebben. De Heilige Vader handelt deeze zyne laast gekomene kinderen een weinig min milddadig dan de anderen. Nochtans deelt hy hun in hunne Handtdoeken een tamelyk gedeelte van Agnus Dei om. De Uitdeeling geëindigt zynde, wast de Paus zyne handen, het Gewyde Genootschap legt de Plechtgewaaden af, de Dienstdoende Bisschop keert weder naar 't Autaar, enGa naar voetnoot(b) de Mis door een tweevoudig Helleluja geëindigt zynde, geeft St. Pieter den zegen aan zyne kinderen met een afkundiging van veele Aflaaten. Het Roomsch Ceremoniaal zegt, dat eertyds de Pausen op 't eindigen van den maaltydt een schotel van Agnus Dei gevult, lieten op de tafel brengen, die zy aan 't Apostolisch Hof uitdeelden. ‘Al de overgebleeven Agnus DeiGa naar voetnoot(c) vanGa naar margenoot+ een groote meenigte die gezegent waren, worden door den Prelaat, Meester van 's Pausen Kleerkamer bewaart.... Deeze Prelaat, deelt die dagelyks op zekere uuren den Pelgrims en Vreemdelingen, die zulks begeeren, uit. Door een Inzetting van Paus Gregorius den XIII. van den Jaare 1572. is den geenen verboden, die geen Gewyde Orde ontfangen hebben de Agnus Dei aan te raaken, indien niet by zekere ongemeene toevallen zulks vereischt wierd, en om hier in op het naaukeurigste te voorzien, heeft hy den Wareldlyken geboden zorge te draagen, om de zelve in glas of kristal besloten te houden, of wel in andere doorschynende stoffen; en dat de vermogende die met eenige dierbaare stoffe van borduurwerk moesten bekleed hebben, doch zodanig dat de Agnus Dei altoos van eene zyde, gelyk in een Reliquikasje, kon bezien worden. Insgelyks is 't door de zelfde Inzetting verboden van ze te schilderen, en zulks onder straffe van den Ban. Overmits de witte verwe van 't wasch, waaruit deeze Afbeeldzels in verheven beeldwerk bestaan, door deezen Paus de genoegzaamste van alle geoordeelt wierd, die men 'er zoude toe konnen bezigen... om het onbevlekt Lam Godts te verbeelden. Zodanig zyn de uitdrukzelen, waar van de Pausen zich van Gregorius den XIII. tot nu toe bedient hebben... van de wonderwerkende uitwerkzelen der Agnus Dei spreekende.’ Wat de oorsprong deezer PlechtigheitGa naar margenoot+ aangaat, is deeze.Ga naar voetnoot(d) In de eerste eeuwen der Kerke gaf men den nieuwen Doopeling een klein Afbeeldzel van Wasch, die Jesus Christus onder de gedaante van een Lam verbeeldde. De Catechumenen of Eerstelingen in 't geloofGa naar voetnoot* droegen 't om den hals hangende. Deeze gewoonte schynt wegens de Amuletes of Bewaarmiddelen der aloude Heidenen opgevolgt te zyn. By | |
[pagina 328]
| |
de Romeinen hing men den jongen kinderen het Afbeeldzel van een hart en zelfs van een zeker gedeelte van 's menschen lichaam om den hals. Beide deeze soorten van Bewaarmiddelen waren zinnebeelden van moedt en mannelyke kracht. De Christenen, als Leerlingen van een beter Meester, eigenden aan deeze Afbeeldzels de gedaante van 't Lam, 't welk het zinnebeeldt van needrigheit en gedult is. De aloude Heidenen eigenden aan de Afbeeldzels, die zy BullaeGa naar voetnoot* noemden, de kracht van bezweeringen, betoveringen en meer andere ongelegenheden te bevryden toe, waar voor 's menschen leven blootstondt. Men gaf vooral den Jongen kinderen deeze Bulloe, naardien hunnen zwakken ouderdom meer dan de manbaare jaaren in gevaar stondt. Hierom is 't dat men nu mede in acht neemt om den kinderen van Agnus Dei en Scapulieren te verzien. |
|